§2.2 Hoe spaar je? In deze PowerPoint-presentatie leer je over: Sparen Rente Inflatie © Noordhoff Uitgevers 2011
Sparen Sparen: een deel van je inkomen niet uitgeven Spaarmotieven: redenen om te sparen Voor een doel: bijvoorbeeld over twee jaar een scooter Uit voorzorg: bijvoorbeeld voor een wasmachine die kapot kan gaan Voor de rente © Noordhoff Uitgevers 2011
Rente Rente: beloning voor het sparen Variabele rente: het rentepercentage kan veranderen. Internetspaarrekening: hier krijg je een hogere rente dan bij een gewone spaarrekening. Spaardeposito: groot bedrag dat je voor langere tijd vastzet. Je kunt het geld niet gebruiken, maar krijgt er meestal wel een hogere rente voor. © Noordhoff Uitgevers 2011
Rente Rentebedrag = rentepercentage x spaarbedrag x jaren Bijvoorbeeld: Renske heeft € 200 op een spaarrekening staan. De bank vergoedt 2% rente. Rente na 3 jaren = 2% x € 200 x 3 = € 12 © Noordhoff Uitgevers 2011
Inflatie Inflatie: algemene stijging van de prijzen Als gevolg hiervan kun je later voor hetzelfde bedrag minder kopen. Oftewel: de koopkracht van geld wordt minder. © Noordhoff Uitgevers 2011