Grammar 4.2 Will, shall & to be going to Weet je nog? Will / shall geeft aan dat iets in de toekomst gaat gebeuren. Shall gebruik je in een vraag bij “I” en “we” wanneer je iets voorstelt. Kijk nog eens goed naar de volgende voorbeelden. It will rain. I will see you later. (I’ll see you later) Will he be late for school? She will take your orders. (She’ll take your orders) Shall I take your orders?
Grammar 4.2 Will, shall & to be going to Als iets van tevoren is gepland gebruik je in plaats van will/shall een vorm van be + going to + het hele werkwoord Van tevoren gepland: Onderwerp + am/is/are + going to + het hele werkwoord I am going to sing a song at the pub tomorrow. She is going to do her homework this evening. They are going to talk with the headmaster next week.
Exercise Vul in: Kies uit “will” – “shall” of een vorm van “to be going to” I … (fly) to Italy tomorrow. I … (see) you later. … he (call) us when he arrives? … we (go) home now? They … (play) a soccer match in Barendrecht tomorrow. Susan and Bart … (do) their homework together this evening. When I win the lottery I … (be) rich. 1. gepland -> am going to fly 2. niet gepland -> will see 3. niet gepland -> will (he) call 4. vraag (voorstel) met “we” -> shall (we) go 5. gepland -> are going to play 6. gepland -> are going to do 7. niet gepland -> will be