Bienvenue à tous
Qu’est-ce qu’on va faire? Une image (plaatje) Woordjes Unité 2 overhoren (mon collège – dans) Het bezittelijk voornaamwoord Oefenen met het bezittelijk voornaamwoord Huiswerk * leren: bezittelijk voornaamwoord * maken: schema bezittelijk voornaamwoord * herhalen: vocabulaire blz 100 (=mon collège – dans)
de kat = le chat de muis = la souris
Welk woord hoort bij welk plaatje? un livre une piscine aimer un ordinateur une cour de récréation un professeur
Het bezittelijk voornaamwoord mon père - mijn vader ma mère - mijn moeder mes frères - mijn broers
Het bezittelijk voornaamwoord Mannelijk enkelvoud Vrouwelijk enkelvoud Meervoud
Mannelijk enkelvoud mon père ton père son père notre père votre père leur père mijn vader jouw vader zijn/haar vader ons/onze vader jullie/uw vader hun vader
Vrouwelijk enkelvoud ma mère ta mère sa mère notre mère votre mère leur mère mijn moeder jouw moeder zijn/haar moeder ons/onze moeder jullie/uw moeder hun moeder
Meervoud mes parents tes parents ses parents nos parents vos parents leurs parents mijn ouders jouw ouders zijn/haar ouders ons/onze ouders jullie/uw ouders hun ouders
Het bezittelijk voornaamwoord Mannelijk (le-woord) Vrouwelijk (la-woord) Meervoud (les-woord) mijn mon ma mes jouw ton ta tes zijn/haar son sa ses ons/onze notre nos jullie/uw votre vos hun leur leurs
Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in Mannelijk Le-woorden 1. mijn computer = _______________ ordinateur (m) 2. ons boek = _______________ livre (m) mon notre Vrouwelijk La-woorden 3. mijn zwembad = _______________ piscine (v) 4. hun kantine = _______________ cantine (v) ma leur Meervoud Les-woorden 5. mijn kleren = _______________ vêtements (mv) 6. uw kinderen = _______________ enfants (mv) mes vos
Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in 1. Haar kat = ______ chat (m/v/mv) 2. Ons zwembad = _____ piscine (m/v/mv)
Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in 3. Jouw huis = _________ maison (m/v/mv) 4. Hun kinderen = _______ enfants (m/v/mv)
Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in 1. haar kat = son chat 3. jouw huis = ta maison 2. ons zwembad = notre piscine 4. hun kinderen = leurs enfants
het woord wat er achter staat: mannelijk / vrouwelijk / meervoud Bij het invullen van een bezittelijk voornaamwoord letten we op twee dingen: het woord wat er achter staat: mannelijk / vrouwelijk / meervoud de vorm welke je moet invullen mijn – jouw - zijn/haar - ons/onze - jullie/uw - hun
Het schema Mannelijk woord: ___________ Vrouwelijk woord: Mannelijk woord: ___________ Vrouwelijk woord: Meervoud woord: mijn jouw zijn/haar ons/onze jullie/uw hun
Les devoirs (huiswerk) leren: het bezittelijk voornaamwoord maken: schema invullen (achterkant werkblad) 1 mannelijk woord 1 vrouwelijk woord 1 meervoud woord voca blz 100, mon collège – dans (= herhaling)