3.8.1 Vissen 1 Zoet water Stekelbaars Snoek Baars Paling Blankvoorn Ruisvoorn Brasem Zeelt Karper Snoekbaars 2 Zout water Schol Makreel Hondshaai Haring Kabeljouw Schar Tong Kleine pieterman Bot
3.8.1 Vissen 1 Zoet water Paling Stekelbaars Snoek Baars Blankvoorn Ruisvoorn Brasem Zeelt Karper Snoekbaars ‘De vis wordt duur betaald’. ‘Boter bij de vis’. ‘Zich als een vis in het water voelen’. ‘Het is vlees noch vis’.
Stekelbaars De stekelbaars is bekend van de ‘zig-zag-dans’ die voorafgaande aan de paring door het mannetje wordt uitgevoerd. Het vrouwtje legt de eitjes in een ‘nestje’. Het mannetje bewaakt de eitjes. De mannetjes hebben in de paaitijd een rode keel en buik en een blauw oog. Algemeen. Komt voor in zoete, brakke en zoute wateren. Een deel van de driedoornige stekelbaarzen zwemt vanuit zee het binnenland in om te paaien. Voedsel: voornamelijk dierlijk plankton.
Snoek De grootste roofvis van zoet water die in Nederland voorkomt. Anaalvin en rugvin bevinden zich ver achterwaarts op het lichaam. De kop loopt uit in een platte, brede bek. Het lichaam is getekend met goudkleurige stippen of strepen. Algemeen. De snoek heeft een voorkeur voor heldere wateren, omgeven door plantenrijke oevers. Zijn prooi bestaat hoofdzakelijk uit vis.
Baars Algemeen. Komt voor in niet te troebele wateren. De baars heeft twee gescheiden rugvinnen, waarvan de voorste uitsluitend harde stekels heeft. Eet allerlei dierlijk voedsel, maar als de baars boven een lengte van circa 15 cm. is vooral vis.
Paling Het lichaam is slangachtig van vorm. De borstvinnen bevinden zich direct achter de kop. Algemeen. Trekt meestal als doorzichtige glasaal van ongeveer 6 cm. lengte vanuit zee de binnenwateren in. Volwassen exemplaren trekken terug naar zee om zich voort te planten. De glasaalintrek is tegenwoordig sterk verminderd. Het voorkeursvoedsel bestaat uit insectenlarven en kleine kreeftachtigen. Grote exemplaren eten ook wel visjes en weekdieren.
Blankvoorn Boven in het oog bevindt zich een rode vlek. Voorzijde rugvin boven voorzijde buikvinnen. Algemeen. Komt voor in allerlei watertypen. Voedsel: Voornamelijk slakjes en insectenlarven, soms plantendelen.
Ruisvoorn Algemeen. Ruisvoorn komt voor in ondiepe, plantenrijke wateren. Voorzijde rugvin duidelijk achter voorzijde buikvinnen. Het voorkeursvoedsel bestaat uit insecten en insectenlarven; ook worden plantendelen gegeten.
Brasem Komt voor in allerlei watertypen. Eet hoofdzakelijk insectenlarven, kleine kreeftachtigen, dierlijk plankton en wormpjes.
Zeelt Algemeen. Zeelt komt voor in wateren met veel plantengroei en een zachte bodem. De vinnen (aangegeven is de rugvin) zijn bolrond. Eet bij voorkeur slakjes, wormpjes en insectenlarven.
Karper Algemeen. Karper komt met name door uitzettingen (sportvissers) in veel wateren voor. De rand van de lange rugvin is hol ingesneden. Eet hoofdzakelijk insectenlarven, kleine kreeftachtigen, weekdieren en wormpjes. In het voorjaar zijn paaiende karpers te zien in sloten waar ze langs de kanten veel kabaal kunnen maken.
Snoekbaars De twee rugvinnen zijn gescheiden, de voorste heeft uitsluitend harde stekels. Algemeen. Komt voor in met name troebele en in diepe heldere wateren. Heeft daarbij voorkeur voor een stevige bodem. Eet hoofdzakelijk kleine vis.