Blz. 128 + 129 Prioriteiten stellen betekent dat je de belangrijkste dingen eerst koopt/ betaalt. Huishoudelijke uitgaven zijn producten die je vaak koopt,

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
H5 Financiële Rekenkunde
Advertisements

H3 Wat doe je met je geld Onderscheid tussen verschillende soorten uitgaven, om een goede begroting te kunnen maken Verschillende vormen van sparen en.
H 11: Winstverdeling en (stock)- cashdividend
Hoeveel pensioen krijg ik straks?
Samenvatting H5+H6 Maak de opgaven (ook bouwstenen)
H 11: Eigen vermogen 11.1: aandelenvermogen 11.2: emissie van aandelen
Marketing Marketingmix
H 22: Kosten van een duurzaam produktiemiddel (dpm)
Hoofdstuk 3: Geld over en tekort
Een jaar heeft: 12 maanden 4 kwartalen 52 weken 365 dagen
H 14: Enkelvoudige interest
H 15: Samengestelde interest
Hoofdstuk 3: Wat doe je met je geld?
Hoeveel pensioen krijg ik straks?
H 12: Vreemd vermogen lang
Opdracht: ‘Tel uit je winst’
Hoofdstuk 2.
Regels economie: Geldbedragen ronden wij af op centen. Bijvoorbeeld €2,99 -> dus twee decimalen. Andere aantallen rond je af op één decimaal. Tenzij anders.
Resultatenrekening.
Boxenstelsel.
Hoofdstuk 6 - Boekhouden
Verkoopresultaat Niveau 3 Kerntaak 5 Blz. 63.
3 mavo Betekenis van dit percentage bespreken..
De toets data 2kb juni 2kc juni 2kd 20 juni 2ke 17 juni   2ma 19 juni
In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht = Het geld wordt minder waard.
Economie H3b 26 maart  Bespreken SO  Vragen over stof?  Laatste kans op vakhulp.
Lesplanning Binnenkomst
Balans Een overzicht van je bezittingen en schulden op een bepaald moment. Een balans op zich hoeft niet veel te zeggen; morgen kan de balans er heel anders.
Het journaal Bij het toepassen van de boekingsregels heb je gezien dat dat een nauwkeurig werkje is, waar snel fouten gemaakt kunnen worden. Als je debiteert.
Geld tekort en geld over
Agenda  Lessen (6)  tot  hs 30
A5 Management & Organisatie
H 36 (Havo)/H 43 (Vwo): Rentabiliteit
Samenvatting Wat moet je leren/ oefenen? Heel hoofdstuk 2
Lesplanning 6.5 blz. 174 t/m 177 Binnenkomst. Intro. Uitleg docent.
Lesplanning 1.2 Binnenkomst Intro Uitleg docent Zelfstandig werken, oordopjes verdienen? Afsluiting van de les. Lokaal verlaten.
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38
Lesplanning Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent 2.2
Planning 5.5 Binnenkomst Intro: -Deze les 5.5 (Blz. 144 t/m 147) Blz lezen Maken opgaven. Klaar daarmee? Dan ga je nakijken of leren Afsluiting.
Blz Prioriteiten stellen betekent dat je de belangrijkste dingen eerst koopt/ betaalt. Huishoudelijke uitgaven zijn producten die je vaak koopt,
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Pietje heeft op 1 januari 2008 een bedrag van € 400 op een spaarrekening gezet. De rente is 3,5%. Hij laat de rente op de rekening staan. Op 1 januari.
Lesplanning Binnenkomst Intro Nakijken 1.4
Lesplanning Binnenkomst Intro Bespreken proefwerk Uitleg docent 2.3
Lesplanning Binnenkomst Intro Vragen huiswerk
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38 Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent Zelfstandig werken, met radio?? Afsluiting van de les. Lokaal verlaten.
Economische kringloop

19 augustus 2014 Nu en in de toekomst Samen uw woonwensen realiseren.
Gebruik grafische rekenmachine bij M&O via de TVM-solver
Samenvatting hoofdstuk 1
(Naam bedrijf & logo) Lost het product/dienst een bestaand probleem op? 1.1 Zo ja, welke? 1.2 Zo, nee wie gaat dit product/dienst kopen? 2. Waaruit maak.
1.2 Binnenkomst Nakijken herhaling 1.1 Uitleg 1.2 Lezen 1.2
§2.3 Hoe leen je? In deze PowerPoint-presentatie leer je over: Lenen
H.5 Winst en toegevoegde waarde
Rekenen.
 Om te kijken of je belegging echt beter is als je geld op de spaarrekening zetten, moet je het rendement berekenen.  Bij rendement wordt de winst vergeleken.
Rekenen met rente Jnw, september 2015.
Wat voor inkomen heb je & waar blijft je geld?
Mijn Inkomsten en uitgaven (1 m.) Klassikale aftrap
SPAREN EN LENEN. SPAREN  Enkelvoudige interest ( rente)  Samengestelde interest ( rente)
Budg€t Fun.
Exameneenheid: Consumptie
Vraag en Aanbod van financiële middelen & nominale en reële rente
H4 Wisselkoers en betalingsbalans
(Bijna) iedereen doet het
Economische Dimensie – 3.1 Economisch burgerschap
H3 Financiering van een bedrijf
Geld en Welvaart Exameneenheid Consumptie
H9: ENKELVOUDIGE INTEREST INTEREST
Transcript van de presentatie:

Blz. 128 + 129 Prioriteiten stellen betekent dat je de belangrijkste dingen eerst koopt/ betaalt. Huishoudelijke uitgaven zijn producten die je vaak koopt, of ‘normale boodschappen’. Zoals eten, drinken en schoonmaakspullen.

Verbruiksgoederen Gebruiksgoederen goederen die je maar één keer kunt gebruiken, goederen die je vaker dan één keer gebruikt.

Een jaar heeft: 12 maanden 4 kwartalen 52 weken 365 dagen Een maand heeft geen 4 weken!!!! Een jaar heeft: 12 maanden 4 kwartalen 52 weken 365 dagen

Vraag: je verdient €10,- per week, hoeveel is dit per maand? STAP 1: Omrekenen doe je altijd via het jaarbedrag! €10,- x 52 weken per jaar = € 520 per jaar STAP 2: Als je het jaarbedrag weet, kun je berekenen wat je wilt € 520 : 12 maanden in het jaar = € 43,33 per maand Hoe schrijf je het op? € 10 x 52 :12 = € 43,33

Huishoudelijke uitgaven (verbruiksgoederen, dit zijn goederen die je maar één keer gebruik) Persoonlijke uitgaven (kleine uitgave bedoeld voor iemand persoonlijk) Vaste lasten (betaling via de bank die elke maand terugkomt) Incidentele uitgaven (aankoop van iets duurs, meestal duurzame gebruiksgoederen) Duurzame gebruiksgoederen zijn spullen die vaker dan één keer meegaan. http://www.schooltv.nl/docent/project/3035562/economie-voor-het-vmbo/3260079/extra-informatie-bij-aflevering/

Staat fout op nakijkblad

Sparen en interen Blz. 136 t/m 139 http://www.eenvandaag.nl/economie/39608/stand_van_nederland_januari_spaarmaand

Wat is een budget? = Een vast bedrag dat beschikbaar is voor uitgaven. €800-€685 = € 115 €800- €875 = - €75 -In november houden ze geld over. Ze zetten dan geld op hun spaarrekening, dit noemen we sparen. - In december komen ze geld tekort, ze moeten dan geld halen van hun spaarrekening, dit noemen we interen.

Ofwel, geld op spaarrekening = €1.550 Saldo begin januari = €1.550 Ofwel, geld op spaarrekening = €1.550 = spaargeld €1.550+€115 = €1.665 €1.665+ €300 = €1.965 €1.965+ €25 = €1.990

Zijn uitgaven stijgen met €90 Dus hij komt geld te kort Huishoudelijke uitgaven Persoonlijke uitgaven Incidentele uitgaven € 220 Inkomsten zijn €1.450 en de uitgaven zijn €1.450 dus hij komt precies uit. Dus geen financiële problemen. € 140 € 850 € 190 € 1450 Zijn uitgaven stijgen met €90 Dus hij komt geld te kort

Ofwel, geld op spaarrekening = €1.550 Saldo begin januari = €1.550 Ofwel, geld op spaarrekening = €1.550 = spaargeld €1.550+€115 = €1.665 €1.665+ €300 = €1.965 €1.965+ €25 = €1.990

Budgetteren is het afstemmen van inkomsten en uitgaven met elkaar. Als je minder geld wil uitgeven, moet je gaan bezuinigen.

Opgaven 2 24 keer terugbetalen Aflossen (terugbetalen van lening)

Vast bedrag per maand Aflossen Rente (terugbetalen) (kosten van geld) + Aflossing= terugbetalen van de lening (het geleende bedrag) Totaal bedrag = aantal maanden x bedrag per maand Aflossingsbedrag = totaalbedrag – rente bedrag Rentebedrag = totaalbedrag – aflossingsbedrag Bijvoorbeeld: €150 per maand = €120 aflossen + € 30 rente

Aflossing= terugbetalen van de lening (het geleende bedrag) Totaal bedrag = aantal maanden x bedrag per maand Aflossingsbedrag = totaalbedrag – rente bedrag Rentebedrag = totaalbedrag – aflossingsbedrag OF: €9.000 : 100 x 8 = €720 TOTAAL= €405 x 24 = € 9.720 RENTE= € 9.720- €9.000= €720 TOTAAL = €270 x 36 = € 9.720 RENTE= € 9.720- €9.000= €720

+ TOTAAL= €405 x 24 maanden = € 9.720 rente Aflossen (terug betalen) = €9.000 + € 9.720 - €9.000 = €720 Controle: €9.000 + €720 = € 9.720

Bekijk het lijndiagram. Luc en Mariëtte zijn in een levensfase waarin: • hun uitgaven stijgen; • hun inkomsten gelijk blijven; • hun spaargeld vermindert. Welke levensfase is dit? Antwoord: Studie kinderen.

De inkomsten en uitgaven van Luc en Mariëtte veranderen voortdurend tijdens hun leven. Bekijk het lijndiagram hierboven. Welke verandering in de inkomsten of uitgaven klopt met de gegevens in het diagram? A De inkomsten dalen nadat ze getrouwd zijn. B De inkomsten stijgen als ze met pensioen gaan. C De uitgaven dalen als de kinderen studeren. D De uitgaven stijgen als de kinderen klein