Opgave blok 3 les 9 opg 2 opdrachtenboek
Regel 1: Hoeveel heb ik te verdelen? Trek de twee bekende getallen van elkaar af. Vind je het lastig om te rekenen met kommagetallen, laat dan eerst de komma’s weg en zet ze later terug. 2,6 – 2,5 = 0,1
Regel 2. Hoeveel stukjes zijn er? Verdeel de stukjes eerlijk tussen de 2 getallen. Gebruik je liniaal. Ga uit van het kleinste getekende stukje: zo groot moeten ze allemaal worden. Teken de eventueel ontbrekende stukjes alsnog! Van 2,5 naar 2,6 = 0,1. Pak je liniaal. 10 stukjes van 0,5 cm.
Reken de deelsom uit. Je weet nu hoeveel je te verdelen hebt over hoeveel stukjes. We moeten dus 0,1 (2,6-2,5=0,1) verdelen over 10 stukjes. Wat is hier de rekensom? 0,1:10 = moeilijk? Vertaal het naar euro’s. € 0,1 = 0,10 cent. 10 cent over 10 kinderen verdelen = 0,01 (dus 1 cent)
Regel 4: Controleer jezelf. Zet onder elk stukje de juiste waarde. Controleer jezelf en kijk of je uitkomt. Klopt jouw middengetal ook?
,1 1/40 = 10/400 = 5/200 = 25/1000 = 0,025 0,01 ¼ = 0,25 9/100 = 0,09 0,75 0,725 0,625 7/10 = 0,7 0,045 0,05 0,5
A B CDE A = B = C = D = E =
Spring verder met 0,1: 2,615 – 2, ,815 – 2,915 – 3,015 – Spring terug met 0,2: 90, ,70 – 90,50 -