Week 7: Vervolging en martelaarschap Margit Pothoven.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Verhoudingen tussen joden en christenen in de eerste eeuw
Advertisements

4.3 De cultuur van het Rijk.
Rome De Late Keizertijd (193 n.Chr. – 476 n.Chr.) Mounir Lahcen
De ondergang van het West-Romeinse rijk
De opkomst van het christendom
Het West Romeinse rijk valt uiteen
De opkomst van het christendom
Romeinen, Germanen en Kelten
Romeinen in Noord-West Europa
Tijd van Grieken en Romeinen 3000 v Chr- 500 n Chr
2.5 Goden en heiligen Kenmerk:
Uit: Trouw 16 september 2009.
Mekka was een welvarend handelscentrum op de karavaanroute
De Republiek in een tijd van vorsten
Kenmerk 6: (a) De groei van het Romeinse imperium, (b) waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde Les 8: Romeinen en Christenen.
Kenmerk 8: De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten Les 7: ontwikkeling van het jodendom en.
Kenmerk 6: De groei van het Romeinse imperium, waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde Les 4: Octavianus a.k.a. Augustus.
Kenmerk 5: (a) De groei van het Romeinse imperium, (b) waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde Les 16: Ontwikkelingen in het Imperium.
Kenmerk 5 (a) De groei van het Romeinse imperium, (b) waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde Les 14: Van Republiek naar Keizerrijk.
Kenmerk 5: 07 b De confrontatie tussen de Romeinse en Germaanse cultuur van Noordwest-Europa Les 17: Het Romeinse Rijk valt uiteen.
Hoofdstuk V: Rome Les 8: Opkomst van het Christendom
Hoofdstuk V: Rome Les 7: Neergang van het Westen.
De ontwikkeling van Het Christendom..
De ontwikkeling van het Christendom
Efeze Toen nu de zeven dagen nagenoeg om waren, zagen de Joden uit Asia hem (= Paulus) in de tempel, en brachten al het volk in opschudding.
Late Oudheid.
De Hellenistische Periode
Romeinen en Germanen.
Jodendom en christendom
Het Christendom.
Het Christendom Paragraaf 8.
Echt klassiek! Tijd van Grieken en Romeinen
Keizers: Julisch-Claudische huis: 27 v.C. – 68 n.C.
De Romeinen en hun staatsvorm
De Romeinen en het christendom
Late Keizertijd Christendom
Hoofdstuk 3 De Romeinen.
Kenmerk 6: (a) De groei van het Romeinse imperium, (b) waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde Les 7: De Romeinen, Romanisering.
Tijd van Grieken en Romeinen
Opkomst van het christendom
Hoofdstuk V: Rome Les 2 - par 1B Het bestuur
DE KLASSIEKE OUDHEID De ontwikkeling van het jodendom en christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.
Hoofdstuk V: Rome Les 5: Keizer Augustus
Romeinen, Germanen en Kelten
Goed voorbereid naar de Pabo!
Een nieuw geloof: het christendom
Monniken en Ridders Hoofdstuk 3.
Geschiedenis Proefwerk oefenen.
Welke religies zijn er in dit gebied ontstaan?
H2 De tijd van Grieken en Romeinen
§4 Christendom in Europa
De Oudheid Grieken en Romeinen in de context van de wereldgeschiedenis Hoorcollege propedeuse semester I blok II F.G. Naerebout.
De Oudheid Grieken en Romeinen in de context van de wereldgeschiedenis Hoorcollege propedeuse semester I blok II F.G. Naerebout.
Les 3 De keizer en andere goden Gemaakt door: Nikki, Chanell, Cas, Tim en Roan.
H2.3 Joden en Christenen Grieken en Romeinen.
H2.2 Het Romeinse Rijk Grieken en Romeinen.
4.4 De Opkomst van het christendom. Wat gaan we doen? Een messias in Judea De joodse opstand Het optreden van Jezus Rome wordt christelijk Een populaire.
Tijd van Grieken en Romeinen v.Chr. – 500 na Chr.
Goed voorbereid naar de Pabo
Monniken en ridders 5.2 De kerstening van Europa
Hoofdstuk 4 De Romeinen.
Hoofdstuk 4 De Romeinen.
Tijd van Grieken en Romeinen v.Chr. – 500 na Chr.
Tijdvak 2 De tijd van Grieken en Romeinen
OPKOMST VAN HET CHRISTENDOM
Kenmerk 6 & 7 De confrontatie tussen de Romeinse en Germaanse cultuur van Noordwest-Europa Les 17: Het Romeinse Rijk valt uiteen.
Kenmerk 5: (a) De groei van het Romeinse imperium, (b) waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde Les 16: Ontwikkelingen in het Imperium.
Kenmerk 5: De groei van het Romeinse imperium, waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde Les 13: Octavianus a.k.a. Augustus.
Kenmerk 8: De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten Les 15b: ontwikkeling van het jodendom.
§2.3 De opkomst van het christendom
Transcript van de presentatie:

Week 7: Vervolging en martelaarschap Margit Pothoven

Indeling keizerschap (A1) Julisch-Claudische huis: 27 vC – 68 nC (Augustus-Nero) Vierkeizerjaar: (Galba-Otho-Vitellius-Vespasianus) Flavische huis: (Vespasianus-Titus-Domitianus) Adoptiefkeizers: (Nerva tot Commodus) Commodus: Tweede vierkeizerjaar: Severische huis: 193 – 235 (Septimius tot Alexander S) Soldatenkeizers: (Maximinus Thrax tot Carus) Tetrarchie: (Diocletianus)

Externe problemen (A2) Verhoogde druk op de rijksgrenzen in het noordwesten –Germaanse stammen zorgden voor onrust in de noordwestelijke provincies –Grote gebieden geplunderd en verwoest –In 170 na Chr. dringen Germanen door tot in Italië Ook verhoogde druk op de grenzen in het oosten –Parthische rijk werd opgeslokt door het Nieuw- Perzische rijk der Sassaniden ( na Chr.) –De Sassaniden wilden het oude rijk van Cyrus herstellen en bedreigden daarbij vele oostelijke Romeinse provincies

Interne problemen Legers konden externe druk niet aan Romeins burgerrecht was niet meer exclusief Gebrek aan militaire ervaring onder de legerofficieren Legerkampen waren sterk geregionaliseerd Rijk was niet meer berekend op hoge uitgaven voor defensie Belastingstelsel onvoldoende Waarde van de munt daalde

Keizer Gallienus (A3) Eén van de soldatenkeizers Regeerde van nC Hervormingen: –260: Senatoren waren voortaan uitgesloten van het bekleden van officiersposten (voortbouwen op Septimus Severus) –Zoneverdediging in de diepte –Rond 255: Overschakeling op mobiele troepen  versterking grenzen (samen met vader Valerianus ( )) –“Generale staf” van in krijgdienst opgeklommen ridders

Keizer Diocletianus (A4) Regeerde van nC Maakte einde aan de ‘crisis van de derde eeuw’ Probeerde herhaling te voorkomen door aantal hervormingen

A4: Diocletianus ( ) ging nog verder (handboek blz ): hij breidde het leger uit, versterkte de grenzen en splitste het leger op in mobiele grensmilities. Naast een nieuw belastingstelsel, saneerde hij ook het muntstelsel. Hij bond de boeren aan de grond, om de productiviteit van de percelen te waarborgen. Ambachtslieden en curiales werden ook aan hun stand gebonden om zo de sociale stabiliteit te bevorderen. De crisis van de derde eeuw maakte duidelijk dat een nieuw provinciebestuur noodzakelijk was. Diocletianus breidde het provinciaal bestuursapparaat dan ook sterk uit (vgl. handboek blz. 268). Hij scheidde de militaire sector van het civiele bestuur, waarbij de hoogste functies voortaan bekleed werden door leden van de ridderstand. De senatorenstand verloor hiermee zijn bevoorrechte positie, zowel bestuurlijk als militair (blz. 270). Om troonstrijd, zoals in de tijd van de soldatenkeizers, te voorkomen, stelde Diocletianus één medekeizer (Augustus, dus twee Augusti) aan en twee onderkeizers (Caesar, Caesares) die resideerden in Nicomedia, Milaan, Sirmium en Trier. Zijn opvolgingsplan was echter onsuccesvol (zie Constantijn de Grote, Slag bij Pons Milvius in 324 AD, blz. 272).

Problemen Militaire problemen Financiele problemen Dynastieke problemen Christendom

Hervormingen van Diocletianus Bestuur –Instelling tetrarchie –Verdubbeling aantal provincies –Uitbreiding en professionalisering van het ‘ambtenarenapparaat’ –Senaat verloor bevoorrechte positie Militair –Toename aantal soldaten –Formatie mobiele legers –Fortenbouw langs grenzen –Verbetering infrastructuur

Hervormingen: Vervolg Presentatie keizerschap –Verheven keizer (dominus). Afstand tussen keizer en onderdanen Financieel –Hervorming belastingstelsel Christendom –Grote christenvervolging 303 na Chr.

Oplossing? De maatregelen losten de problemen niet op, maar leidden tot andere moeilijkheden. Gevolgen waren vervreemding van keizer en onderdanen, en van keizer en senatoren, grote financiële problemen doordat de kosten van het bestuurlijke apparaat en het leger zeer hoog waren. Aan de andere kant kan gezegd worden dat het Romeinse rijk wel bijeengehouden werd en niet ten onder ging, dus dat de maatregelen van Diocletianus toch in zekere zin stabiliteit schenen te brengen. Er is discussie mogelijk over de aard van deze stabiliteit, waarop gebaseerd en succesvol of aanleiding tot ondergang van het Romeinse rijk? Tegenwoordig wordt het idee van ondergang steeds meer verdrongen door het idee van transformatie.

Keizer Constantijn (A5) Regeerde van nC Bekend om zijn bekering tot het christendom en het bevoordelen van de christenen Ook keizer Constantijn de Grote voerde hervormingen door

Hervormingen

Hervormingen van Constantijn Nieuwe hoofdstad, nl. Constantinopel Senatoren kregen weer een belangrijke plaats in het rijksbestuur Nieuwe mobiele legereenheden, bestaande uit barbaren Opkomst Germanen Uitbreiding bureaucratie en hofhouding Opvoering militaire budget Instelling nieuwe belastingen en verhoging oude belastingen 322: Versterking van greep van grootgrondbezitters op hun pachters Stabilisatie muntwezen d.m.v. de solidus Ontkoppeling van militaire en civiele posten, bijv. de praetoriaanse prefect wordt een civiele functie Toestaan christendom (313 na Chr., Edict van Milaan)

Verspreiding christendom (A6) a: Verklaring snelle verbreiding b: Overeenkomsten en verschillen andere religieuze stromingen in die tijd c: Hoe raakte het christendom verspreid d: Reactie Romeinse overheersers op de nieuwe religie

a. Christendom Christendom was populair zowel onder de ontwortelde stedelijke bevolking (slaven, vrouwen etc.)  gelijkheid voor god, als onder de stedelijke elite  het compromisloze karakter, de duidelijkheid en zekerheid die het monotheïsme bood

b. Christendom Overeenkomsten –Christenen erkenden net als de Joden slechts één god en verwierpen alle andere goden. –Net als enkele oosterse religies die in de keizertijd zich verbreidden (cultus van Isis en Osiris, Mithrascultus en de Cybelecultus) was het christendom niet aan steden of volkeren gebonden. Verschillen –Monotheïsme (zowel overeenkomst als verschil, verschil met “heidens” geloof) –Nieuwe religie en dat is geen aanbeveling in de oudheid

c. Verspreiding christendom Werk van apostelen Met name Paulus van Tarsus speelt een grote rol –N.B. Was eerst vervolger van christenen! Nadruk op geloof in de opstanding van Jezus na diens dood

d. Reactie op christendom Reactie Romeinse overheersers: –Over het algemeen stonden de Romeinse regeerders tolerant tegenover vreemde godsdiensten. Ze eisten alleen dat Romeinse burgers bereid zouden zijn mee te offeren en te bidden tot de Romeinse staatsgoden en ze traden op tegen verstoringen van de openbare orde (bij bijv. Bacchusfeesten). –Voorbeelden van tolerantie: de mysterieculten (Isis en Osiris, Demeter), het jodendom, de Bacchuscultus, de verering van Mithras en de Cybelecultus.

d. Reactie op christendom Minder tolerant tegenover het christendom. Monotheïsme Christendom anders dan jodendom –Nieuwe religie –Introvert karakter –Eucharistie was kannibalisme –Beschuldigingen van incest

Grootste probleem: Christenen weigerden mee te doen met de Romeinse keizercultus. Dit was onacceptabel. Pogingen om christenen tot deelname te dwingen leidden eerder tot martelaarschappen dan tot geloofsafval door christenen.

Romeinse Rijk: Oost en west (A7) Westen: –Germaanse volken vestigen zich binnen de rijksgrenzen –Plundering Rome in 410 door de Visigothen –Vestigen zich in zuidelijk Gallië –Angelsaksen in Brittannië Oosten: –Dichter bevolkt, sterker geürbaniseerd en welvarender –Constantinopel werd het nieuwe Rome –Onder Theodosius en Justianianus codificatie van het Romeinse recht Na Theodosius wordt het Rijk definitief opgesplitst

Martelaarschap (E-vragen) Ideaalbeeld: Sterven voor God. Uit zich in  (1) Eleazar weigert vlees van voor de heidense goden geofferde varkens te eten en toont zich zo bereid te sterven “voor de eerbiedwaardige en heilige wet” (2 Makk. 6.28; vgl. 23.).  net als in Polycarpus niet in strijd met eigen religieuze overtuiging handelen. (2) De broers en moeder sterven liever dan “de wet van onze voorvaderen te overtreden” (2 Makk. 7.2). Zij doen dit in afwachting van een “eeuwig leven” (2 Makk. 7.9) c.q. van de opstanding uit de dood (2 Makk. 7.11).  Het vertrouwen in goddelijke steun door de dood heen. (3) Eleazar verkiest een “roemvolle dood boven een besmeurs leven” (2 Makk. 6.19)  De roem die een dergelijke dood met zich meebrengt.