Postmoderne poëzie
1. Inleiding
Pomo als scheldwoord Ontstaan: Verenigde Staten, eind jaren ’50 “lage cultuur” “cultuurrelativisme”
Pomo als scheldwoord Ontstaan: Verenigde Staten, eind jaren ’50 “lage cultuur” “cultuurrelativisme” In de loop van de jaren zeventig: invloed Amerikaanse & Franse filosofen (o.a. Jacques Derrida (1930 – 2004) en zijn “deconstructionisme” ) “intellectualistisch”
Pomo als toverwoord wordt overal voor gebruikt "vaag”
VL versus NL NL: bijna geen pomo manifesten, afstand van het etiket "postmodern" VL: minder reserve, meer manifesten / theoretischer, academischer O.a. Dirk van Bastelaere en Erik Spinoy Het tijdschrift R.I.P. (1982) Twist met ons (1987) Yang (1964 – heden) versus meer toegankelijke poëzie (bijv. Herman de Coninck)
Pomo volgens Vaessens & Joosten De AUTEUR staat centraal De TEKST staat centraal (mo) De LEZER staat centraal (pomo)
Pomo volgens Vaessens & Joosten Thomas Vaessens en Jos Joosten, Postmoderne poëzie in Nederland en Vlaanderen (2003) Modernistische leesstrategie – vooronderstellingen: De tekst is coherent, vertoont samenhang De tekst representeert een subject De tekst is authentiek en een bron van bijzondere kennis Postmoderne gedichten dwarsbomen die vooronderstellingen
Pomo volgens Vaessens & Joosten Postmoderne leesstrategie / deconstructie: blootleggen van het spel van verglijdende betekenissen tonen van mogelijkheden, tegenspraken en dubbelzinnigheden
Het postmoderne discours versus “Grenzen” ontmaskeren, blootleggen, verleggen, openbreken, ongedaan maken, vernietigen, in vraag stellen, bekritiseren, ironiseren,… “Binaire opposities” (wit – zwart / goed – slecht / mooi – lelijk / man – vrouw / zelf – de ander (“de Ander”) / mens – dier /hoge cultuur – lage cultuur /...)
Het postmoderne discours versus INTER- Intertekstualiteit Intermedialiteit
Het postmoderne discours versus ANTI-/DE-/DIS- Anti-essentialisme Destructie/deconstructie chaos, wanorde Disseminatie “différance” nevenschikking, opsomming Discontinuïteit Fragmentatie Versplintering, “versplinterd ik CON- Essentialisme Constructie orde, samenhang Eén betekenis 1 taalteken => 1 betekenis metafoor Continuïteit
Het postmoderne discours versus MEER-/POLY-/MULTI- Meerzinnigheid Polyinterpretabiliteit Eclecticisme ÉÉN Eenduidigheid
Voorbeeld Peter Verhelst […] Nein. Er wil geen orde zijn, vertelt de lichtkrant, willekeurig splitst het mozaïek zich op en genereert een eindeloze ketting van wat mogelijk/onmogelijk kan zijn terwijl we dankbaar knikken knikken Verhemelte (1992)
2. Dirk Van Bastelaere
Dirk Van Bastelaere (1960) Betrokken bij R.I.P. en Twist met ons Tegen o.m. de nieuw-realistische poëzie “de theoreticus van de postmoderne poëzie” Interteksualiteit (hoge en lage cultuur), scepticisme, ironie, versplintering, metapoëzie... De voorbode van iets groots (2006)
2. Arjen Duinker
Arjen Duinker (1956) Postmodernisme? Weinig of geen poëticale stellingnames Misschien vier vergelijkingen (2002) Nevenschikking, opsomming => Geen eenheid/coherentie => Fragmentarisme Niet één stem, maar meerdere
Arjen Duinker (1956) KLIMOP! ER GROEIT KLIMOP! ik ben ver weg geweest ER GROEIT KLIMOP TEGEN DE MUUR! OOOH! ZO GROEN! Rode oever (1988)