Inflatiepiek in 2001: BTW verhoging Bron: CBS, statline.cbs.nl
2002 piek voor maar een paar producten Bron: CBS, statline.cbs.nl
DNB Studie (Folkertsma, van Renselaar en Stokman, April 2002) Enquete onder winkeliers na introductie euro Inflatie was %-punt hoger –1/3 doorgeven kosten omschakeling –2/3 afronding naar ‘mooiere’ prijzen Hogere prijsstijgingen in horeca
Financiële markten en instellingen H2: De functies van financiële markten H3: De rol van financiële instellingen Voorbeeld: overname van ABN-Amro
ABN-Amro, achterblijver?
Rente & rendement Financieringsbehoefte bedrijf: Eigen vermogen: aandelen Vreemd vermogen: obligaties en andere leningen Ook onderscheid openbaar en onderhands => later in H2 Obligaties: agio/disagio Aandelen: Efficiënte markttheorie
Wat bepaalt de rente? ‘basis’ rente: vraag en aanbod van geld. –Vraag: investeringen, consumptief krediet, overheidstekort –Aanbod: besparingen (pensioenen), verzekeringen Rente voor een bepaald bedrijf: risicopremie (H3) Rente voor een bepaalde periode: –Huidige vraag en aanbod van geld –Toekomstige vraag en aanbod –Liquiditeit (risicoaversie)
Illustratie: rentes in het eurogebied
Welke markt? Geldmarkt: –Relatief korte termijn, vooral gedreven door liquiditeitsoverschotten en –tekorten –Vooral banken, handel in korte-termijnschuld Kapitaalmarkt: –Langere termijn, vraag en aanbod van geld: investeringen, hypotheken, etc. –Aandelen en obligaties, veel meer partijen actief
Openbaar of onderhands? Overwegingen Emissie/afsluitingskosten Liquiditeit Prestatiemeting (‘monitoring’) Heronderhandelen Informatiekosten (voor financiers) Controlerechten Wat is gunstiger? Onder welke voorwaarden?
Derivaten Aandelen en obligaties: claims op inkomen Opties, futures, swaps: claims op claims (vandaar: derivaten) Ander onderscheid: contact vs. termijn Voornaamste doel: risicobeheersing Vooral gebruikt door financiële instellingen Futures: wederzijdse plicht tot transactie in de toekomst Opties: recht voor de koper, plicht voor de schrijver Swap: plicht tot koop en terugkoop
H3: Financiële instellingen 1.Financiële intermediatie 2.Banken: besparingen in, leningen uit 3.Verzekeringen: risico’s poolen 4.Betalingsverkeer 5.Overig: effectenhandel, beleggings/waarderingsadvies, vermogensbeheer
Financiële intermediatie Intermediatie tussen? Looptijd Omvang Risico Plaats Waarom via een bank? Lagere transactie- en ruilkosten Lagere informatiekosten: adverse selection en moral hazard Regulering (?) Belang solvabiliteit, liquiditeit, rentabiliteit
Wat doen (Amerikaanse) banken?
Besparingen, leningen & betalingen Sparen in verschillende vormen –Spaarrekening, beleggingen, verzekeringen, pensioen Nederlandse pensioenen: –Verplicht uit algemene middelen, verplicht sparen, vrijwillig Verzekering: –Risico voor één staat los van risico ander => poolen helpt Leningen door bedrijven (of particulieren): –Risicopremie bepalen => hoe groot is de kans op terugbetaling? Betalingsverkeer: belang van ICT