Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3 Uitgedeelde stencil Rekentrainer!

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Samenvatting H5+H6 Maak de opgaven (ook bouwstenen)
Advertisements

Voorraadwaardering Technische en economische voorraad FIFO methode
Marketing Marketingmix
1.4 prijsberekening ambacht en dienstverlening
Opdracht Gerealiseerde omzet 125%
Kopen en verkopen les 74.
Kopen en werken Hoofdstuk 5: Een eigen bedrijf
Opdracht: ‘Tel uit je winst’
H 27: Kostprijs bij homogene productie.
Klaas koopt een bank voor in de winkel, waarop mensen kunnen zitten
Hoofdstuk 5: Werken voor de winst
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Omzet.
Verkoopresultaat Niveau 3 Kerntaak 5 Blz. 63.
H1.3 prijsberekening detailhandel 23 november 2012
6.1 Wat wordt de prijs? Winkeliers mogen zelf weten voor welke prijs ze hun producten verkopen. Hoe berekenen ze die prijs? Wat hebben vraag en aanbod.
De toets data 2kb juni 2kc juni 2kd 20 juni 2ke 17 juni   2ma 19 juni
In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht = Het geld wordt minder waard.
Herinnering Hoe wordt het voor jou en de docent prettig? 1) Praat nooit door de docent heen. Ook als je een goed antwoord wilt geven, steek je je vinger.
Paragraaf 3+4. Hoe kan het dat je besluit een nieuwe telefoon te kopen?  De mening van vrienden en familie  De eigen smaak en leeftijd  De financiële.
Agenda  Lessen (6)  tot  hs 30
Agenda  Les 15  wkn 14 2e  hs 2.6 winst & verlies
Agenda  Les 13  wkn 13 2e  hs 2.4 overige kosten
Agenda  Les  wkn  hs 2 2 marketing
Toegevoegde Waarde Productie = inkomen.
Hoofdstuk 5 “Een eigen bedrijf”
Samenvatting Wat moet je leren/ oefenen? Heel hoofdstuk 2
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38
Een verandering = -Een afname -Een toename (nieuwe bedrag – oudste bedrag) : oudste bedrag X 100 =...%
Omzet = de verkoopopbrengst in een bepaalde periode
4 boeken : 2 dagen = 2 boeken per dag 6 boeken : 6 dagen = 1 boek per dag.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Samenvatting hoofdstuk 2
Samenvatting hoofdstuk 4
Reclame.
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38 Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent Zelfstandig werken, met radio?? Afsluiting van de les. Lokaal verlaten.
Lesplanning 3.2 blz Binnenkomst Intro Nakijken 3.1, klaar? Dan alvast 3.2 maken Uitleg 3.2 Gezamenlijk lezen blz Zelfstandig werken,
6.2 Maak je winst? Wat is het verschil tussen omzet en afzet?
Get 5 Get Rich Get 5 Rich. © 2001 Goovaerts & Menick Wat Zou u Doen of Kopen Als u Zoveel Geld Zou Hebben en Niet Op De Prijzen Zou Hoeven Letten?
Hoofdstuk 2.
Stap 3; Constant of Variabel?
Exploitatiebegroting Deel 2
Stap 4 Direct of Indirect
Goederen en inkoop H7 Rendement inkoopbeleid Ondernemer detailhandel.
5.1 Hoeveel kost dat? Afzet is het aantal producten dat een bedrijf verkoopt. Vermenigvuldig je de afzet met de verkoopprijs (excl. btw) dan weet je wat.
Economie H1 Omzet en winst Manager Handel.
Verkoopcijfers H1 Omzet en winst Eerste verkoper.
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Winstberekening Belangrijk PROGRAMMA:
Aantekeningen hfst 6.
Hoofdstuk 2 De winstmarge
Hoofdstuk 6 Productie.
Pag 137 t/m 143. Waar gaan we het vandaag over hebben? samenvatten vorige week / toets Prijsberekening in de detailhandel Maar nu eerst …….. Een filmpje.
Hoofdstuk 6 Productie en markt.
omzet, inkoopwaarde, bedrijfskosten en nettoresultaat
Omzet-kosten-winst HAVO 3
Hoofdstuk 2 De winstmarge VWO 3
3A Indeling teams team 1 team 2 team 3 Jerry Dennis G Kevin Jelle Greg
3.1 PRODUCTIE.
Antwoorden proeftoets hoofdstuk 8
Brutowinst en nettowinst
Vmbo 2 economie Goede producten?
Antwoorden proeftoets hoofdstuk 8
De brutowinstmethode  .
Welkom havo/vwo 3..
Afzet = Aantal verkochte producten
PRODUCEREN OMZET, AFZET, WINST.
Economie Basis Examentraning 2018 Wat kun je allemaal doen:
Nederland en de rest van de wereld
BASISREKENVAARDIGHEDEN
BASISREKENVAARDIGHEDEN
Transcript van de presentatie:

Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3 Uitgedeelde stencil Rekentrainer! Lessen op leraareconomie.nl

Elke winkelier houdt rekening met zijn met: prijsbeleid plaatsbeleid duur of goedkoop? waar staat de winkel? en waar staan de producten in de winkel? Marketingmix productbeleid promotiebeleid hoe ziet de verpakking er uit en wat is het wat willen mensen? het aanbevelen van het product door reclame en acties.  http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20110601_marketingtactieken01

Omzet = de verkoopopbrengst in een bepaalde periode Brutowinst = omzet - inkoopwaarde Nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten Joyce verkoop in haar kledingwinkel voor €220.000 aan kleding. De inkoopwaarde daarvan is €88.000 en de zijn bedrijfskosten €77.000. Wat is de omzet, de brutowinst en de nettowinst? Omzet = € 220.000 Inkoopwaarde= € 88.000 Brutowinst = € 132.000 Bedrijfskosten = € 77.000 Nettowinst = € 55.000 - -

Bedrijfskosten in procenten van de omzet bedrijfskosten:omzet x 100 de inkoopwaarde in procenten van de omzet inkoopwaarde:omzet x 100 de brutowinst in procenten van de omzet: brutowinst:omzet x 100 de nettowinst in procenten van de omzet nettowinst:omzet x 100

Voorbeeld proefwerkopgaven: 1 Pietje heeft een poffertjeskraam. De volgende jaarcijfer komen uit zijn boekhouding: omzet €320.000 inkoopwaarde €60.000 Bedrijfskosten €180.000 Nettowinst €80.000 Hoeveel is dit jaar zijn nettowinst in procenten van de omzet?   de nettowinst in procenten van de omzet: nettowinst:omzet x 100 80000:320000 x 100 = 25 25% van de omzet bestaat uit nettowinst

Verandering in procenten: Pietje koopt een paar sportschoenen ie afgeprijsd zijn van €85 naar €59,50. Hoeveel procent bedraagt de korting? Nieuw: €59,50 Oud: €85 (59,50 - 85) / 85 X 100 = -30 korting = 30% LET OP, GEBRUIK DE HAAKJES! Anders is het antwoord fout.

Verandering in procenten: 2 Jan heeft een antiekzaak. Zijn jaaromzet is € 180.000. Hij wil volgend jaar een omzet maken van € 193.500.Hoeveel procent moet hiervoor zijn omzet omhoog? (193500- 180000) / 180000 X 100 = 7,5 De omzet moet nog 7,5% groeien

Productie OF geld OF klanten OF enz. Arbeidsproductiviteit= hoeveel er wordt geproduceerd per uur, per dag, per week of per jaar. Arbeidsproductiviteit Uitrekenen = Productie OF geld OF klanten OF enz. Aantal uren OF aantal dagen OF enz. 1716/66 = 26 1840/66 =27,9 2200/88 = 25

3 De bedrijven in de afbeelding hebben allemaal te maken met de productie van pakken suiker. Hoe noem je zo’n serie bedrijven? -> Bedrijvenkolom Welk bedrijf uit de afbeelding verwerkt grondstoffen tot een eindproduct? ->Suikerfabriek, de andere vervoeren het alleen

Toegevoegde waarde: Verschil verkoopopbrengst en inkoopwaarde

5 Bekijk het staafdiagram. Bereken de waarde die door de productie van een groentewinkel wordt toegevoegd aan 15 kilo asperges.