04-5-2012 Samantha Bouwmeester Testtheorie College 4 04-5-2012 Samantha Bouwmeester.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Samantha Bouwmeester Testtheorie College Samantha Bouwmeester.
Advertisements

KWALITEITSZORG november 2012
Voorrangsregels bij rekenen (2)
‘SMS’ Studeren met Succes deel 1
Wat was toen het grootste het grootste probleem van de van de FOD?
Presentatie cliëntenonderzoek. Algemeen Gehouden in december 2013 (doorlopend tot eind januari) DoelgroepVerzondenOntvangen% LG wonen en dagbesteding.
Enkele Determinanten van Peer Review Presentatie werkstuk Geert Wissink Universiteit van Amsterdam, 13 januari 2003.
NEDERLANDS WOORD BEELD IN & IN Klik met de muis
Beter afspelen.
Samantha Bouwmeester Testtheorie College Samantha Bouwmeester.
H1 Basis Rekenvaardigheden
November 2013 Opinieonderzoek Vlaanderen – oktober 2013 Opiniepeiling Vlaanderen uitgevoerd op het iVOXpanel.
Uitgaven aan zorg per financieringsbron / /Hoofdstuk 2 Zorg in perspectief /pagina 1.
Duurzaamheid en kosten
Global e-Society Complex België - Regio Vlaanderen e-Regio Provincie Limburg Stad Hasselt Percelen.
7 april 2013 Zoetermeer 1. 1Korinthe Maar, zal iemand zeggen, hoe worden de doden opgewekt? En met wat voor lichaam komen zij? 2.
 Deel 1: Introductie / presentatie  DVD  Presentatie enquête  Ervaringen gemeente  Pauze  Deel 2 Discussie in kleinere groepen  Discussies in lokalen.
Ronde (Sport & Spel) Quiz Night !
1 © GfK 2013 | Supermarktkengetallen | februari 2013 GFK SUPERMARKTKENGETALLEN ‘Wat is de omzet van de supermarkten op weekniveau?’ ‘Hoe ontwikkelt het.
INITIATIE DEFINITIESELECTIECONCIPIËREN INBEDDING IN ORGANISATIE ONDERHOUD Opdrachtgever/ Projectleider Eigenaar Architect en zijn team Stakeholders INITIATIEDEFINITIESELECTIECONCIPIËRENINBEDDINGONDERHOUD.
Kb.1 Ik leer op een goede manier optellen en aftrekken
Tevredenheids- enquête 2012 P. Grouwels Inleiding Mogelijke antwoorden: Zeer goed: 4 sterren ****: volledig tevreden; Goed: 3 sterren ***:
© BeSite B.V www.besite.nl Feit: In 2007 is 58% van de organisaties goed vindbaar op internet, terwijl in 2006 slechts 32% goed vindbaar.
Werkcollege differentiële psychologie
Nooit meer onnodig groen? Luuk Misdom, IT&T
FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU 1 Kwaliteit en Patiëntveiligheid in de Belgische ziekenhuizen anno 2008 Rapportage over.
Elke 7 seconden een nieuw getal
Rekenregels van machten
Lineaire functies Lineaire functie
Regelmaat in getallen … … …
Regelmaat in getallen (1).
1 het type x² = getal 2 ontbinden in factoren 3 de abc-formule
Chapter 9. Understanding Multivariate Techniques
Oefeningen F-toetsen ANOVA.
Wat levert de tweede pensioenpijler op voor het personeelslid? 1 Enkele simulaties op basis van de weddeschaal B1-B3.
Toetsen als Leerinterventie. Samenvatten in het Testing Effect Paradigma. Kim J. H. Dirkx, Liesbeth Kester, Paul A. Kirschner CELSTEC, Open Universiteit.
In dit vakje zie je hoeveel je moet betalen. Uit de volgende drie vakjes kan je dan kiezen. Er is er telkens maar eentje juist. Ken je het juiste antwoord,
13 maart 2014 Bodegraven 1. 1Korinthe Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, een lichaam.
Werken aan Intergenerationele Samenwerking en Expertise.
Seminarie 1: Pythagoreïsche drietallen
Elektriciteit 1 Basisteksten
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling HRM BUE Middenkader 2005 Een eerste verkenning van de resultaten.
Meten BMI Dat is in de veilige zone, want de BMI zit tussen 18,5 en 25
Inkomen les t/m 75 plus Zelftest Kennisvragen.
1 © GfK 2012 | Supermarktkengetallen | GFK SUPERMARKTKENGETALLEN ‘Hoe ontwikkelt het aantal kassabonnen zich?’ ‘Wat is de omzet van de supermarkten.
Ben Bruidegom 1 Sequentiële schakelingen Toestand uitgang bepaald door:  ingangen;  vorige toestand uitgang.
Inger Plaisier Marjolein Broese van Groenou Saskia Keuzenkamp
Help! ‘Niet vorderende ontsluiting’
SAMENWERKING WO EN HBO BIJ AANSLUITINGSONDERZOEK V0-HO Rob Andeweg DAIR 7 en 8 november 2007.
Samantha Bouwmeester Testtheorie College Samantha Bouwmeester.
Cijfers Zorg en Gezondheid
Aanleiding onderzoek Ondervoeding sinds 2010 prestatie indicator (PI) voor revalidatiecentra Advies in PI: gebruik de SNAQ om te screenen Vragen van de.
Standaard-bewerkingen
EFS Seminar Discriminatie van pensioen- en beleggingsfondsen
Statistiekbegrippen en hoe je ze berekent!!
Eerst even wat uitleg. Klik op het juiste antwoord als je het weet.
2.1 Rekenen K. van Dorssen.
Hoofdstuk 9 havo KWADRATEN EN LETTERS
STIMULANS KWALITEITSZORG juni 2014.
IPSOS iov Stichting tegen Kanker, 2013
De financiële functie: Integrale bedrijfsanalyse©
In opdracht van NOC*NSF
Worteltrekken (1) F.J. Schuurman De Meibrink 30 Dinxperlo.
Centrummaten en Boxplot
Culturele Atlas 2004 Gelderland en Overijssel. Culturele Atlas, Enschede ( 76)Apeldoorn ( 92) Zwolle (121)Nijmegen
Kwantitatieve & kwalitatieve data analyse
13 november 2014 Bodegraven 1. 2 de vorige keer: 1Kor.15:29-34 indien er geen doden opgewekt worden...  vs 29: waarom dopen?  vs.30-32: waarom doodsgevaren.
1 Week /03/ is gestart in mineur De voorspellingen van alle groten der aarden dat de beurzen zouden stijgen is omgekeerd uitgedraaid.
Kwantitatieve & kwalitatieve data analyse
Transcript van de presentatie:

04-5-2012 Samantha Bouwmeester Testtheorie College 4 04-5-2012 Samantha Bouwmeester

4. Betrouwbaarheid van verschilscores Verschilscores zijn vaak erg onbetrouwbaar omdat het verschil vooral uit meetfouten bestaat. Dit geldt met name voor variabelen met al een lage betrouwbaarheid. X1=rekentoets september X2=rekentoets mei X2-X1= vooruitgang rekentoets X1=T1+E1 X2=T1+Tmei+E2 X2-X1=T1+Tmei+E2-T1-E1=Tmei-E1+E2 Pp 1 2 3 4 X1 T1 E1 22 18 +4 12 16 -4 21 17 10 14 X2 T2 E2 25 21 +4 23 19 16 20 -4 13 17 X2-X1 T2-T1 E2-E1 3 11 8 -5 -8 2

Variantie van deeltest Betrouwbaarheid van deeltest 6. Heterogene tests Voor heterogene tests (meerdere deeltests) gebruiken we gestratificeerde alpha-coëfficiënt om de betrouwbaarheid van de gehele test te berekenen: Variantie van deeltest Betrouwbaarheid van deeltest Variantie van totale test Subtest 1.9 2.5 .65 Y2.Verbale analogieën .81 Y1.Figuur herkennen SY1Y2 = 1.8 3

lage betrouwbaarheid = lage validiteit, máár Waar zijn we gebleven… Theoretisch Betrouwbaarheid Validiteit Geobserveerde score True score Construct Validiteit Betrouwbaarheid lage betrouwbaarheid = lage validiteit, máár hoge betrouwbaarheid  hoge validiteit! Praktisch 4

Begripsvaliditeit: Principale Componenten Analyse Principale componenten analyse (PCA) vat gezamenlijke variantie van een aantal variabelen samen in één of meerdere componenten. Kan gebruikt worden om de betekenis- of begripsvaliditeit (hoofdstuk 8, D&S) van een test te onderzoeken. Test heeft begripsvaliditeit wanneer de gezamenlijke variantie van de items met één of een aantal constructen kan worden samengevat. Stel, een test meet dominantie en bevat 20 likert items. Gezamenlijke variantie van de items moet dan geïnterpreteerd kunnen worden in termen van dominantie. 5

PCA vat de gezamenlijke variantie samen: Ieder item heeft error (meetfout), unieke variantie, en gezamenlijke variantie PCA vat de gezamenlijke variantie samen: y1 Unieke variantie + meetfout y4 y3 Gezamenlijke variantie van twee items Gezamenlijke variantie van drie items y2 Gezamenlijke variantie van alle items Y1. Ik let onvoldoende op details bij mijn werk. Y2. Wanneer ik zit, friemel ik met mijn handen of voeten. Y3. Ik maak slordige fouten in mijn werk. Y4. Ik zit te wiebelen en te draaien in mijn stoel. 6

Vragen naar begripsvaliditeit: ADHD bij Volwassenen 1. Ik let onvoldoende op details bij mijn werk. 2. Wanneer ik zit, friemel ik met mijn handen of voeten. 3. Ik maak slordige fouten in mijn werk. 4. Ik zit te wiebelen en te draaien in mijn stoel. 5. Wanneer ik met iets bezig ben, kan ik er met mijn aandacht slecht bij blijven. 6. Ik voel me rusteloos. 7. Ik verveel me snel. 8. Ik ben voortdurend in de weer, alsof ik door een motor word aangedreven. 9. Ik praat aan één stuk door. Vragen naar begripsvaliditeit: In hoeverre meet deze ADHD vragenlijst één of meerdere constructen? Hoe moeten deze constructen worden geïnterpreteerd? Principale componenten analyse kan worden gebruikt om deze vragen te beantwoorden. 7

y2, y4, y6, en y8 vormen een clustertje Y2 Let onvoldoende op details werk Y4 Wanneer bezig, slechte aandacht Y5 Wiebelen en draaien op stoel Y1 Friemel handen voeten Y3 Slordige fouten werk Y6 Voel rusteloos Y7 Verveel snel Y8 Voortdurend in weer Y9 Praat aan één stuk door Y1 1.00 Y2 .44 1.00 y2, y4, y6, en y8 vormen een clustertje Y3 .71 .57 1.00 y1, y3, y6, y5, en y7 vormen een clustertje Y4 .38 .58 .55 1.00 Y5 .64 .50 .74 .52 1.00 Y6 .62 .64 .69 .65 .68 1.00 Y7 .68 .51 .79 .57 .77 .73 1.00 Y8 .55 .66 .58 .69 .59 .79 .67 1.00 Y9 .35 .44 .36 .38 .44 .43 .41 .48 1.00 y9 lage correlaties met alle variabelen 8

Karel heeft scores y1=3,y2=3,y3=1. Comp 2 Comp 1 slordig Score van Karel op component 1 Score van Karel op component 2 friemel details 9

Correlatie tussen component en item rc1,y1 is de componentlading -1 Score van Karel 2 rc1,y1 =.76 1 Component 1 Correlatie tussen component en item rc1,y1 is de componentlading -1 -2 1 2 3 4 5 10 Y1

Eigenwaarde () = hoe goed doet de component het? k De ladingen geven aan hoe hoog een item correleert met de component. Het kwadraat geeft aan hoeveel variantie de component van het item kan verklaren. % variantie = hoeveel van de totale variantie verklaart de component? \ aantal variabelen  100 l1=.762+.742+.852+.752+.832+.882+.872+.852+.582=5.68 %var C1 = 5.68/9*100=63  5.68 .89 .69 .45 .39 .31 .23 .20 .16 9 % var 63 10 8 5 4 3 2 100 11

Eerste component verklaart altijd de meeste gezamenlijke variantie De componenten correleren niet met elkaar (rc1,c2=0). De assen staan dus loodrecht op elkaar. De componenten verklaren “eigen” gezamenlijke variantie van de items Een negatieve lading betekent dat het item een negatief verband heeft met de component (contra- indicatief item) 12

Ik praat aan één stuk door. Comm (c=1 t/m9) 1 Comm (c=1&2) .76 .68 .82 .78 .62 .80 .49 Ik maak slordige fouten in mijn werk. Ik praat aan één stuk door. Communaliteit = % verklaarde variantie door de componenten van één variabele. Communaliteit y1: .762 + -.432 + .122 + .242 + …. + .062=1 Communaliteit y1, bij 2 componenten: 13

Uit de componenten matrix kun je de oorspronkelijke correlaties tussen de variabelen terugrekenen. Dit doe je door de ladingen van de twee variabelen per component te vermenigvuldigen en dan op te tellen: c1 c9 c2 14

 > 1 criterium (Kaiser) Screeplot: knik-criterium (“inflexion”) Hoeveel componenten selecteren? - Theorie  > 1 criterium (Kaiser) Screeplot: knik-criterium (“inflexion”) Allerbelangrijkste: kunnen we de componenten zinvol en eenduidig interpreteren! 15

Hoe moeten we de gevonden componenten interpreteren? Lastig, want vrijwel altijd één dominante component met hoge ladingen. Daarom rotatie: orthogonaal (correlaties tussen componenten 0) of niet-orthogonaal (correlatie tussen componentn is niet meer 0) 16

Orthogonale Rotatie: Varimax - Assen worden geroteerd maar blijven ongecorreleerd. Hierdoor gaan variabelen op één component hoog laden en op andere laag. c2 c2 Ongeroteerde oplossing: items laden op beide variabelen. 1 1 -1 -1 1 c1 Na varimax rotatie: items laden vooral op één component 1 -1 c1 -1 17

Non-Orthogonale Rotatie: Oblique Rotatie Assen worden zodanig geroteerd dat de items zo hoog mogelijk laden op één van de componenten. De componenten mogen daarbij ook correleren. Hier is sprake van een positieve correlatie tussen de twee componenten! c2 c2 1 1 1 1 c1 c1 -1 1 -1 -1 18 -1

Component ladingen zonder en met varimax rotatie: Rotated Component Matrix .848 .196 .306 .768 .840 .343 .319 .757 .790 .368 .611 .638 .812 .402 .440 .770 .158 .679 y1 y2 y3 y4 y5 y6 y7 y8 y9 1 2 Component Component Matrix .757 -.428 .745 .360 .851 -.314 .747 .342 .831 -.263 .882 .058 .870 -.252 .845 .270 .575 .394 y1 y2 y3 y4 y5 y6 y7 y8 y9 1 2 Component NB. Na oblique rotatie is de correlatie tussen de componenten .34! 19

.848 .196 .306 .768 .840 .343 .319 .757 .790 .368 .611 .638 .812 .402 .440 .770 .158 .679 y1 y2 y3 y4 y5 y6 y7 y8 y9 1 2 Component Component 1 is vooral “attention deficit”en component 2 is vooral “hyperactivity” Y1 Ik let onvoldoende op details bij mijn werk. Y2 Wanneer ik zit, friemel ik met mijn handen of voeten. Y3 Ik maak slordige fouten in mijn werk. Y4 Ik zit te wiebelen en te draaien in mijn stoel. Y5 Wanneer ik met iets bezig ben, kan ik er met mijn aandacht slecht bij blijven. Y6 Ik voel me rusteloos. Y7 Ik verveel me snel. Y8 Ik ben voortdurend `in de weer', alsof ik door een motor word aangedreven'. Y9 Ik praat aan één stuk door. 20

Na rotatie is de verdeling van de verklaarde variantie per component veranderd! (maar het totale percentage verklaarde variantie blijft hetzelfde.) College 7 Validiteit 21

Assumpties en Vereisten pca Twee belangrijke aspecten: Is de steekproef groot genoeg? Bij een (te) kleine steekproef hebben de correlaties grote betrouwbaarheidsintervallen en dus is de PCA oplossing instabiel... Zijn de correlaties tussen de variabelen niet te laag of te hoog? Als de correlaties te hoog zijn is er sprake van multicollineairity en wordt het lastig om de PCA uit te voeren. Als de correlaties te laag zijn is het onmogelijk om de variabelen samen te vatten met enkele componenten 22

Steekproef grootte 10 tot 15 subjecten per variabele (gebruikelijk) >300 (Tabachnick & Fidell, 2007) Bij hoge communaliteiten (>.6) minder subjecten nodig dan lagere communaliteiten. 23

Correlaties tussen variabelen KMO: geeft aan of de variabelen vooral unieke variantie hebben of veel gezamenlijke. 0= alleen unieke, 1=alleen gezamenlijke. Vanaf .5 net acceptabel, van .7 goed. Bartlett’s test of sphericity: toetst of de correlaties tussen de variabelen gelijk zijn aan 0. 24

Maar als variabelen té hoog correleren is het ook niet goed: multicollineairity. Check determinant: >.00001 De residual reproduced correlations geeft aan in hoeverre de variantie in de variabelen verklaard wordt door de componenten. Een hoog (positief of negatief) residu betekent dat er nog verbanden zijn tussen de varabelen die niet door de componenten worden verklaard. 25

De anti-image matrix geeft aan in hoeverre de variabelen geschikt zijn voor een factor-analyse. De waarden op de diagonaal moeten tenminste .5 zijn, de waarden buiten de diagonaal moeten dicht bij 0 liggen. 26