Grootste staat In 1952 koning Faroek afgezet door een staatsgreep van het leger o.l.v. Naguib. Egypte wordt een republiek en militaire dictatuur. In 1954 wordt Nasser de nieuwe leider. Zijn doelstellingen -Egypte moet de leiding in de Arabische wereld krijgen -het Panarabisme → in 1958 ontstaat de V.A.R. (Egypte en Syrië)

In 1961 viel de V.A.R. uit elkaar -de 2 landen lagen te ver uit elkaar -Syrië voelde zich door Egypte overheerst -het Arabisch socialisme → gelijkheidsideaal (rijkdom eerlijk verdelen) -landhervormingen -nationalisatie van grote bedrijven -sociale voorzieningen -seculiere staat -anti - kolonialisme → in 1956 nationaliseert hij het Suezkanaal(inkomsten naar Egypte) -kiest de kant van de U.S.S.R. in de Koude Oorlog

Russische wapens en geld (voor aanleg Assoeandam) in ruil voor steun -sterk anti-Israelische houding → steun aan guerilla activiteiten tegen Israël (Israël: oog om oog, tand om tand politiek)

Sinds het ontstaan van Syrië grote invloed van het leger. Vanaf 1955 vormt de Baathpartij een coalitie met andere partijen en sinds 1963 hebben zij alleen de macht(na een staatsgreep) Vanaf 1970 regeert Assad als dictator (zijn zoon regeert nu)

Doelstellingen Baathpartij -Arabisch nationalisme -Arabisch socialisme -anti- westers (Russische wapens) -anti- Israël (steun aan de Palestijnen) -anti- kolonialistisch

In 1958 vond een staatsgreep plaats o.l.v. Kassem. De koninklijke familie werd uit- gemoord. Verenigd front van partijen (o.a. Baathpartij) regeert. In 1968 staatsgreep van de Baathpartij o.l.v. Hassan al Bakr. Die nationaliseert in 1972 alle oliemaat- schappijen → olie inkomsten gebruikt voor -opbouw economie -sterke wapenindustrie -sterk leger

In 1979 grijpt Saddam Hoessein de macht in de Baathpartij en dus in Irak.

Conservatief regime o.l.v. koning Hoessein -steunt op elite van grootgrondbezitters -sterk leger (bedoeienen) Vanaf 1999 regeert zijn zoon Abdullah II.

Was het Zwitserland van het Midden Oosten -liberale economie -bankstaat -handelscentrum -zeer welvarend Grote tegenstellingen tussen christenen en Sji’tische moslims. Loopt in 1958 uit op een burgeroorlog die het land sterk verwoest. Daarna grote invloed van Syrië. Veel Palestijnse vluchtelingenkampen, van waar uit Israël werd aangevallen.

Conservatieve regimes o.l.v. steenrijke Sjeiks. Grote kloof arm- rijk.