Geld tekort en geld over

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
H3 Wat doe je met je geld Onderscheid tussen verschillende soorten uitgaven, om een goede begroting te kunnen maken Verschillende vormen van sparen en.
Advertisements

Hoeveel pensioen krijg ik straks?
Hoofdstuk 3: Geld over en tekort
Hoe is het opgebouwd Een eenvoudige uitleg
NEDERLANDS WOORD BEELD IN & IN Klik met de muis
H 14: Enkelvoudige interest
Belastingstelsel Box 1 Het schijventarief.
Rekenen Cito M5 oefenen.
Rekenen Cito M6 oefenen.
Hoofdstuk 3: Wat doe je met je geld?
Quiz hoofdstuk 6.
Inkomen les 17 Begrippen & 81 t/ 84
Hoeveel pensioen krijg ik straks?
7.1: Van de wieg tot het graf
Zorgverzekering Wat is het? Hoe werkt het?.
Hoofdstuk 2.
Herhaling H4  Iedereen gaat staan  Lees en luister naar de vraag  Kies het voor jouw juiste antwoord doordat je het groene of rode kaartje toont.
Regels economie: Geldbedragen ronden wij af op centen. Bijvoorbeeld €2,99 -> dus twee decimalen. Andere aantallen rond je af op één decimaal. Tenzij anders.
De toets data 2kb juni 2kc juni 2kd 20 juni 2ke 17 juni   2ma 19 juni
Toepassingen 5L week 1: ‘Een nieuwe start’
Voorbereiding Clubbridge
In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht = Het geld wordt minder waard.
Inkomen Begrippen 1 t/m 5 Werkboek blz 5
Lesplanning Binnenkomst
Ik hou van Holland spel!.
Regels voor het vermenigvuldigen
Welvaart Hoofdstuk 4.
Agenda  Lessen (6)  tot  hs 30
In dit vakje zie je hoeveel je moet betalen. Uit de volgende drie vakjes kan je dan kiezen. Er is er telkens maar eentje juist. Ken je het juiste antwoord,
Inkomen les 20 Begrippen & opgave 100 t/m Begrippen Collectieve lasten Geheel van belastingen en sociale premies.
Inkomen les 16 Inzichtvraag & 77 t/m 80
Inkomen les 19 Begrippen & 92 t/m 99
Inkomen Begrippen + 6 t/m 10 Werkboek 6. 2 Begrippen Arbeidsverdeling Verdeling van het werk in een land.
Inkomen 21 Begrippen H6. 2 Begrippen Directe belastingen Belastingen die rechtstreeks aan de overheid moeten worden betaald.
Samenvatting Wat moet je leren/ oefenen? Heel hoofdstuk 2
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38
Lesplanning Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent 2.2
Blz Prioriteiten stellen betekent dat je de belangrijkste dingen eerst koopt/ betaalt. Huishoudelijke uitgaven zijn producten die je vaak koopt,
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Samenvatting Intro Samenvatting:
Paragraaf 1 Kennen: De verschillen tussen de formele en informele sector Verschillen tussen een individuele en een collectieve arbeidsovereenkomst Welke.
Blz Prioriteiten stellen betekent dat je de belangrijkste dingen eerst koopt/ betaalt. Huishoudelijke uitgaven zijn producten die je vaak koopt,
Lesplanning Binnenkomst Intro Bespreken proefwerk Uitleg docent 2.3
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38 Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent Zelfstandig werken, met radio?? Afsluiting van de les. Lokaal verlaten.
Hoofdstuk 6 Grafieken en formules
Overheid Prinsjesdag en lonen.
Voorbereiding op toets H13 Klas: 4G
Paragraaf Huren  Huur  Gas, water en licht  Klein onderhoud Kopen  Hypotheek  aflossing en rente  Onroerendezaakbelasting  Gas,
Samenvatting hoofdstuk 1
Toets 1 Examen Reinder Reen.
§1.1 Wat voor een inkomen heb je?
7.1: Van de wieg tot het graf
4.1 Pijn in je eigen portemonnee? ↗ Verzekerde ↗ Degene die zich verzekert bij een verzekeringsmaatschappij ↗ Verzekeraar ↗ De verzekeringsmaatschappij.
7.1: Van de wieg tot het graf Welkom 4ha en 4hb Intro verzorgingsstaat HC Opdracht.
7.1: Van de wieg tot het graf
Wat voor inkomen heb je & waar blijft je geld?
Instructie hfst 4. Belangrijke begrippen Premie= bedrag dat je voor de verzekering betaalt. Hoogte hangt af van het risico,de waarde van het verzekerde,wel.
Mijn Inkomsten en uitgaven (1 m.) Klassikale aftrap
Jongeren & geld. Zakgeld Hoeveel zakgeld krijgen jongeren? leeftijdzakgeld (per maand) 12€ 19 13€ 23 14€ 25 15€ 30 16€ 31 17€ 36.
Soorten verzekeringen  Aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP)  WA-verzekering  WA- + cascoverzekering ‘allrisk’  Reisverzekering 
T4 ECONOMIE Hst 3 Kies je voor zeker?.
Exameneenheid: Consumptie
Hoofdstuk 4 Verzekeren.
(Bijna) iedereen doet het
Vmbo 2 economie Overheid overbodig?
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Beeld magazine.
Geld en Welvaart Exameneenheid Consumptie
Transcript van de presentatie:

Geld tekort en geld over Quiz H3 Geld tekort en geld over

Mededelingen vooraf Extra opdracht: Kijk in de ELO wat je eventueel moet verbeteren, cijfers tot dusver: link Deze week de extra opdracht afmaken!  deelopdracht D + E + verzekeringsadvies Download alle PowerPoint, 4 in totaal. Volgende week toets!

Uitleg Quiz Quiz bestaat uit open vragen en meerkeuzevragen Meerkeuze vragen leveren 1 punt. Bij de open vraag is vermeld hoeveel punten jullie kunnen scoren Open vragen worden met een stift op een A4 genoteerd. Iedere groepje moet tegelijkertijd de antwoorden laten zien.

Vraag 1 Wat is een overdrachtsinkomen? A: Inkomen dat je extra krijgt van je baas B: Inkomen dat je krijgt van de overheid door te werken C: Inkomen dat je extra krijgt van het verhuren van een vakantiehuisje D: Inkomen dat je krijgt van de overheid zonder een tegenprestatie te leveren

Vraag 1 antwoord Wat is een overdrachtsinkomen? A: Inkomen dat je extra krijgt van je baas B: Inkomen dat je krijgt van de overheid door te werken C: Inkomen dat je extra krijgt van het verhuren van een vakantiehuisje D: Inkomen dat je krijgt van de overheid zonder een tegenprestatie te leveren

Vraag 2 Budgetteren is? A: Het verkrijgen van extra inkomsten B: Het op elkaar afstemmen van de inkomsten en uitgaven C: Bezuinigen op de uitgaven D: Geld lenen om meer te kunnen uitgeven

Vraag 2 antwoord Budgetteren is? A: Het verkrijgen van extra inkomsten B: Het op elkaar afstemmen van de inkomsten en uitgaven C: Bezuinigen op de uitgaven D: Geld lenen om meer te kunnen uitgeven

Vraag 3 (Maximaal 4 punten) Reken uit: Een vrachtwagen wordt gekocht voor € 5000. Deze vrachtwagen heeft een verwachte gebruiksduur van 5 jaar. Na deze 5 jaar moet een nieuwe vrachtwagen gekocht worden, verwacht wordt dat deze nieuwe vrachtwagen € 6000 gaat kosten. Voor de oude vrachtwagen verwacht men nog € 500 terug te krijgen. Wat moet je per maand reserveren?

Vraag 3 antwoord Vervangingswaarde  € 6000, dit moeten we dus reserveren Restwaarde  € 500 Gebruiksduur  5 jaar Formule: (vervangingswaarde – restwaarde) Gebruikswaarde in maanden (6000 – 500) = € 91,67 (5 x 12)

Vraag 4 Een doorlopende reisverzekering gebruik je als je 1x per jaar op vakantie gaat. A: juist B: onjuist

Vraag 4 antwoord Een doorlopende reisverzekering gebruik je als je 1x per jaar op vakantie gaat. A: Juist B: Onjuist

Vraag 5 Marcel werkt bij het ministerie van Financiën. Voor het reizen krijgt Marcel een OV- chipkaart van zijn baas. Deze OV – chipkaart is een voorbeeld van: A: Een prestatietoeslag B: Loon in Natura C: Huur D: Een dertiende maand

Vraag 5 antwoord Marcel werkt bij het ministerie van Financiën. Voor het reizen krijgt Marcel een OV- chipkaart van zijn baas. Deze OV – chipkaart is een voorbeeld van: A: Een prestatietoeslag B: Loon in Natura C: Huur D: Een dertiende maand

Vraag 6 (Maximaal 5 punten) Gebruik onderstaande bron: Hoeveel verdient Rebecca in totaal per jaar?

Vraag 6 antwoord Loon: 1430 x 12 = € 17.160 Vakantiegeld: = € 1.140 Rente en dividend = 114 x 4 = € 456 Extra inkomsten = 12 x 52 = € 624 Totaal = € 19.380

Vraag 7 Welk van onderstaande begrippen heeft niets met reserveren te maken? A: Vervangingswaarde B: Restwaarde C: Budgetteren D: Reeds gespaard bedrag

Vraag 7 antwoord Welk van onderstaande begrippen heeft niets met reserveren te maken? A: Vervangingswaarde B: Restwaarde C: Budgetteren D: Reeds gespaard bedrag

Vraag 8 (1 punt per verzekering) Noem zoveel mogelijk voorbeelden van verzekeringen die we in de les hebben behandeld.

Vraag 9 Welk van onderstaande verzekeringen is verplicht? A: Aanvullende zorgverzekering B: AVP - verzekering C: WA – dekking D: Reisverzekering

Vraag 9 antwoord Welk van onderstaande verzekeringen is verplicht? A: Aanvullende zorgverzekering B: AVP - verzekering C: WA – dekking D: Reisverzekering

Vraag 10 (Maximaal 4 punten) Klaas werkt bij IT – works. Hij zit dit jaar in trede 6 van schaal 8. Hoeveel verdient Klaas per jaar? Reken hier ook 8% vakantiegeld in mee!

Vraag 10 antwoord Klaas verdient per maand € 2.720 Per jaar dus: € 2.720 x 12 = € 32.640 Vakantiegeld(8%): 32.640 : 100 = € 326,40 326,40 x 8 = €2.611,20 Totaal =32.640 + 2.611,20 = € 35.251.20

Vraag 11 We onderscheiden vier soorten uitgaven. Welk van onderstaande uitgaven hoort niet in dit rijtje thuis? A: Persoonlijke uitgaven B: Huishoudelijke uitgaven C: Incidentele uitgaven D: Boodschappen uitgaven Bonuspunt: schrijf ook op welke soort uitgaven we missen in dit rijtje!

Vraag 11 antwoord We onderscheiden vier soorten uitgaven. Welk van onderstaande uitgaven hoort niet in dit rijtje thuis? A: Persoonlijke uitgaven B: Huishoudelijke uitgaven C: Incidentele uitgaven D: Boodschappen uitgaven We missen: Vaste lasten!

Vraag 12 Wat is een verzekeringspremie? A: De uitkering bij een schade B: Een ander woord voor materiele schade C: Een korting voor verzekerden die geen schade hebben gehad. D: Het bedrag dat iemand moet betalen om verzekerd te zijn.

Vraag 12 antwoord Wat is een verzekeringspremie? A: De uitkering bij een schade B: Een ander woord voor materiele schade C: Een korting voor verzekerden die geen schade hebben gehad. D: Het bedrag dat iemand moet betalen om verzekerd te zijn.

Vraag 13 Een polis is het schriftelijke bewijs van een verzekering. A: Juist B: Onjuist

Vraag 13 antwoord Een polis is het schriftelijke bewijs van een verzekering. A: Juist B: Onjuist

Vraag 14 Bert wil zijn huis laten schilderen. Dit moet over 3 jaar gebeuren. Hij wil nu al starten met het reserveren van geld. Dit doet hij door iedere maand een klein bedrag op zij te leggen. Het schilderen zal ongeveer € 6000 gaan kosten. Bert heeft al € 1500 gespaard. Hoeveel moet Bert iedere maand reserveren?

Vraag 14 antwoord Vervangingswaarde  € 6000 Gespaard bedrag  € 1500 gebruiksduur:  3 jaar Formule: (vervangingswaarde – restwaarde) Gebruikswaarde in maanden (6000 – 1500) = € 125 (3 x 12)

Vraag 15 Welk van onderstaande uitgaven behoort tot de incidentele uitgaven? A: De abonnementskosten van de mobiele telefoon B: De boodschappen in de supermarkt C: De reparatie aan de auto D: Nieuwe kleren

Vraag 15 antwoord Welk van onderstaande uitgaven behoort tot de incidentele uitgaven? A: De abonnementskosten van de mobiele telefoon B: De boodschappen in de supermarkt C: De reparatie aan de auto D: Nieuwe kleren

Vraag 16 (maximaal 3 punten) Maaike werkt in het weekend bij de H&M. Ze verdient hiermee € 3,10 per uur. In een week werkt ze 8 uurtjes. Hoeveel verdient Maaike per maand? Reken dan eerst uit hoeveel ze per week verdient!!

Vraag 16 antwoord Per week verdient Maaike: 3,10 x 8 = € 24,80 Per maand verdient Maaike: 24,80 x 52 : 12 = € 107,47

Vraag 17 (Maximaal 2 punten) Hans zit in trede 11. Hoeveel euro premie betaalt Hans per maand. De Bruto – premie is € 85.

Vraag 17 antwoord Trede 11 betekent 60% korting 85 : 100 = 0,85 (1%) 0,85 x 60 = € 51 85-51 = € 34

Vraag 18 Pacht – rente – dividend, zijn voorbeelden van inkomsten uit: A: Arbeid B: Overdrachtsinkomen C: Bezit D: Natura

Vraag 18 antwoord Pacht – rente – dividend, zijn voorbeelden van inkomsten uit: A: Arbeid B: Overdrachtsinkomen C: Bezit D: Natura

Vraag 19 Victor zit dit jaar in trede 8. Hij heeft dit jaar per ongeluk een keer tegen een andere auto aangereden. Hoeveel procent korting krijgt Victor volgend jaar MINDER dan dit jaar?

Vraag 19 antwoord Korting dit jaar bij trede 8 = 45% Door 1 x schade ga je terug naar trede 4 Korting bij trede 4 = 10% Victor krijgt dus 35% minder korting

TOETS Klas 3G + 3H toets op 16 december het 5de uur Klas 3F op 18 december het 1ste uur Zorg voor pen en rekenmachine! Download alle powerpoints! Paragraaf 1+2  Kinderboek training week 3 Paragraaf 3+1  Kinderboek training week 4 Paragraaf 5+6+7  Serious request training Extra verzekeren  Serious request training