4.2 de sociale kwestie.
De trek naar de stad Industrialisatie: arme boeren trekken van het platte land naar de stad.
Een veranderende samenleving In een aantal Europese landen ontstond zo een industriële samenleving. Door uitbreiding van de handel en transport kwamen er ook meer banen in de dienstsector, doktoren, ambtenaren, leraren.
De stinkende stad De steden konden de snelle groei niet aan Slechte leefomstandigheden. Veel besmettelijke ziektes.
Arm en rijk De verschillen tussen arm en rijk waren erg groot. Klassenmaatschappij, tot welke klassen je behoorde hing af van je beroep en bezit pas daarna van je afkomst.
1e klasse: Burgers bv fabriekseigenaren, bankiers. 2e klasse: Middenklasse bv advocaten, docenten 3e klasse: Arbeiders bv geschoolde- ongeschoolde arbeiders
Kapitalisten en arbeiders In de fabrieken hadden de werkgevers en werknemers geen persoonlijke band. De fabrikant wilde zo veel mogelijk winst maken. Lonen waren laag, werkdagen lang, omstandigheden gevaarlijk. Door samen te werken konden arbeiders iets bereiken vakbonden.
Kinderarbeid Arbeiders- en boerenkinderen hadden altijd al gewerkt. Vanaf 1850 vind men dit ongezond en gevaarlijk.
1874 ‘ kinderwetje van Van Houten’.
Sociale wetten Men beschreef de slechte leefomstandigheden = sociale kwestie. Veel mensen gingen zich beseffen dat de arbeiders het erg zwaar hadden. Vanaf 1889 komen er sociale wetten. Vanaf 1900 krijgen de arbeiders het langzaam beter.