Large-scale evolutionary trends.  Trend: de richting van verandering gemiddeld hetzelfde  Grote schaal: grote groepen,soort, clades  Kunnen passief.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Statistische uitspraken over onbekende populatiegemiddelden
Advertisements

Toetsen van verschillen tussen twee of meer groepen
Overzicht Inkomen en armoede bij Belgische ouderen, vergeleken met hun leeftijdsgenoten in buurlanden Niet-monetaire indicatoren van de levensstandaard.
“De lichaamsgrootte van organismen binnen een bepaalde evolutielijn heeft de neiging om toe te nemen” Edward Drinker Cope, 1871  Bij alle groepen van.
Kracht.
HET ONTSTAAN DER SOORTEN
College 2 Between-subject en within-subject designs
Paragraaf 1 – Mondiale patronen: welvaart en welzijn
K3 Vectoren Na de les weet je: Wat een vector is
1 Neemt de kennis van onze studenten toe? Een analyse van de kennisgroei op basis van VGT scores Marieke van Onna & Samantha Bouwmeester.
Het vergelijken van twee populatiegemiddelden: Student’s t-toets
 Inleiding  Genetisch onderzoek  Hopeless monsters  Genetische speciatie 2.
Op zoek naar verbetering
Blogs Annette Ficker Tim Oosterwijk Opdrachtgever: Matthieu Jonckheere
Tussentijdse evaluatie
Wet van Cope. Definitie  Lichaamsgrootte van organismen binnen een evolutielijn stijgt  E. D. Cope, 1871  Bij alle groepen van organismen  Wereldwijd.
Massa-extincties en macro-evolutie
1 Datastructuren Sorteren: alleen of niet alleen vergelijkingen College 5.
1 Datastructuren Sorteren: alleen of niet alleen vergelijkingen (II) College 6.
Opdracht 2. premisse: het Nederlandse over in contexten waarin het vertaald wordt door about is een instantiatie van de focus-of- attention sense incorrecte.
Korte Synthese Laleman Angelique.  1. Inleiding  2. Motorische ontwikkeling van kinderen met een gehoorstoornis.  3. Het verband tussen evenwichtsstoornissen.
De dynamische driehoek: ouders - kind - school
Charles Darwin en de evolutietheorie
Chapter 9. Understanding Multivariate Techniques
Gegevensverwerving en verwerking
Non-parametrische technieken
Twee-factor Variantie-analyse

Inferentie voor regressie
Polariteit scheikundeblok.
Hoofdstuk 9 Verbanden, correlatie en regressie
Het probleem definiëren en de onderzoeksdoelstellingen
Voorspellende analyse
variabelen vaststellen
1 Complexiteit Bij motion planning is er sprake van drie typen van complexiteit –Complexiteit van de obstakels (aantal, aantal hoekpunten, algebraische.
Hogere Wiskunde Limieten en Continuiteit college week 5
De wondere wereld van de cel
Escalatie hypothese Trends in compositie van biota  evolutionair belangrijk MAAR: statistische en taphonomische fouten.
Hogeschool HZ Zeeland 19 augustus 2003augustus 2003 Data Structuren & Algoritmen Week 3.
1 Project PA4: goede toestand/goed potentieel zoet oppervlaktewater Plenaire vergadering ISC 2007 Brussel Door trekker Eric Lacasse.
1 Datastructuren Een informele inleiding tot Skiplists Onderwerp 13.
H2 Lineaire Verbanden.
Processen in kaart brengen om ze vervolgens te verbeteren.
Nieuwe normen Cito.
Opbrengsten van onderwijs
Varianties bij replicatie (herhaald testen)
Betrouwbaarheid.
Partiële r² Predictie van y gebaseerd op z alleen
Verbanden JTC’07.
LHCb GROEP B-Fysica: Materie, antimaterie en Oerknal ( het mysterie van CP-schending ) Hoe komt het dat ons Heelal uit (overwegend) materie bestaat? Volgens.
Energie De lading van een atoom.
Leydi Johana Breuls “In hoeverre speelt de sociale samenstelling van een sportclub een rol in de beslissing van leden om te stoppen?“ 01 Waarom?
B. Stof 3 Hoofdthema’s in de Biologie
Week 3: Systeemtheorie versus biologische psychologie
Terugblik BS 1 en 2 Biologie is de studie van organismen (levende wezens)
Latent class growth analysis als succesvolle methode om subgroepen te identificeren binnen een gewichtsreductie interventie. Bastiaan C. de Vos¹, MD,
‘Crosscutting concepts’ in de lerarenopleiding Harrie Eijkelhof Projectleider ECENT Freudenthal Instituut voor Didactiek van Wiskunde en Natuurwetenschappen.
IK en WIJ ontwikkeling De weg naar autonomie in verbinding Jale Simsek
De zomer van 2030 Gerbrand Komen Bart van den Hurk Frank Selten Geert Lenderink Albert Klein Tank © KNMI 2004.
Testen met een klein aantal testmonsters Rob Ross.
studiedag Ongekwalificeerde Uitstroom door actiegroep
inkomenselasticiteit
Het probleem definiëren en de onderzoeksdoelstellingen
Groei dossiers/ lokale opleg
Charles Darwin en de evolutietheorie
Toetsen van verschillen tussen twee of meer groepen
Voorspellende analyse
Smart grids Een filosofische verkenning naar de elektrische infrastructuur van de duurzame samenleving Dr. Maarten J. Verkerk.
Transcript van de presentatie:

Large-scale evolutionary trends

 Trend: de richting van verandering gemiddeld hetzelfde  Grote schaal: grote groepen,soort, clades  Kunnen passief of aangedreven zijn

PassiefAangedreven

Passief systeem  Speciatie is unbiased : zowel daling als stijging komen gelijk voor  Er bestaat een grens (verticale as als ondergrens)

Aangedreven systeem  Bias :als veranderingen of vertakkingen voorkomen gebeuren die naar rechts  Er is geen grens

Het verschil zit niet in :  Selectie tov limiterende omgevingsfactoren  Interne tov externe factoren  Wel in het verschil tussen homogeniteit en heterogeniteit ( vgl krachtveld)

Passief systeem  Speciatie is unbiased : zowel daling als stijging komen gelijk voor  Er bestaat een grens (verticale as als ondergrens)  Distributie heterogeen  Beperkingen of krachten werken als grens

Aangedreven systeem  Bias :als veranderingen of vertakkingen voorkomen gebeuren die naar rechts  Er is geen grens  Verdeling homogeen

Passief systeem: 3 types grenzen  Dempende:verandering die de lijn over de grens zou brengen wordt volledig tegengegaan( tot 0 gebracht) en krijgt de waarde van voor de verandering  Plakkende: de lijn krijgt de waarde 0, de waar de van de grens zelf  Reflecting: de lijn krijgt een positieve waarde gelijk de waarde die de lijn anders negatief zou bekomen

 Dempende en plakkende grenzen nog biologisch realistisch(selectie op de grens)  Geven alle 3 ongeveer hetzelfde resultaat Gemiddelde stijgt Skewness( maat voor assymetrie) is positief

3 methodes om passieve en aangedreven systemen te onderscheiden  De minimum test  De voorouder-afstammeling test  De subclade test

De minimum test  Aangedreven: als het minimum significant stijgt  Passief: het minimum beweegt naar de grens toe en daar blijft

De minimum test  Slechts 2 datapunten nodig: ancestraal minimum en terminaal minimum.  Probleem: alleen door kans kan er al stijging zijn  Ideaal : paleontologische tijdlijn

De voorouder-afstammeling test  Passief systeem: stijgingen en dalingen worden verwacht evenveel voor te komen  Aangedreven systeem: meer stijgingen  Nood aan aantal voorouder/afstammeling paren die ver van een mogelijke ondergrens liggen  Studie op grote trends van paarden van eoceen tot pleistoceen. Uit data blijkt aangedreven systeem  Meest direct, maar vraagt robuuste fylogenie!

De subclade test  Kijken naar skewnes van subclade genomen van de staart van de distributie => reflecteert lokale selectieve krachten  De clade als geheel weerspiegelt het globale regime  Vraagt maar 2 verdelingen die van de ancestrale conditie en die van de nakomelingen

De subclade test  Aangedreven: als ancestrale verdeling skewed is en gemiddelde skew van subclades positief is  Als de gemiddelde skew negatief is dan is het systeem waarschijnlijk passief  Mogelijkheid tot enkel baseren op moderne verdelingen Maar veronderstelt dan wel dat parameters stochastisch constant blijven

Het begrip complexiteit The great chain of being/ evolutionairy progress

Trends zorgen ze voor gemiddeld een stijging van complexiteit van multicellulaire dieren? Complexiteit:vele definities en contexten Nood aan nauwe definitie  Hoe meer gedifferentieerd een systeem, hoe complexer. Complexiteit stijgt als functie van stijgend aantal delen en interacties van een systeem

Complexiteit gebaseerd op 2 grote scheidingen  Object vs. Proces Object: aantal fysische deelnemers in systeem Proces: aantal verschillende interacties  Hiërarchisch tov nt hiërarchisch

4 types van complexiteit  Niet hiërarchische object complexiteit  Niet hiërarchische proces complexiteit  Hiërarchische object complexiteit  Hiërarchische proces complexiteit

Niet hiërarchische morfologische complexiteit  Complexiteit van een organisme is het aantal elementen dat het bevat  2 trends voor het gemiddelde en maximum gevonden bij potenpaar heterogeniteit en bij onderzoek op wervelkolom

Niet hiërarchische ontwikkelings complexiteit  Complexiteit door het aantal onafhankelijke interacties die de ontwikkeling sturen  Stijging van maximum aantal plooiparameters in gastropoden bij de eerste Paleozoïchische transities

Hiërarchische morfologische complexiteit  Aantal levels van geneste delen binnen een geheel  Moeilijk definieerbaar voor natuurlijke systemen  Gemiddeld individualisatie op niveau van kolonie stijgt bij bryozoa

Hiërarchische ontwikkelings complexiteit  Kan gemeten worden adhv aantal links in een causale keten

Er zijn trends in sommige aspecten van de metazoa complexiteiteit Wel niet even consistent Meer onderzoek naar subgroepen van metazoa

Limieten op trends  Selectie kan grote complexiteit tegengaan als de toegevoegde onderdelen de oorspronkelijke functie ondermijnen  Limitatie als zeer gesofisticeerde systemen regelmatig vervangen worden door simpelere versies  Zeer complexe systemen kunnen te chaotisch worden

 Bewijs: stabiele maxima bij bv arthropoden of bij het aantal voorkomende celtypes

Interne variantie  Organismen worden geacht spontane variatie te accumuleren als ze evolueren.Gevolg: hun interne delen worden meer gedifferentieerd  Spontane neiging tot stijging van interne variantie  Functie als vector in evolutie die leidt tot stijgende complexiteit  De evolutionaire resultante is onbekend owv interactie tussen selectie en vector

Interne variantie  Neiging tot het accumuleren van variatie wat leidt tot grotere complexiteit,voordat we selectie beschouwen  Selectie kan op verschillende manieren werken Versterken van interne variantie vector: er wordt geselecteerd op variatie die complexiteit veroorzaakt Neutraal tov complexiteit: geen correlatie tussen adaptatie en complexiteit Limiteren van interne variantie vector: disproportionele voorkeur voor variantie die daling van complexiteit veroorzaakt

 Selectie kan ook zo sterk tegen interne variantie vector ingaan zodat die helemaal wordt uitgeschakeld of negatief wordt(omkering)

Large scale trends Mechanismen: patroon van verandering in de variabele Oorzaken: is de drijvende kracht of de grens oorzaak van selectie of van bepaalde beperkingen

Large scale trends of the first kind  Passief  Selectie als onderliggende kracht  Grens kan bv leefbaarheid zijn: levensprocessen kunnen niet doorgaan bij iets dat minder delen heeft als een prokaryote cel

Large scale trends of the second kind  Passief  Beperkingen zijn de oorzaak  Bv het aantal celtypes in eukaryoten kan niet minder zijn dan 1

Large scale trends of the third kind  Aangedreven  Selectie als stuwende kracht

Large scale trends of the fourth kind  Aangedreven  Beperkingen zorgen voor opwaartse tendens  Veel tegenkantingen gekend tijdens moderne synthese omdat het zou goedkeuren dat sommige evolutionaire resultaten worden geïnterpreteerd als maladaptief