Inleiding taalwetenschap

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
De schaduw van Jan Harrie Geelen Querido.
Advertisements

Uitleg bijwoordelijke bepaling (bwb)
Herhaling van hoofdstuk
Uitleg meewerkend voorwerp (mv)
naamwoordelijk gezegde
Ik ben Mo.
Uitleg lijdend voorwerp (lv)
Mijn antwoord op Gods zegeningen. Sabbat 3 mei 2014 “Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelsferen, in Christus,
Het onderdeel grammatica begint op blz. 206
Man  vrouw ( een kort verhaal, verteld door een ? )
Taaloefeningen. Mijn oom wil een heel mooi schilderij kopen. zin 1 Zinnen ontleden.
Wie is rijk ? & wie is arm ?.
Door Rosalie Blok. Op 4 mei 2013 heb ik besloten om naar de dodenherdenking te gaan in een dorp in de provincie Zeeland. Dit wordt jaarlijks georganiseerd.
De beloning van de dwerg
Grammatica hst. 1 t/m 3 Woordsoorten Zinsdelen PV H1 WG LW H. 1 NG BNW
Bijeenkomst 3 Hoe bouw je een les op en hoe houd je hierbij rekening met het leren van leerlingen?
Vmbo Helicon Eindhoven
Voor hen die nog een moeder hebben is dit heel mooi.
Taalkunde Grammatica A
de centurio te Kapernaüm
De vier kaarsen.
Voorzetsels.
'Om mijn oud woonhuis peppels staan'
Spelling college 3.
Inleiding taalwetenschap
Inleiding taalwetenschap
Inleiding taalwetenschap
Taalkunde Grammatica A
Inleiding taalwetenschap
Taalkunde Grammatica A
Taalkunde Grammatica A
Maand programma bij receptie dit project is gemaakt door: soufian.
Voorstellingsbrief Naam; Maaike Reimerink ben 16 Zit op praktijkschol de Wheemergaarden in klas 4a .Ik ga jullie nu wat vertellen over mijn stage .Ik ben.
Het Debat Opbouw en inhoud.
Natuurlijke-Taalinterfaces Week 7 Discourse Representation Theory.
Bewerkt door Rani, Sofie, Helena en Annelies Schooljaar:
Toen praten hun die stem.. de deur liep in degene die niet meer kon.
dus dat zag je inderdaad zo af en toe gebeuren. dus we gingen 's-morgens om zes uur in de bus en toen waren we daar dan om 'n uur of half tien bij die.
Werkverslag. Inhoudsopgave Pag.1 wat hebben we gedaan in deze lessen?
Hoe volgen wij de kinderen?
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
‘De Klomp Draait Door’ Rosalie Blok Klas CE2C.
Interpreteren van data
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
Spelling college 6.
Letterkunde van 1800 tot 1914 griezelverhaal schrijf je eigen
Voornaamwoorden Enkele opmerkingen over. Enkele opmerkingen over het en dat Voorlopig subject De Coolsingel, het/dat is een brede straat. De Coolsingel,
Taaloefeningen.
Goedendag computerbezitter!
Uitleg persoonsvorm (pv)
SE-Seneca voorbereiding op CE 2013!
Wat een oude haan deed om niet vervangen te worden door een jongere...
Mijn buurman uit België komt iedere avond rond uur bij mij op de koffie.
wanneer ging hij ze in zon. een meter droomde. de vogels vielen naar het kasteel.
Semantiek De studie van betekenis. Vragen Wat is betekenis? Betekenis van wat?
Werkwoorden in de v.t. Reeks 1.
Herhaling Spelling Hoofdstuk 1 en 2 Klas 2A.
Hij,ze,hem,haar,zijn,deze,dit,die,dat
Seizoensthema … GRAPES Gratie Genade GUNST.
DE BERGREDE (4) WELKOM. Psalm 119: 1  Welzalig wie de rechte wegen gaan,  wie in de regels van Gods wijsheid treden.  Zalig wie zijn getuigenis verstaan,
Wat zijn verwijswoorden en hoe gebruik je die?
Plancyclus les 3 Actualiteit Quiz over de stof tot nu toe
Ik ben 10 jaar Ja ik ga vandaag voor het eerst naar de heksen school. Het is ver lopen maar later kan ik vliegen en hoef ik niet meer te lopen. En later.
Vrouwen hebben altijd het laatste woord !!!!
 Bepaald?  Bepaald:De het  Bepaald: de het  Onbepaald?
Nederlands Vrijdag 11 maart 2VA.
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Watersnood in Veenendaal Het was donderdagnacht, 8 Maart Ik lag in bed, maar kon niet slapen. Het waaide namelijk erg hard en ik hoorde de.
Betrekkelijk voornaamwoord
Semantiek week 7.
Transcript van de presentatie:

Inleiding taalwetenschap oprea@hr.nl college 6, week 7

Bespreking huiswerk Vragen over hoofdstuk 6 bespreken huiswerk (probeer je vragen zo specifiek mogelijk te formuleren) bespreken huiswerk hfst. 6: opdracht 1 t/m 8

Verwarring… In T&T worden op het eerste niveau alleen NC en VC onderscheiden Bij Luif (gramm. A) worden naast NC en VC ook voorzetselconstituenten onderscheiden VzC In T&T worden VzC in geval van plaats- en tijdsbepalingen NC genoemd In T&T worden andere VzC ingedeeld bij de VC In T&T wordt niet gekeken naar de voorzetsels

Opdr. 6.2a Zin NC VC NC VC AdjC H H AdjC H AdvC H H AdjC H H De jonge verpleegkundige verleidde de rijke patient met doorzichtige praatjes.

Opdr. 6.2b Zin NC VC NC VC NC AdjC H H AdjC H AdvC H H H H Op een mooie zomerdag fietste het bejaarde echtpaar per tandem naar het strand.

Opdr. 6.2c Zin NC VC NC NC VC AdjC H VC H AdjC H H H H H Om de vier jaar wordt in Kassel een belangrijke kunsttentoonstelling georganiseerd.

Opdracht 6.4 De slecht voorbereide minister antwoordde het Tweede- kamerlid ronduit onbeschoft. NC: de slecht voorbereide minister Hoofd: minister AdjC: slecht voorbereide Hoofd: voorbereide AdvC: slecht Hoofd: slecht VC: antwoordde ronduit onbeschoft Hoofd: antwoordde AdvC: ronduit onbeschoft Hoofd: onbeschoft AdvC: ronduit Hoofd ronduit NC: het Tweede-kamerlid Hoofd: Tweede-kamerlid

Opdracht 6.4 [[De [[slecht H]AdvC voorbereidde H]AdjC minister H]NC [antwoordde H]VC [het Tweede-kamerlid H]NC [[[ronduit H]AdvC onbeschoft H]AdvC]VC]Z.

Opdracht 6.4 zin NC VC NC VC AdjC NC H H AdvC AdvC H H AdvC H H H De slecht voorbereide minister antwoordde het Tweede-kamerlid ronduit onbeschoft.

Opdr. 6.5 [Ik heb een heel erg jonge hypotheekadviseur ontmoet.] Z [[Ik]NC [heb]VC [een heel erg jonge hypotheekadviseur]NC [ontmoet.]VC]Z [[IkH]NC [[heb]VC ]VC [een [[heel]AdvC [erg]AdvC [jongeH]]AdjC [hypotheekadviseurH]]NC [[ontmoet.H]]VC]Z [[IkH]NC [[heb]VC ]VC [een [[[heelH]AdvC] [[ergH]AdvC] [jongeH]]AdjC [hypotheekadviseurH]]NC [[ontmoet.H]]VC]Z

Opdracht 6.5 Zin: Ik heb een heel erg jonge hypotheekadviseur ontmoet. NC: Ik H: Ik VC: heb H: heb NC: een heel erg jonge hypotheekadviseur H: hypotheekadviseur AdjC: heel erg jonge H: jong AdvC: heel H: heel AdvC: erg H: erg VC: ontmoet H: ontmoet

Opdracht 6.5 Zin NC VC NC VC H VC AdjC H H H AdvC AdvC H H H Ik heb een heel erg jonge hypotheekadviseur ontmoet.

Opdracht 7 Ik houd vreselijk veel van de zoon van het staatshoofd. Constituenten Inhoudswoord/functiewoord Woordsoort

Opdracht 6.8 b en c Nou, als hij niet komt, kan hij van mij het dak op. nou: partikel als: conjunctie van: prepositie het: partikel op: postpositie Toen hij zijn zin niet kon krijgen, liep hij kwaad de deur uit. toen: conjunctie de: partikel uit: postpositie

Hoofdstuk 10: Zinsbetekenis

Semantiek Onderdeel van de taalkunde dat zich bezighoudt met betekenis woordbetekenis zinsbetekenis Compositionaliteit: betekenis is afhankelijk van Zin: betekenissen van de samenstellende woorden syntactische verbanden Constituent: woordvolgorde Woord: betekenissen van de afzonderlijke woorddelen volgorde van de woorddelen

Referentie Referentie: verband tussen taalelement en datgene waarnaar dit element verwijst (referent) specifieke referentie: bij de spreker bekend definiete referentie: identificeerbaar voor de hoorder Die merel pikt al mijn druiven. indefiniete referentie: niet identificeerbaar In mijn tuin zit een merel, die al mijn druiven pikt. niet-specifieke referentie: bij de spreker niet bekend generieke referentie: er wordt een soort aangeduid De merel houdt over het algemeen erg van druiven. categoriale referentie: er wordt een willekeurige soort bedoeld Er zijn veel vogels die van druiven houden.

Referentie Referentie Specifiek (bekend aan de spreker) Definiet (identificeerbaar voor de hoorder) Die merel pikt al mijn druiven. Indefiniet (niet identificeerbaar voor de hoorder) In mijn tuin zit een merel, die al mijn druiven pikt. Niet-specifiek (niet bekend aan de spreker) Generiek (soort als geheel) De merel houdt over het algemeen erg van druiven. Categoriaal (willekeurig (lid van een) soort) Er zijn veel vogels die van druiven houden.

Nominale constituent met pronomen Pronomina in het Nederlands Singularis Pluralis Eerste persoon ik we/wij Tweede persoon je/jij je/jullie Derde persoon hij, ze/zij, het ze/zij

Deixis en anafora Deixis: er worden voornaamwoorden gebruikt die door een gemeenschappelijk referentie kader van spreker en hoorder, door de hoorder te identificeren zijn. Zij is altijd aanwezig. De koffie staat daar. Anafora: pronomen dat terugverwijst naar een antecedent. Mieke werkt hard. Zij is altijd aanwezig. Bij AH staat de koffie in het pad, waar ook de thee staat.

Verbale constituent: tijd grammaticale tijd: tempus (mv: tempora) tegenwoordige tijd: presens Mark plukt bloemen. verleden tijd: preteritum Mark plukte bloemen. toekomende tijd: futurum Mark zal bloemen plukken. in relatie tot het spreekmoment: absolute tempus in relatie tot een andere referentie dan het spreekmoment: relatieve tempus Mark plukt bloemen als hij naar school gaat. Mark plukte bloemen toen hij uit school kwam. Mark zal bloemen plukken als hij naar school gaat.

Verbale constituent: aspect ingressief aspect: vanuit het perspectief van de beginfase Vorige week om deze tijd vertrok ik naar Spanje. De marathon start volgende week om twaalf uur. progressief aspect: vanuit het perspectief van ontwikkelingsfase Vorige week ben ik in Spanje geweest. Volgende week wordt de marathon gelopen.

Verbale constituent: aspect perfectief aspect: de situatie is een afgesloten geheel Alle toetsen zijn nagekeken. Als ik daar kom, is zij aan het koken. imperfectief aspect: de situatie is in ontwikkeling Ik ben de toetsen aan het nakijken.

Verbale constituent: situatietypen Dynamisch Statisch Gecontroleerd handeling Ik bewerk de resultaten met de computer. positie Ik heb de resultaten bewerkt met de computer. Niet-gecontroleerd proces De computer loopt vast. toestand De computer is vastgelopen.

Huiswerk hfst. 10: opdracht 1 t/m 6 Onderzoeksgroepje Jennifer, Linda, Cheniva, Roos en Franke Bestuderen hfst 1 t/m 6 en 10