Ga naar (klik op een van de onderstreepte):

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammatica Unit 2 HD 2.1 t/m 2.7.
Advertisements

Gerund = WW. gebruikt als zelfstandig Nw.
Let me tell you about... (De Voltooid Tegenwoordige Tijd)
1.There’s Tim! Look, he's wearing his new jeans. 2.What are you doing? We are doing our homework. Je gebruikt de present continuous voor iets dat nu aan.
Mag ik voor u het zoetste lied uit de geschiedenis zingen?
The stock market will go up De beurswaarden zullen stijgen YESNO JA NEEN Is Jefken a good person ? Is Jefken een goed mens ? YES NO JA NEEN Is Lonny a.
Als ik kon zijn waar jij bent If I could be where you are
Vragend en Ontkennend maken
Internet vriendschap Internet friendship
Conditional Clauses If-zinnen.
Grammar Chapter 6 Bezittelijk voornaamwoord na: of.
You do remember, don’t you?
Wednesday, 16 July 2014 woensdag 16 juli 2014 Click Klik.
Betrekkelijk vnw. = Relative Pronoun
The English Tenses Alles op een rijtje.
All Right 1thv Unit 6 Grammar 2.1 en 2.2.
WIJ ZIJN ZELFBEDRUIPEND IN ONS HOME WIJ KWEKEN ONZE GROENTEN EN FRUIT WIJ GEBRUIKEN REGENWATER VOOR KOKEN EN BADEN ZONNEPANELEN GEVEN ONS WARMTE EN LICHT.
zaterdag 19 juli 2014 Saturday, 19 July 2014 I see what you don’t see I come from another galaxy My earthal life was not the intention I was meant.
Grammar. When : wanneer, op het moment dat : The doctor said I had to take these pills when I wake up. If : als, voorwaarde : The doctor said I had to.
Instructie grammatica
In het Nederlands antwoord je vaak heel kort:
Grammatica Unit 1 HD 1.1 t/m 1.8.
Grammatica Unit 1 HD 1.1 t/m 1.8.
Grammatica Unit 6 HD 6.1 t/m 6.7.
Question Tags unit 6 gr 2.1.
Unit 2 grammar 4.1 wederkerende voornaamwoorden
Woordvolgorde in een engelse zin
Interrogative sentences
Directe rede  Indirecte rede
en ‘If-zinnen’ (klik hier als je meteen naar If-zinnen wilt.)
De Zegen in het Lijden. Oh, what I would do to have the kind of faith it takes, to climb out of this boat I'm in onto the crashing waves Ik zou alles.
Copyright met toestemming gebruikt van Stichting Licentie © 1994 Shepherd's Heart Music 1/12 JOY! JOY TO THE WORLD (Dennis L. Jernigan) 1. And this is.
Word Order. Wie?DoetWat? wie?Waar?Wanneer? onderwerpWerkwoord(en)Meewerkend Lijdend voorwerp PlaatsbepalingTijdsbepaling SheGaveHim a kissIn the shoolyard.
Sunday, 03 August 2014 zondag 3 augustus 2014 Click Klik.
zondag 3 augustus 2014 Sunday, 03 August 2014 END OF TIME EINDE DER TIJDEN IF THIS IS GOOD BYE INCH ALLAH TIBETAN CHAKRA MEDITATIONS CELESTIAL SODA POP.
zondag 3 augustus 2014 Sunday, 03 August 2014 I’M LEAVING This is a simple warning That I’ll leave in the morning I’ll come back now and then But today,
zondag 3 augustus 2014 Click Klik Sunday, 03 August 2014.
zondag 3 augustus 2014 Sunday, 03 August 2014 LICHT LIGHT I never see what has been done, I only see what remains to be done. Ik zie nooit wat reeds.
Simple en continuous tenses Met of zonder –ing. Alle tijden kun je in het Engels met of zonder –ing-form maken: I sleep… I slept… I had slept… I will sleep…
Deltion College Engels B1 Gesprek voeren [Edu/001]
Deltion College Engels C1 Gesprekken voeren [Edu/004]/ thema: There are lies, damned lies and statistics... can-do : kan complexe informatie en adviezen.
Deltion College Engels B2 Gesprekken voeren [Edu/006]/subvaardigheid schrijven notulen en kort voorstel thema: ‘What shall we do about non- active group.
Deltion College Engels B1 En Spreken/Presentaties [Edu/007] Thema: Soap(s) can-do : kan met enig detail verslag doen van ervaringen, in dit geval, rapporteren.
Deltion College Engels En Projectopdracht [Edu/001] thema: research without borders can-do/gesprekken voeren : 1. kan eenvoudige feitelijke informatie.
Deltion College Engels C1 Spreken/Presentaties [Edu/006] thema ‘I hope to convince you of… ‘ can-do : kan een standpunt uiteenzetten voor een publiek van.
Chapter 3 Hot off the press
Vragen met have en have got (= hebben)
Future (toekomst) Je krijgt 2 verschillende vormen van Future.
Woorden als or, and, but, when, because, so en since gebruiken we om twee zinsdelen te koppelen. Voorbeeld in het Nederlands: De dvd was erg duur maar.
Past Simple Onvoltooid verleden tijd Regelmatige werkwoorden:
Definities: Present Simple en Past Simple
+.
Past Simple (verleden tijd)
Present Perfect I have (werkwoord +ED) / (Onregelmatig 3e rijtje)
Vorige keer: Verleden tijd: (To be) I am in London. I was in London.
Grammar 3 Must = moeten (van jezelf) Should = Zou moeten (van jezelf) It’s getting late. I must go now. It’s getting late. I should go now. Mustn’t = moeten.
A LL R IGHT 1 THV U NIT 5 GRAMMAR 4.1 EN 4.2. M AAK DE VOLGENDE ZINNEN VRAGEND ! I am your best friend. She is at home. We are late. I can help you.
All right 1thv unit 7 gr 2.1 en 2.2.
grammar 3.1 en 3.2 the present perfect
 vertaal:  Ik ga elke dag naar de universiteit  Ik ga naar de universiteit in London.
All Right! 1 thv Unit 4 grammar 2.1 and 2.2.
All Right! 3hv Unit 6 grammar 4.1.
Kenmerken van een persoonlijke brief
Betrekkelijke voornaamwoorden een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een mens, dier, of ding dat al genoemd is in de zin. who verwijst naar personen:
4.1 present simple de present simple = de gewone tegenwoordige tijd: Ik loop = I walk Jij slaapt = you sleep etc! Je gebruikt deze tijd om aan te geven.
Voornaamwoorden.
Grammar Unit 5 HD 5.1 t/m 5.9.
Monday, 30 March 2015 maandag 30 maart 2015 Leonard Cohen is still on stage This must be a miracle at his age I’m sure that you like this song Enjoy.
Vragende/ontkennende zinnen. 1.Met behulp van to do Betalen wij de rekening? Do we pay the bill? Wij betalen de rekening niet. We do not pay the bill.
Who/which voornaamwoorden
Transcript van de presentatie:

Ga naar (klik op een van de onderstreepte): Persoonlijke voornaamwoorden (personal pronouns) I, me, my, mine, myself Aanwijzende vooornaamwoorden (demonstrative pronouns) this, that, these, those Onbepaalde voornaamwoorden (indefinite pronouns) some, any, every, each, no, both, either

Persoonlijke Voornaamwoorden …………bezit(bij z.n)………………bezit(zonder z.n.)…………Lijd./meew.vwp… onderw…………wederkerend vnw*. This is my knife. It's mine. Give it to me. I won't cut myself. ……………your ……………….yours. ………………… you. You ……………yourself. …………… his ……………….his. ………………...… him. He ……………himself. …………… her ………………hers. …………….…… her. She ……………herself. …………… its ……………….its. …………………..… it. It ……….……..itself. …………… our ………………ours. ……………..…… us. We ……….ourselves. …………… your ……………yours. ………….……… you. You …….yourselves. …………… their ……………theirs. ……………… them. They ….themselves. (let op: de bezittelijke vnw. hebben geen apostrof! en…theirself bestaat niet!) *Een wederkerend voornaamwoord slaat terug op het onderwerp.   Voorbeelden: Ik sneed me. =  I cut myself. Wij sneden ons. =  We cut ourselves.

Voorbeelden: Ik herinner me zijn gezicht. = I remember his face. Je gebruikt deze -self woorden ook om nadruk te geven. Ik heb het zelf gezien. I have seen it myself.  Let op: de volgende werkwoorden hebben geen -self: to remember / to feel / to hurry / to worry / to behave / to realize / to concentrate Voorbeelden:  Ik herinner me zijn gezicht. =  I remember his face. Hij voelde zich ongelukkig.  =  He felt unhappy.  Je gedroeg je slecht. = You behaved badly.

het zijn/dat zijn (zonder nadruk) = they are Ken je die mensen? Ja, het zijn vrienden van ons. Do you know those people? Yes, they are friends of ours. It (niet he/she) is voor dieren/dingen. My bike has lost its saddle. Echter: This ship has lost her rudder. Fill her up! (gooi de auto maar vol!) Snoopy has lost her bone. (zeelui zijn zo gehecht aan hun schip dat ze altijd she/her gebruiken; voor sommige mensen geldt hetzelfde m.b.t. hun auto/huisdier) Bij know/remember/try/tell laat je ‘it’ weg: Ik kan het me niet herinneren.= I can’t remember. Ik zal het proberen.= I’ll try. Bij think/suppose/hope gebruik je ‘so’ i.p.v. ‘it’: Ik hoop het.= I hope so. Ik denk ‘t wel.= I think so.

‘er’+voorzetsel = voorzetsel+it/them Ze spraken er nooit over.= They never spoke about it. Zinnen met fouten erin.=Sentences with mistakes in them.

Aanwijzende voornaamwoorden dichtbij veraf enkelvoud this that meervoud these those Vertaal: Dat zijn de mannen die nooit koken. Those are the men that never cook. (‘Those’ slaat op ‘men’=meerv.) Dit zijn mooie appels. These are nice apples. Je broer, nee, die ken ik niet. Your brother, no, I don’t know him. Hier wordt niets aangewezen: dan ook geen aanwijzend vnw. gebruiken) dit alles=all this Als ik dit alles geweten had…!= If I had known all this.

Vertaal: Ik wou dat je dit allemaal eerder gezegd had. I wish you’d said all this sooner. Ik wil er niet over praten. I don’t want to talk about it. Dat zijn goede argumenten. Those are good arguments. Dit is een grote vrachtwagen, maar zijn stuur is klein. This is a large lorry, however, its steering-wheel is small. Voor de laatste keer: het zijn echt de schaatsen van Kelly!! For the last time: they really are Kelly’s skates. Ik weet het niet, maar ik geloof van wel. I don’t know, but I think so.

Onbepaalde voornaamworden some = sommige/enkele/enige in bevestigende zinnen any = sommige/enkele/enige in vragen en ontk. zinnen Some people left the concert-hall not anybody liked the show. Uitzonderingen: Waiter, could I have some beer? Dit is eigenlijk geen vraag: het antwoord is sowieso ‘ja’ Any fool knows the way to the centre of town. They sell any cd you can think of. ‘any’ betekent hier: wie/wat dan ook/willekeurig Nb.: er is geen verschil tussen anybody/somebody of anywhere/somewhere of somebody/anybody etc.

Verschil ‘every’/’each’ Every= elk[e]/alle tesamen, je zien een groep voor je Every student knows this. Each= elke apart, de nadruk ligt op het individu Each student should take his books with him. We had a euro each

Let op de volgende gevallen: Bijna niemand=hardly anyone niet: almost noone Bijna nergens=hardly anywhere There were some 50 people at the funeral. Some+getal=ongeveer ‘each other’ schrijf je los, dus niet eachother ‘no’ staat voor een z.n.: There are no meatballs left. ‘none’ staat alleen of wordt gevolgd door ‘of’: None of them spoke. How many watches does he have? –None!

I have read both books. I have read the two books we had to read, but I didn’t like either. I have read these 10 novels, I liked none. both= beide, veel nadruk the two= beide, zonder nadruk (not) either= (g)een van de twee none= geen van allen (meer dan 2) both…and= zowel..als Both Peter and John are my cousins. either…or=of…of Either Peter or John is his cousin. Neither…nor=noch…noch Neither Peter nor John is his c.

©BtB Ieder van hen weet dit, dus je kunt het ieder vragen. Each of them knows this, so you can ask anybody. Of jij of hij heeft het fout. Either you or he is wrong. De scheids zei: elke bal moet hard opgepompt worden. The referee said: each ball must be pumped hard. Geen auto mag onveilig zijn, helemaal geeneen! No car may be unsafe, none at all! Bijna niemand weet dit. Hardy anyone knows this. Some 15 students attended the lecture. Ongeveer 15 studenten woonden de lezing bij Elke vis kan zwemmen, dat is duidelijk. Any fish can swim, that is clear. Elk lid van de partij moet stemmen, iedere stem telt. Each member of the party must vote, each(every) vote counts. Jullie 2 moeten nu vertrekken, ja jullie allebei! The two of you must leave now, yes both of you! We zagen vogels zowel als vissen. We saw both birds and fish. ©BtB