Veranderingen rond 1500 (filmpje) Bij het kaken worden met een speciaal mesje de kieuwen en de ingewanden van de (nog niet geslachtsrijpe) haring verwijderd, op de alvleesklier na. Enzymen uit de alvleesklier laten de haring 'rijpen'. 'uitvinder' Willem Beukelszoon. Voorafgaand aan het kaken schijnt men haring ongekaakt te hebben gezouten en verpakt in tonnen. Dit heeft mogelijk bijgedragen tot de onjuiste aanname dat gezouten haring dús gekaakte haring zou zijn. Dit zouten van haring, zonder haar voorafgaand te hebben gekaakt, werd het 'steuren' genoemd. Zoveel is duidelijk dat men het kaken in de loop van de 14de eeuw is gaan toepassen. Men kent de bezigheid toe aan de toenmalige gebieden waarin de haringvisserij actueel was, namelijk Vlaanderen en Zeeland. In hoeverre dit toen al aan boord van schepen plaatsvond, blijft onbeantwoord; gezien de geringe omvang van de toenmalige vissersscheepjes lijkt het aan boord kaken van de vangst onwaarschijnlijk.
Veranderingen: buskruit Buskruit: een uitvinding die nog steeds van kracht is Buskruit is een van de belangrijkste uitvindingen ooit. Reeds in de 10e eeuw ontdekten de Chinezen de juiste chemie tussen zwavel, houtskool en salpeter om vlammend wapentuig mee te maken. De lichtspektakels waarmee dat gepaard ging, leidden bovendien tot de ontwikkeling van prachtig siervuurwerk. Vanaf de 13e eeuw vond het kruit - waarschijnlijk via de befaamde Zijderoute - zijn weg naar Europa. In de daaropvolgende eeuwen ontwikkelde men in West-Europa de eerste militaire toepassingen van buskruit. Het ging een steeds belangrijker rol spelen op het slagveld en tijdens belegeringen en heeft de geschiedenis van de oorlogvoering ingrijpend en blijvend beïnvloed. Dat wapens vanaf een steeds grotere afstand konden worden afgevuurd, maakte de oorlogvoering bovendien anoniemer. Buskruit maakte ons in de 17e en 18e eeuw groot op de wereldzeeën, waar de met kanonnen bewapende schepen de Europese dominantie afdwongen. Het woord salpeter komt van de Latijnse woorden sal (zout) en petra (stenen), zout van steen, omdat het zout oorspronkelijk van de stenen rondom mestvaalten geschraapt werd. Vroeger zal het salpeter voornamelijk uit kalksalpeter hebben bestaan, calciumnitraat, mogelijk vermengd met ammonsalpeter, ammoniumnitraat. Salpeter is een middenzout dat in de natuur in helder witte kristallen voorkomt. Dit zuivere salpeter, dat o.a. in Zuid-Amerika, China, India en Spanje in rotsspleten en grotten wordt gevonden, is wat bitter en prikkelend van smaak. Ook in de wat koudere streken van Europa, waar het donker en vochtig is, werd wel salpeter aangetroffen in de vorm van kleine, draderige kristallen, maar de hoeveelheid was vrij gering. Door zijn schaarste was salpeter tot 1380 in Europa peperduur[18]. Daarom ging men over tot het kunstmatige wijze kweken van salpeter in salpeterbedden. Deze bedden bouwde men op uit dierlijke uitwerpselen, plantenafval, kalkhoudende aarde en as[19]. Het gevormde bed moest regelmatig worden omgespit en met urine worden begoten. Om uitdroging te voorkomen werden de salpeterbedden meestal van een lichte kapconstructie voorzien. De Bakermat van de salpeterplantages was Frankfurt, maar ook in Zwitserland, Pruisen en Malta vond er winning plaats. Zwavel is een geelachtige delfstof die veelvuldig in de nabijheid van vulkanen voorkomt en werd waarschijnlijk rond 1250 v.C. door de mens ontdekt. Het geeft aan het buskruit de nodige vastheid en duurzaamheid terwijl zijn olieachtige hoedanigheid het korrelen van het buskruit bevordert. De ruwe zwavel is meestal verbonden met verschillende metalen als ijzer en koper en met een aantal zure en zouten[48]. Men vindt zwavel in de natuur in 3 verschillende toestanden: zwavelzure toestand (vb. gips), in zwavelhoudende metalen (vb. pyriet), en zuivere toestand. Lagen van zuivere zwavel in Europa waren vooral in Sicilië te vinden, maar ook in Spanje, Roemenië, Polen en Zweden, waar de zwavel zich dikwijls heeft afgezet tegen de zwavelhoudende rotsen[49]. Naast zwavelontginning in mijnen werd zwavel ca. 1540 n. Chr. in Europa. in dagbouw gewonnen[50]. Het 3de en laatste bestanddeel van het buskruit is houtskool die aan het kruit de vereiste snelle verbranding geeft die nodig is voor de ontbinding van het salpeter. Om deze snelle verbranding te kunnen verkrijgen, was het noodzakelijk dat de houtskool bereid werd uit witte harsloze houtsoorten met een zo gering mogelijk soortelijk gewicht zoals bv. de wilg, hazelaar, populier, els of linde[56].
De uitvinding van buskruit De uitvinding van het buskruit of ‘polvere pirica’ is geïnspireerd op de Pirotechnia van Biringuccio (1540). Drie stadia in de ontdekking en het gebruik van buskruit zijn voorgesteld. De ontdekking van de explosieve stof door de legendarische Zwitserse alchemist Nero Bertoldo (13-14de eeuw) is voorgesteld in de lunet. Het productieproces van kanonnen op de voorgrond, waarbij verschillende types zeer realistisch weergegeven zijn. In de rechterbovenhoek wordt de vernietigende kracht van de uitvinding getoond. Op de voorgrond zijn verschillende medewerkers in de weer met de productie van kanonnen en bombarden van verschillende kalibers. In het opschrift ‘Trillend op zijn grondvesten door de bliksem en het geweld van een donder opgewekt door menselijke hand, lijkt de gewelddadige slagkracht deel uit te maken van een jaloerse hel” kan al dan niet met een moraliserende ondertoon gelezen worden, die verwijst de menselijke drang tot vernietiging geholpen door dit moderne wapen. Al in de tiende eeuw maken Chinezen vuurpijlen en vlammenwerpers om belagers van zich af te houden. De Chinezen ontdekken de juiste chemie tussen zwavel, houtskool en salpeter om vlammend wapentuig mee te maken. Het lichtgevende effect van het mengsel resulteert in het siervuurwerk. De eerste beschrijving van echt buskruit komt voor in de militaire encyclopedie “Wu Ching tsung Yao” uit ongeveer het midden van de elfde eeuw. Het belangrijke en moeilijk te vinden of te maken ingrediënt salpeter is zeer waarschijnlijk aan de Chinezen ontleend. De Arabieren kennen in 1240 de salpeter onder de naam ‘sneeuw van de Chinezen’. Vanaf de dertiende eeuw vindt het buskruit – waarschijnlijk via de befaamde Zijderoute – zijn weg naar Europa. In de daaropvolgende eeuwen ontwikkelt men in West-Europa de eerste militaire toepassingen voor het poeder. In de loop van de volgende eeuwen ontstaan wereldwijde toepassingen op militair en industrieel gebied. Dit heeft de geschiedenis van oorlogvoering ingrijpend en blijvend veranderd. Buskruit maakt Europa groot in de zeventiende en achttiende eeuw op de wereldzeeën waar de met kanonnen bewapende schepen dominantie afdwingen. Het kanon is belangrijke uitvinding voor de krijgskunst zowel te land als te water. Op het land leidde dit tot de constructie van stervormige omwallingen, ontworpen om aan dit soort artillerie te weerstaan. Kanon komt van het oud Italiaanse ‘canonne’, wat ‘lange buis’ is, en afgeleid is van het Latijnse woord ‘canna’ (stengel-stok). Bij de Chinezen wordt eerste een uitgeholde bamboestok gebruikt, maar later vervangen door metaal. Rond 1500 worden kanonnen gemaakt in grote variëteit van lengte en diameter. De algemene regel is: hoe langer de pijp hoe groter de reikwijdte. Zo worden kanonnen gemaakt tot drie meter lang, met gewicht tot meer dan 9.000 kilogram.
Boekdrukkunst Johannes Gensfleisch zur Laden zum Gutenberg (Mainz, ca. 1400 - aldaar, 3 februari 1468) was een Duits drukker. Hij geldt als de uitvinder van deboekdrukkunst. Hij werkte te Straatsburg (ca. 1440) en Mainz (ca. 1450). Zijn bekendste werk is de in 1455 voltooide Gutenbergbijbel. De veelgehoorde bewering dat Gutenberg de boekdrukkunst zou hebben uitgevonden, is misleidend. De blokdruk bestond al langer, maar Gutenbergs verdienste bestaat vooral in het gebruik van losse letters. Daardoor hoefde niet langer een hele bladzijde uit één blok te worden vervaardigd. Als zo'n bladzijde achteraf moest worden gecorrigeerd en geredigeerd, dan moest er een heel nieuw blok worden gesneden. Door Gutenbergs vinding werden correctie en redactie gemakkelijker en goedkoper; kleine verwisselingen in het zetsel waren nu voldoende. In de zestiende eeuw wordt de uitvinding van de boekdrukkunst toegewezen aan twee verschillende personen. Volgens een legende gaat op een middag in 1423 Laurens Jansz. Coster (1403-1483) met zijn kleinkinderen in de Haarlemmerhout wandelen. Daar snijdt hij voor de grap letters uit een stukje beukenbast. Hij laat ze toevallig in het zand vallen. De afdruk op de grond brengt hem op het idee van de losse letter, die hem tot de uitvinder van de boekdrukkunst maakt. Er bestaat echter veel twijfel of deze Laurens, koster van een kerk, wel echt heeft bestaan. Zijn knecht Johann Gutenberg (1398-1468) zou de letters gestolen hebben en daarna naar Mainz gereisd zijn. Een leuk verhaal dat in Haarlem en heel Nederland nog lang wordt gekoesterd. Tegenwoordig wordt Gutenberg, van origine een goudsmid, algemeen aanvaard als uitvinder van de boekdrukkunst. In tegenstelling tot de blokdruk maakt hij gebruik van aparte loden letters. Deze belangrijke uitvinding maakt het drukken een economisch voordelig proces van vermenigvuldiging, waardoor het gewone volk op goedkopere wijze kan beschikken over boeken.
Het opschrift op prent illustreert goed het belang van de boekdrukkunst: ‘Zoals één stem gehoord kan worden door meerdere oren, kan een enkele gedrukte pagina en haar verspreiding duizend anderen bereiken’.
No 37
In de Middeleeuwen zijn de kloosteroversten tevens pachtheren
Wie dwalingen verkondigt wordt als ketter verbrand: filmpje 10 geboden (klik op de plaat)
Hussieten in Tsjechië Wie het niet met ‘de kerk’ eens was werd dikwijls veroordeeld tot de brandstapel. Het vuur zou dan de ziel reinigen van de duivelse invloeden. Steeds meer mensen kwamen hiertegen in opstand. Jan Hus uit Tsjechië werd ook verbrand, waarna zijn volgelingen van boeren en burgers (Hussieten) onder leiding van Jan Zizka jaren gevochten hebben tegen de paus en verzamelde koningen. (7 kruistochten!!) Ze wonnen nog ook dankzij hun strijdwagens.
Waldenzen in Frankrijk Petrus Waldo Een andere groep, die volgens de bijbel wilde leven en niet volgens de paus, waren de Waldenzen in Frankrijk, die ook gevochten hebben. Er werd ook tegen hen een kruistocht georganiseerd! De Waldenzen, ook armen van Lyon genoemd, waren een Middeleeuwse religieuze beweging. Zij wilden dicht bij de bijbel blijven, welke zij beschouwden als de enige geloofsautoriteit. Mannen en vrouwen dienden hun leven op de bijbel te baseren. Ze beleden geen dualisme zoals de albigenzen. De groep ontstond in 1175 ten oosten van de Franse stad Albi. De Lyonese koopman, Petrus Waldo (of Waldus, ook Valdez) las in het evangelie volgens Mattheus 19:21 dat Jezus een rijke jongeman opdraagt al zijn bezit te verkopen ten bate van de armen. Valdez raakte hiervan zo onder de indruk dat hij besloot dit voorbeeld te volgen. Hij gaf zijn bezit aan de armen en ging prediken. Het evangelie liet hij vertalen in het Occitaans, de streektaal van Zuid-Frankrijk, waardoor het ook voor de gewone mensen goed te begrijpen was. Petrus en zijn volgelingen trokken rond om hun kennis van de bijbel te verspreiden. Zij brachten daarbij kritiek uit op de levenswijze van de rijke geestelijken. In het begin greep de kerk niet in, maar in 1184 werd de beweging door paus Lucius III veroordeeld en werden de volgelingen geëxcommuniceerd. Toch nam hun aantal toe in Zuid-Frankrijk en Noord-Italië. Ze werden gesteund door de Zuid-Franse adel, die zich op deze wijze los wilde maken van de koning van Frankrijk. Maar de koning sloot zich aan bij de paus en de Waldenzen werden hevig vervolgd. De Waldenzen verwierpen de eed, de wapendracht en allerlei kathaarse theorieën, later verwierpen ze ook kerkelijke gewoonten zoals aflaatpraktijken en het opdragen van missen voor de overledenen. Het vierde Lateraans concilie in 1215 bracht hun groep onder bij de haeretii (haeresis: scheuring, Cor 12:19). Ze werden door de inquisitie vervolgd. In 1488 werd een kruistocht tegen hen gericht; ze verborgen zich echter in de dalen van de Alpen, ten zuidwesten van Turijn. Tijdens de periode van de reformatie (zestiende eeuw) sloot een deel van de Waldenzen zich aan bij de Zwitserse protestanten. Waldenzen werd de naam voor protestanten in Noord-Italië. Degenen die zich niet integreerden, bleven gediscrimineerd. Pas in 1848 kregen ze hun burgerrechten terug. Tegenwoordig leven de meeste Waldenzen in Italië (circa 22.000) en in Uruguay(circa 15.000). Het hoofdkwartier is gevestigd te Rome. In wat nu noord Frankrijk is, in de streek rond Atrecht (Arras) was rond 1460 Vauderie synoniem aan heksensabbat. Er zijn diverse processen gevoerd tegen groepen mannen en vrouwen uit alle lagen van de bevolking. Hierbij speelden politieke motieven en zelfverrijking een belangrijke rol. 1175
Omstreeks 1500 voltrokken zich in Europa nog meer grote veranderingen
Erasmus van Rotterdam levert veel kritiek op bestaande toestanden
Maarten Luther bezoekt in opdracht van zijn overste de stad Rome (1510)
Wie geld geeft voor de bouw van de St.Pieter ontvangt een aflaatbrief.
Aflaten Brief van de paus: aflaten voor de dom in Utrecht. Misbruiken In sommige delen van Europa werd het uit de Germaanse rechtspraktijk bekende zoengeld geïntegreerd in de straffen. Dat kwam er op neer, dat delen van de op te leggen straf konden worden verminderd door het beoefenen van de vrijgevigheid, dus door het storten van giften bestemd voor goede werken, door het storten van aalmoezen voor de Kerk en/of voor de armen. Ondanks dat deze giften voor goede werken moesten worden ingezet, kwam blijkens de synode van Parijs (829) misbruik toch regelmatig voor. Deze praktijk om opgelegde straffen te verminderen door het inzetten van geld ontwikkelde zich in de 12e eeuw tot een systeem waarin "kortingen" op de straf konden worden bekomen door het storten van giften, zonder te hoeven biechten. Een in Leiden door Paus Julius II uitgegeven aflaat voor 6.000 jaar; Begin 16e eeuw, houtsnede,Rijksmuseum Amsterdam. Tot het einde van de 15de eeuw was het bekomen van aflaten door gelddonaties streng geregeld. Slechts bepaalde zonden konden door aalmoezen en nooit zonder echt berouw vergeven worden. Toen Rome echter steeds meer geld voor de bouw van de Sint Pieter nodig had, werden deze regels langzaam versoepeld. Ook zonder biecht kon een zondaar door storting van een gift een aflaatbrief bekomen. Bijvoorbeeld kerkroof en meineed konden met 9 dukaten en een moord met 8 dukaten vergeven worden. Men kon ook aflaten voor overledenen met geldstortingen bekomen. De ene helft van de opbrengst van deze giften ging naar de bouw van de Sint Pieter in Rome. De andere helft verdeelden Aartsbisschop Albrecht van Brandenburg en de aflaatpredikant Tetzel onder elkaar. De bisschop had dat geld nodig om zijn schulden bij het bankiershuis van de Fuggers te betalen. Die schulden waren vooral ontstaan doordat hij van de paus ook nog de bisschopszetel van Magdeburg met betaling van een fikse som bekomen had. En zo stonden er agenten van de Fuggers naast de geldkist van Tetzel, om te controleren hoeveel geld er in de aflatenkist terecht kwam. De oude tekst waarmee Tetzel zijn zaakje propageerde zou geweest zijn: "Sobald der Gülden im Becken klingt, die Seel im Himmel springt"
Luther slaat zijn 95 stellingen tegen de kerkdeur van Wittenberg (1517) filmpje
Luther verbrandt het kerkelijk wetboek en de brief van de paus.
Im Worms moet Luther voor Keizer Karel verschijnen (1521)
Op de Wartburg vertaalt Luther het Nieuwe Testament in het Duits
In 1529 ontmoet Luther de Zwitserse hervormer Zwingli
Calvijn viert met zijn volgelingen het Heilig Avondmaal in een grot
Met voldoening bekijkt Calvijn het titelblad van zijn leerboek
Voor het laatst bezoekt Calvijn zijn kerk in Geneve
Calvijn Calvijn stelde vier op het Nieuwe Testament gebaseerde ambten in binnen de kerk: Doctoren onderwijzen van theologie predikanten opleiden, Predikanten preken, sacramenten toedienen en mensen onderwijzen en terechtwijzen, Ouderlingen handhaven van de kerkelijke tucht, Diakenen armenzorg Calvijn stelde vier op het Nieuwe Testament gebaseerde ambten in binnen de kerk: Doctoren belast met het onderwijzen van theologie en nieuwe predikanten opleiden, Predikanten belast met het preken, sacramenten toedienen en de mensen onderwijzen en terechtwijzen, Ouderlingen belast met het handhaven van de kerkelijke tucht, Diakenen belast met de armenzorg
In Engeland wordt Hendrik VIII het hoofd van de kerk
Hendrik VIII Mocht niet scheiden: Maakte zichzelf baas van zijn kerk!
In de Nederlanden bestrijdt Karel V de Hervorming met plakkaten
Omstreeks 1550 is de Hervorming in bijna heel West-Europa doorgedrongen
In 1545 begint de kerk van Rome aan een Contra Reformatie
De terechtstelling van de Wederdopers brengt schrik in Amsterdam
Erasmus Rond 1500 Humanist Vertaalde de bijbel opnieuw Mens vrijheid van denken geven Mensen tolerant zijn voor elkaars ideeën. Lof der zotheid (boek) Filmpje Erasmus was een Rotterdammer, een humanist. Hij vertaalde de bijbel opnieuw vanuit de oude boeken, omdat hij vond, dat deze slecht vertaald waren. Hij vond ook, dat de mens meer van zichzelf uit moest gaan en niet alles aan god moest overlaten. Dus de mens vrijheid van denken bieden. Verder wilde hij dat de mensen tolerant tegenover elkaars ideeën moesten zijn.