Pietje heeft op 1 januari 2008 een bedrag van € 400 op een spaarrekening gezet. De rente is 3,5%. Hij laat de rente op de rekening staan. Op 1 januari 2010 neemt hij een bedrag van € 150 op van zijn spaarrekening. Vraag 1) Bereken het bedrag dat op 31 december 2012 op de spaarrekening van Pietje staat. ANTWOORD VRAAG 1: 1) Eind 2008 = 400 × 1,035 = € 414 Eind 2009 = 414 × 1,035 = € 428,49 Eind 2010 = (€ 428,49 – 150) × 1,035 = € 288,24 Eind 2011 = € 288,24 × 1,035 = € 298,33 Eind 2012= € 298,33 x1,035 = €308,77 Pietje stort 1 maart 2013 €200 extra op zijn spaarrekening, dit doet hij op 1 december nog een keer. Vraag 2) Bereken het bedrag aan rente dat de bank op 31 december 2013 aan Pietje betaalt. ANTWOORD VRAAG 2: Eind 2012 =€ 308,98 (let op doorrekenfout) (€308,77 x 2:12 + €508,77 x 9:12 + €708,77 x 1:12) x0.035 = €17,22
Pietje zet op 1 januari 2001 een bedrag van € op een spaarrekening tegen een rentepercentage van 6% per jaar. Op 1 januari 2004 neemt hij een bedrag op van € 500. Op 1 januari 2006 wordt er € bijgestort. De rentevoet wordt per 1 januari 2006 verlaagd naar 5%. De rente blijft op de spaarrekening staan. a) Wat is rente? b) Bereken het totaalbedrag dat op 1 januari 2009 na rentebijschrijving op de spaarrekening zal staan. c) Bereken het bedrag aan rente dat over de gehele periode ( ) wordt ontvangen. ANTWOORDEN: a) Rente is de prijs van geld. b) 2000 × (1,06) 3 = 2.382; – 500 = 1.882; × (1,06) 2 = 2.114,65; 2.114, = 3.114,65 (per 1/1 2012); 3.114,65 × (1,05) 3 = € 3.605,60 (eindbedrag). c) Per saldo gestort = – = 2500 Rente = 3.605,60 – 2500 = € 1.105,60.
a) Leg uit wat inflatie betekent en hoe dit ontstaat, gebruik in je uitleg ook het woord koopkracht. b) Is inflatie per definitie altijd slecht voor consumenten? ANTWOORDEN: a)Inflatie betekent dat het geld minder waard wordt. Inflatie ontstaat doordat de gemiddelde prijzen van goederen en diensten stijgen. Je kunt met €1,- minder kopen, de koopkracht van deze euro is gedaald. b) Inflatie hoeft niet altijd slecht te zijn. Mensen kunnen per euro minder kopen, ze krijgen echter ook meer euro’s. Dus het dalen van de koopkracht veroorzaakt door de inflatie, kan gecompenseerd worden door een stijging van de inkomsten.
omzetafzetverkoopprijs € € €44.000€ 2,75 € € 40 Vul de ontbrekende getallen in ANTWOORDEN: Omzet = afzet x verkoopprijs. Verkoopprijs= omzet / afzet Afzet = omzet / verkoopprijs omzetafzetverkoopprijs € €12 € € 2,75 € € 40