1 van 3 41 Waar denk je aan? (1) 1 Werk in tweetallen. Waar denk je aan bij...? Vertel om beurten waar je aan denkt. Schrijf het op één blaadje. Ieder schrijft met een andere kleur.
2 van 3 41 Waar denk je aan? (2) 2 Antwoorden vergelijken in viertallen. Wissel de antwoorden uit met een ander tweetal. Om beurten iets noemen van je blaadje. Schrijf nieuwe dingen op je blad erbij in een andere kleur.
3 van 3 41 Waar denk je aan? (3) 3 Nieuwe situaties bedenken. Probeer nog een paar nieuwe situaties te bedenken. Schrijf deze onderaan het blaadje. 4 Reflectie. Met elkaar vullen we een woordweb op het bord. Elk viertal noemt een situatie die nog niet genoemd is.