Rentabiliteitsanalyse - vleesvee - Vrints Goedele Januari 2013 Agriflanders
Selectie bedrijven en methodologie Resultaten INHOUD Selectie bedrijven en methodologie Resultaten Kengetallen Economische resultaten Aandeel kostenposten Spreiding technische en economische resultaten Conclusies Kengetallen ( zowel technische als economische)
1. Selectie bedrijven en methodologie bedrijfstak vleesvee zoogkoeien, mannelijk jongvee (stieren), vrouwelijk jongvee (vaarzen) gesloten vleesveebedrijven minder dan 25% kalveren aangekocht / verkocht minimum 20 zoogkoeien per bedrijf en > 90% van de zoogkoeien behoort tot Belgisch Witblauw Selectie bedrijven: op bedrijfstak vleesvee en niet op het niveau van het volledige bedrijf. Naast gespecialiseerde vleesveebedrijven zijn er een groot aantal bedrijven die vleesvee combineren met melkvee of akkerbouw. De opbrengst en of kosten van deze bedrijfstakken worden niet meer in rekening gebracht. De afbakening van gesloten en open bedrijven gebeurt op basis van de leeftijd van het verhandeld jongvee en op basis van de verhouding aangekocht jongvee ten opzicht van het aantal geboren en aangekochte kalveren. Een gesloten bedrijf is een bedrijf waarvan de verhouding aangekochte kalveren of verkochte kalveren van minder dan 1 jaar ten opzichte van de som van het aantal geboren kalveren en het aantal aangekochte kalveren van minder dan 1 jaar kleiner is dan 25% Outliers worden verwijderd= en dan blijven er voor 2010 nog 71 bedrijven over
2. Technische en economische kengetallen 2010 Leeftijd bij eerste kalving (maanden) 30,7 Tussenkalftijd (dagen) 422 Vervangingspercentage zoogkoeien (%) 38,7 Sterftepercentage stieren (%) 7,03 Jaargroei per afgekalfde zoogkoe (kg / jaar) 553 Groei stieren (gram / dag) 952 Gemiddeld krachtvoerverbruik stieren (kg / dag) 2,31 Prijs van krachtvoeder stieren (euro / 100 kg) 29,3 Leeftijd stieren bij verkoop (maanden) 20,2 Gewicht stieren bij verkoop (kg / dier) 667 Prijs stieren bij verkoop (euro / kg) 3,18 Vervangingspercentage zoogkoeien: aantal overgangen van vrouwelijk jongvee (vaarzen) naar zoogkoeien + aantal aangekochte zoogkoeien per gemiddeld aanwezige zoogkoe op begininventaris Jaargroei per afgekalfde zoogkoe: De totale vleesproductie van zoogkoeien, vrouwelijk en mannelijk jongvee van zoogkoeien per jaar gedeeld door het aantal kalvingen van zoogkoeien en vrouwelijk jongvee van zoogkoeien (vaarzen). De totale vleesproductie omvat het gewicht van verkopen en sterfte verminderd met het aankoop- en geboortegewicht, en gecorrigeerd met overgang- en inventarisverschillen Groei stieren: De totale vleesproductie van het mannelijk jongvee (de stieren) uitgedrukt in g/dag. De totale vleesproductie omvat het gewicht van verkopen en sterfte verminderd met het aankoop en geboortegewicht en gecorrigeerd met overgang- en inventarisverschillen. Stieren worden in 2010 verkocht op een leeftijd van 20 maandenn aan een gewicht van 667 kg/Stuk en aan een prijs van 2.190 euro/stuk De prijs per kg vlees levend is gelijk aan 3,18
2. Economische resultaten in euro per zoogkoe Totaal 2010 Aantal bedrijven 71 Aantal zoogkoeien 48 Totale opbrengsten 1 1.879 omzet en aanwas 1.699 zoogkoeienpremie 179 Totale variabele kosten 2 1.090 Bruto saldo 3 = 1 - 2 789 Totale vaste kosten 4 888 Familiaal Arbeidsinkomen 5 = 3-4 -99 Eigen arbeid 6 757 Netto bedrijfsresultaat 7 = 5 - 6 -856 Familiaal arbeidsinkomen (FAI) negatief, indien inclusief subsidies bedrijfstoeslag (221 euro / zoogkoe) dan FAI positief
waarvan 7% eigen arbeid ruwvoeder 2. Aandeel kostenposten waarvan 7% eigen arbeid ruwvoeder De voederkosten hebben een groot aandeel in de totale kosten. De totale ruwvoerkost (variabel, vast en vergoeding voor eigen arbeid) is goed voor 28% van de totale kosten inclusief eigen arbeid. De totale voederkosten (ruwvoeder, krachtvoeder en plantaardige nevenproducten hebben een aandeel van 47% Het valt op dat de fictieve intresten bij vleesvee een groot aandeel in de totale kosten hebben. Jaarlijks wordt een fictieve intrest van 5% gerekend op het gebouwenkapitaal in eigendom en op het bedrijfskapitaal (levend, dood, en omlopend kapitaal). Dit laatste onafhankelijk of dit met eigen of vreemd vermogen gefinancierd is. Fictieve intresten zijn kosten die in realiteit niet gemaakt worden en vormen een opportuniteitskost. Een groot deel van de fictieve intresten bij vleesvee bestaat uit fictieve intresten op levend kapitaal. groot aandeel voederkosten: 27% ruwvoeder 47,5% van totale kosten groot aandeel fictieve intresten: 5% intrest op levend, dood en omlopend kapitaal, en op gebouwen
2. Spreiding technische kengetallen in euro per zoogkoe Laag BS Hoog BS Tussenkalftijd (dagen) 426 417 Sterftepercentage stieren (%) 8,81 4,98 Jaargroei per afgekalfde zoogkoe (kg / jaar) 531 578 Groei stieren (gram / dag) 924 985 Gemiddeld krachtvoerverbruik stieren (kg / dag) 2,59 2,00 Leeftijd stieren bij verkoop (maanden) 20,5 19,8 Gewicht stieren bij verkoop (kg / dier) 667 668 Prijs stieren bij verkoop (euro / kg) 3,14 3,22 Bruto saldo omdat hier vaste kosten en fictieve intresten geen rol spelen. Bruto saldo maakt verschil op opbrengsten en variabele kosten Een indeling op basis van het bruto saldo sluit meer aan bij de operationele bedrijfsvoering. Er wordt geen rekening gehouden met de vaste kosten waar een bedrijfsleider op korte termijn niets ( of zeer weinig) aan kan veranderen. 50% bedrijven met het hoogste bruto saldo betere kengetallen: een lagere tussenkalftijd, een lager sterftepercentage, een lager krachtvoederverbruik, een betere jaargroei per zoogkoe en groei stieren, en een hogere verkoopsprijs per kg vlees
2. Spreiding economische resultaten in euro per zoogkoe, volgens Bruto saldo Laag BS Hoog BS Aantal bedrijven 35 36 Aantal zoogkoeien 52 44 Totale opbrengsten 1 1.648 2.142 omzet en aanwas 1.489 1.940 zoogkoeienpremie 159 203 Totale variabele kosten 2 1.144 1.028 Bruto saldo 3 = 1 - 2 504 1.114 Totale vaste kosten 4 839 944 Familiaal Arbeidsinkomen 5 = 3-4 -335 170 De Spreiding is zeer groot, er is een verschil in bruto saldo van 610 euro per zoogkoe (1114 tot 504 per zoogkoe) Dit is vooral het gevolg van hogere opbrengsten en –in mindere mate- van lagere variabele kosten (-10%) door lagere dierenarts en krachtvoederkosten. Daarentegen hebben de 50% bedrijven met de hoogste bruto saldo hogere vaste kosten (+12,5%). Dat is vooral door hogere kosten voor afschrijvingen (+22%) eb fictieve intresten(+10%). De hogere vaste kosten wegen echter niet op tegen de lagere variabele kosten en de hogere opbrengsten. Het familiaal arbeidsinkomen ligt daardoor een stuk hoger voor den 50% bedrijven met het hoogste bruto saldo: 170 vs 335 euro per zoogkoe zeer grote spreiding in BS als gevolg van hogere opbrengsten (+30%) en lagere variabele kosten (-10%) bedrijven hoogste BS halen betere technische en economische kengetallen, en FAI is licht positief
3. Conclusies Lage rentabiliteit vleesveesector! familiaal arbeidsinkomen (FAI) negatief (-99 euro / zoogkoe) maar … inclusief bedrijfstoeslag is FAI positief, zij het nog steeds (te) laag hoog aandeel fictieve intresten in de totale kosten En … zeer grote spreiding tussen bedrijven in bruto saldo (BS) en familiaal arbeidsinkomen (FAI) ≠ in BS door hogere opbrengsten (+30%) en lagere variabele kosten (-10%) bedrijven met hoger BS hebben betere technische en economische kengetallen, … en een (licht) positief FAI Afhankelijkheid subsidies: zoogkoeienpremie en bedrijfstoeslag!
Bedankt voor uw aandacht!