Energie en vocht bij Wintersporten Floris Wardenaar, MSc. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Lectoraat Sport, Voeding en Leefstijl Voorzitter Nederlandse Vereniging Sportdiëtetiek
Vancouver, 26 m above sea level Richmond, sea level Whistler, m above sea level
Pacific Coliseum Cypress Mountain The Whistler Sliding Centre Richmond Olympic Oval
Extreme kou verhoging thermogenese - rillen (2,5 x stijging TE) - CHO (6x stijging)
Zoek de verschillen...
Olympische ‘medaille’ winterdisciplines (Nederland) Schaatsen – lange baan – shorttrack Bobslee – 4 mansbob – 2 mansbob Snowboarden – halfpipe – parallel slalom
Taken van de sportdiëtist Optimaliseren voedingsstatus Hanteren van evaluatie tools (anamnese, antropometrie) Individuele voedingsplannen/ begeleiding voor landtraining en ijstraining – trainingsfase – wedstrijdfase Voorlichting over energiebalans, koolhydraatbeschikbaarheid en vochtbalans – atleet en coach Contact met hotelkeukens en aandacht voor voedselbereiding thuis
Energie bij Schaatsen (Ekelund, 2002) Energieverbruik van schaatsers – zomer (landtraining): kcal – winter (ijstraining): kcal Gemiddeld: 1650 kcal Energieverbruik hoog tijdens: – intensieve trainingen – trainingen met groot volume
Koolhydraatinname tijdens trainingsperioden Glycogeendepletie hoog tijdens ijstrainingen (Green, 1978) Positie beinvloed bloedtoevoer (Foster en de Koning, 1999) – anaerobe glycolyse Koolhydraatinname dient te varieren (Burke, 2007) – 8-12 gram/ kg bij zware dagen groot volume (fietstrainingen) hoge intensiteit (land- en ijstrainingen) – 6-8 gram/ kg bij lichte dagen ijstrainingen mbt techniek hersteldagen voor competitie indien trainingsvolume lager is
Vochtinname (Burke, 2007) Hypohydratie gerapporteerd bij 5-10ºC (Rintamaki et al., 1995) Hypohydratie leidt niet tot ↓ thermoregluatie, maar wel tot dehydratie en prestatieverlies Koude, diepe positie en kleding – minder te drinken (toiletbezoek is onhandig ) Advies – ml/ uur (individuele verschillen) – 6-10% dorstlesser (Costill en Hargreaves, 1992)
Verhogen van koolhydraatconcentratie voordelig in koude omstandigheden? (Febbraio et al., 1996a)
Vocht- en koolhydraatinname rondom ijstraining (Burke, 2007) Vooraf – 5 ml dorstlesser/ kg lichaamsgewicht Intensieve ijstraining – koolhydraten 30 gram per uur Herstel – koolhydraten (glycogeenvoorraad) evt in combinatie met eiwit-> spiersynthese (Rasmussen, 2000) – hersteldrank/ maaltijd
Energie- en koolhydraatinname tijdens competitie (Burke, 2007) Energieverbruik lager tijdens competitie – energie- en koolhydraatinname beperken – volledige glycogeenvoorraden zijn overbodig extra gewicht lactaat accumulatie (?) Koolhydraatinname – 7-8 gram/ kg lichaamsgewicht 2 races per dag inclusief w-up en coolingdown – vooraf 8-10 gram/ kg lichaamsgewicht bij 2-3 racedagen
Bobslee Start is essentieel (sprint) – glycogeenstapelen heeft geen negatief effect op sprintsnelheid op de fiets (Wootton en Williams 1984) 6 secondensprint? Zwaarder lichaamsgewicht geeft meer snelheid – lichaamssamenstelling – creatine – vocht Vaak schuiven met maaltijden (gekke daalmomenten) – hersteldrank/ maaltijdvervanger Gevoelstemperatuur -30ºC geen uitzondering
Snowboarden Energieverbruik neemt toe bij het aantal meters Koolhydraatbehoefte –groot anaeroob aandeel –afkoeling: rusten, zitten in de lift, lopen naar de start 7-10 gram/ kg lichaamgewicht slalom: 10 gram/ kg vooraf (ivm meerdere runs) –koolhydraatdepletie onwenselijk (coordinatie) Vochtinname –vaak afhankelijk van toiletfaciliteiten/ dorstgevoel ml per uur 5-8% dorstlesser –lopen ipv lift: toeslag van 250 ml extra ↑ koolhydraten
Ontwikkeling van nieuwe producten? Dorstlessers met een gunstige verhouding koolhydraten en electrolyten voor koude omstandigheden – koolhydraatmix (glucose, fructose) – eiwit (hydrolysaten, losse aminozuren) Cafeϊne en het effect op warmteproductie? (Graham et al. 1991) Warme sportdrank (bobslee?)
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Instituut voor Sport en Bewegingsstudies/ Paramedische Studies Kapittelweg 33, Nijmegen Floris Wardenaar, MSc., sportdietist