7.6 Fut. contractum. p. 158
a 1. lu-s-w 2. lu-s-o-men 3. lu-s-e-te 4. lu-s-ein 5. lu-s-wn
b 1. om met een steen te treffen (fut. contr.) 2. nadat ze m.e.s. getroffen hebben/hadden 3. terwijl ze m.e.s. treffen/troffen
4. ik zal niets melden (fut. contr.) 5. hij zal niet antwoorden (fut. contr.) 6. waar dansen ze? 7. we zullen niets zeggen (fut. contr.)
8. we zijn nooit radeloos 9. wanneer zullen we sterven? (fut. contr.)
oef. g (reserve) 1. ze zullen me verdacht maken (fut. contr.) 2. terwijl ze daar blijven/bleven 3. hij zal alles verwoesten (fut. contr.) 4. hij zal niets zeggen (fut. contr.)
5. wat zoeken ze? 6. dat weten jullie niet 7. hoe zullen we sterven? (fut.contr.) 8. aan wie zullen we dat melden? (fut. contr.) 9. ze zullen zich nooit schamen (fut. contr.)
d 1. pres. ik werp / fut. / ik zal werpen 2. fut. hij zal melden pres. hij meldt 3. fut. van levgein : om te zeggen aor. van evjresqai : nadat ze gevraagd hebben/hadden
4. ind.: jullie zullen werpen opt.: jullie zouden werpen 5. fut.: om te melden aor.: nadat hij gemeld heeft/had 6. conj. aor. : we reinigen ind. fut.: we zullen reinigen 7. fut.: om te werpen/treffen aorist: nadat ze geworpen hebben/hadden
8. ind. fut. van levgein : ik zal zeggen - conj. aor. van ejresqai : ik vraag 9. presens: terwijl ze melden fut.: om te melden 10. aorist: ze zijn gestorven fut.: ze zullen sterven