optimum temp stolling:

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Oorlog in je lichaam – 5 havo
Advertisements

NEDERLANDS WOORD BEELD IN & IN Klik met de muis
Uitgaven aan zorg per financieringsbron / /Hoofdstuk 2 Zorg in perspectief /pagina 1.
Immuniteit 6A.
Global e-Society Complex België - Regio Vlaanderen e-Regio Provincie Limburg Stad Hasselt Percelen.
Immuniteit 5H.
pathofysiologie van ontsteking
Hoofdstuk 9: Afweer E-module.
Ronde (Sport & Spel) Quiz Night !
Immunoglobulines immunochemie.
Thema 7 Bescherming Paragraaf 1
Afweersysteem (1): Complex systeem dat pathogenen (ziekteverwekkers) kan buiten houden en opruimen Het lichaam heeft drie verdedigingslinies. Allereerst.
Kb.1 Ik leer op een goede manier optellen en aftrekken
Nooit meer onnodig groen? Luuk Misdom, IT&T
Oefeningen F-toetsen ANOVA.
Het bloed Het bloed.
Tegen ziekteverwekkers
Hoofdstuk 2 Samenvatting
7. AFWEER EN IMMUNITEIT.
kennismakig met boed / JoJo september 2006
Afweersysteem Aspecifieke afweer (= tegen verschillende ziekteverwekkers) Mechanisch: huid, slijmvliezen Chemisch: maagsap Koorts: versnelt afweerreacties.
Transport Bs 1&2 Bloed en bloedsomloop. Transport van stoffen Klein afstanden: van cel tot cel –DIFFUSIE Bloedsomloop (mens) –Dubbele bloedsomloop Grote.
Transport Bloed en bloedsomloop Informatie en animaties over het bloed.
Oorlog in je lichaam - 6 vwo
Vwo 4 – Hoofdstuk 9 Afweer paragraaf 9. 1 t/m 9
Keuze-opdracht 1-5 hoe werken fagocyten
OPDRACHT 2-5.
Afweer.
Cytotoxische T-cellen
Menselijke afweer (tegen ziekte) = Immunologie
De natuurlijke afweer van het organisme
Quiz.
Afweer.
Responsiecollege 18 Nadine Wilczak.
Afweersysteem Aspecifieke afweer (= tegen verschillende ziekteverwekkers) Mechanisch: huid, slijmvliezen Chemisch: maagsap Koorts: versnelt afweerreacties.
Andere micro-organismen
De afweer van je lichaam
Vaccinatie tegen Hepatitis B virus ELISA: Primaire en secundaire antistofrespons Edwin Tijhaar.
Celstructuur en Pathologie
Junior Agenant, Tewabu Sheferaw, Serena Maroquin
Samen met de website van:
Par Vaccineren Inenting tegen allerlei ziekten die gevaarlijk zijn Vaccin bevat: dode of verzwakte ziekteverwekker T-lymfocyten herkennen deze.
21.3 Eerste afweerlinie 1 Allereerst moet een ziekteverwekker het lichaamsoppervlak passeren. Dit is het dekweefsel dat zowel de buitenkant van je lichaam.
21.5 Derde afweerlinie 1 De tweede afweerlinie is soms niet sterk genoeg om de ziekteverwekkers uit het lichaam te krijgen. In dat geval worden de hulptroepen.
Par t/m 29.6 De mens heeft 3 nivo’s van afweer tegen bacteriën, virussen, schimmels, ééncellige parasieten, parasitaire wormen én binnendringende.
§10.3 Ziek Bladzijde 99.
HAVO 5 Boek: Biologie voor jou Deel: HAVO B deel 2
H8 Bloedsomloop 8.1 t/m 8.5.
Diagnostische toets.
Bescherming & Evenwicht 7 ©JasperOut.nl. Bescherming & Evenwicht 7 ©JasperOut.nl De huid & bescherming 7. 1.
Immuniteit 6A.
Afweer.
Het bloed stroomt….
Afweer tegen ziekte Gezondheid V31.
Thema Leven Dl 2 Les 3 Het Immuunsysteem.
Vragen vooraf naar aanleiding van het huiswerk
Quiz.
AFWEER/IMMUNITEIT.
Het lymfatisch systeem
Afweer en afweerreacties
H10 Gezondheid.
Samen met de website van:
AFWEER.
Fagocyten.
Bloed en afweer Bloed = weefsel: Cellen en tussencelstof (= plasma)
Bloed Bloedgroepen Bloedstolling D17vab
Het bloed stroomt….
Bloed Bloedgroepen Bloedstolling D17vab
Het lymfatisch systeem
Transcript van de presentatie:

optimum temp stolling: Vragen vorige keer? Practicum vorige keer optimum temp stolling: hogere temperaturen (60º) toch stolling?? co-aggulatie eiwitten denaturatie eiwitten rode bloed cellen (rbc): hoogte van de laag rbc omgeving hyperosmotisch: via osmose water uit rbc: worden kleiner omgeving hypo-osmotisch: via osmose water naar rbc: worden groter omgeving iso-osmotisch (NaCl): gebeurt niets omgeving iso-osmotisch (Ureum): [ureum] omgeving> [ureum] rbc diffusie ureum naar rbc omgeving wordt hierdoor hypo-osmotisch (door afname hoeveelh ureum) via osmose water naar rbc: worden groter en knappen

termen als ‘osmose’, ‘diffusie’, hypo-, hyperosmotisch Vragen vorige keer? in toets termen als ‘osmose’, ‘diffusie’, hypo-, hyperosmotisch begrijpen en kunnen gebruiken! Semi-permeabel membraan Diffusie van een opgeloste stof van hoge naar lage concentratie van die stof resultaat: concentratie van die stof aan beide kanten gelijk Osmose altijd water! van lage naar hoge osmotische waarde van hoge concentratie water naar lage concentratie water resultaat: concentratie water aan beide kanten gelijk resultaat: osmotische waarde aan beide kanten gelijk resultaat: pér opgeloste stof hoeft de conc. niet overal gelijk te zijn!!!

Immunologie ! ethiek !

Immunologie Plasma Witte bloedcellen, Leucocyten Rode bloedcellen, Erythrocyten

Immunologie Immuunsysteem = Afweersysteem Bescherming tegen lichaamsvreemde “stoffen/organismen” Pathogenen (ziekteverwekkers) virussen bacteriën protisten schimmels Microben = Micro-organismen wormen Toxines Abnormale lichaamscellen (kankercellen, geïnfecteerde cellen) Transplantaten bloed huid beenmerg hart, nier, enzovoorts

Immuunrespons 1) Aspecifiek 2) Specifiek ‘aangeboren’ (‘innate’) 2e respons wordt niet versterkt alle diersoorten (zie §43.1) gebaseerd op gemeenschappelijke kenmerken van de pathogenen 1e respons relatief snel Barrières Interne respons 2) Specifiek ‘verworven’ (‘adaptive’, ‘acquired’) alleen bij vertebraten aangetoond 2e respons wordt versterkt; geheugen ! gebaseerd op specifieke kenm pathogenen 1e respons relatief langzaam Humoraal Cellulair

1) Aspecifieke immuunrespons Barrières Interne respons Barrières Huid Meerlagig epitheel Uitscheidingen traan, speeksel, slijm (mucus) verhinderen binnenkomen ‘vangen’, ‘wegspoelen’ microben antimicrobiële eiwitten (lysozyme) schadelijke omgeving (bv pH) Mucus (slijm) darm, long, urinewegen, gangen voortpl organen Andere bacteriën (‘symbionten’ huid, darmen)

trilhaarepitheel en mucusproducerende cellen luchtpijp Aspecifiek Barrières 10m trilhaarepitheel en mucusproducerende cellen luchtpijp

1) Aspecifieke immuunrespons Barrières Interne respons Interne respons chemische en cellulaire verdediging Cellulair: fagocyten: fagocytose Cellulair: ‘Natural killer cells’, NK-cells Antimicrobiële eiwitten Ontstekingsreactie Fagocyt fagocytose productie anti-microbiele eiwitten initiatie ontstekingsreactie macrofaag die een gist-cel fagocyteert

Fagocytose Interne respons Neutrofielen ! (60-70% v alle wbc) Aspecifiek Interne respons Fagocytose Microbes Fagocyterende cellen (fagocyten) herkennen microbe specifieke macromoleculen (TLR; toll like receptors) FAGOCYT Vacuole Neutrofielen ! (60-70% v alle wbc) signaal v geïnfecteerd weefsel trekt ze aan Macrofagen ! (5% v alle wbc) “patrouilleren”, migreren permanent in bepaalde weefsels/organen (lever, milt, lymfeknopen) lysosoom met enzymen en toxische stoffen Microben in het bloed, worden ‘gevangen’ in de milt. Microben in de interstitiele vloeistof worden ‘gevangen’ in de lymfeknopen. Eosinofielen tegen meercelligen; destructieve enzymen Dendritische cellen in weefsels in contact met omgeving; stimuleren specifieke respons exocytose debris Eosinofielen Dendritische cellen

Anti-microbiële eiwitten Aspecifiek Interne respons Anti-microbiële eiwitten (lysozyme, eiwitten van complement systeem, interferon) vernietigen de membraan-integriteit (cel-lysis) aspecifieke verdediging tegen virussen verhinderen verspreiding naar buurcellen, activatie macrofagen, spelen een rol in de specifieke immuunrespons starten van ontstekingsreactie ontsteking ≠ infectie !! lichamelijk letsel of infectie kan tot ontsteking leiden zwelling, rode kleur, warmte, pijn

Ontstekingsreactie (inflammatory response) Aspecifiek Interne respons Ontstekingsreactie (inflammatory response) Pathogeen Splinter Activatie mestcellen en macrofagen Productie chemische signalen Chemische signalen Macrofaag Mest cell Capillair Rode bloed cel Fagocyterende cel Mest cel: bindweefselcel, bevat secretie-granules produceert o.a. histamine locale bloedvatverwijding, toename permeabiliteit

Ontstekingsreactie (inflammatory response) Aspecifiek Interne respons Ontstekingsreactie (inflammatory response) Pathogeen Splinter Chemische signalen Macrofaag Vloeistof Mest cell Capillair Rode bloed cel Fagocyterende cel Zwelling & rood worden van weefsel bloedvatverwijding, toename permeabiliteit: in weefsel meer vloeistof met antimicrobiële eiwitten, lymfocyten, stollingsfactoren, enz. Activatie complement-eiwitten / aantrekken fagocyten

Ontstekingsreactie (inflammatory response) Aspecifiek Interne respons Ontstekingsreactie (inflammatory response) Pathogeen Splinter Chemische signalen Macrofaag Vloeistof Mest cell Capillair Fagocytose Cycli van signalen en reacties hierop. Activatie van complement systeem leidt bijvoorbeeld weer tot toename van histamine afgifte, wat weer verder leidt tot Rode bloed cel Fagocyterende cel Pus Fagocytose en inactivatie van microben Pus: vloeistof rijk aan wbc, dode microben en celresten

NK-cellen, Natural Killer cells Aspecifiek Interne respons NK-cellen, Natural Killer cells herkennen lichaamseigen cellen die geen MHC-I molecuul aan hun celoppervlak hebben (geïnfecteerde cellen, kankercellen –aspecifiek-) productie chemicaliën: celdood In principe hebben alle kern-houdende cellen MHC-I aan hun cel-oppervlak. Na virale infectie of bij het veranderen van een cel tot tumorcellen, stoppen de cellen soms met het tot expressie komen van het MHC-1 NK cellen herkennen dit soort cellen, hechten zich eraan en geven stoffen af die tot celdood leiden. NB dit is een aspecifieke respons!!!! In principe hebben alle kern-houdende cellen MHC-I aan hun cel-oppervlak. Na virale infectie of bij het veranderen van een cel tot tumorcellen, stoppen de cellen soms met het tot expressie komen van het MHC-1 NK cellen herkennen dit soort cellen, hechten zich eraan en geven stoffen af die tot celdood leiden. NB dit is een aspecifieke respons!!!! uitzondering: rode bloedcellen geen MHC-I!

1) Aspecifieke immuunrespons Barrières Interne respons Fagocytose (cellulair) ‘Natural killer cells’, NK-cells (cellulair) Antimicrobiële eiwitten Ontstekingsreactie Direct contact met microben Signalen van aspecifieke immuunsysteem cytokines mf 2) Specifiek

1) Specifieke immuunrespons Humoraal Cellulair B-cellen en T-cellen ‘verworven’ (‘adaptive’, ‘acquired’) 2e respons wordt versterkt; geheugen ! gebaseerd op specifieke kenmerken pathogenen 1e respons relatief langzaam Antigeen = lichaamsvreemd molecuul dat specifiek herkend wordt door antigeen-receptoren op lymfocyten Bevat meerdere epitopen (antigene determinanten)

1) Specifieke immuunrespons a) Humoraal productie van antilichamen zie verderop (dia 33)!! b) Cellulair productie van cytotoxische en T helper cellen B-cellen in beenmerg (vogels: Bursa) Lymfocyten in thymus T-cellen T helpercellen cytotoxische T cellen Bevatten unieke antigeen-receptoren Alle antigeen-receptoren op één lymfocyt herkennen hetzelfde epitoop

B-cel antigeen-receptor Specifiek B-cel antigeen-receptor Fig. 43-9a Antigeen- bindings plaats bindings plaats Disulfide brug Variabele regio’s Constante Transmembraan gebied Plasma membraan Lichte keten Zware ketens Cytoplasma van B cel B cel V C

B-cel antigeen-receptor Specifiek B-cel antigeen-receptor Antigeen- bindings plaats Antigeen- bindings plaats V Disulfide brug V V V Variabele regio’s C C Constante regio’s C C Lichte keten Transmembraan gebied B cel antigeen-receptor Plasma membraan Zware ketens B cel Cytoplasma van B cel Fig. 43-9a

B-cel, plasmacel: produceert Antilichamen (Ab’s) Specifiek B-cel, plasmacel: produceert Antilichamen (Ab’s) Antigeen- bindings plaats Epitopen (antigene determinanten) Antigeen-bindings plaatsen Ab B Antigeen V V Ab C V V C C C C Antilichaam (Ab) A Ab A, B en C door verschillende plasmacellen geproduceerd! Verschil ????? Antigeen, Epitoop, Antilichaam, Antigene determinant, Antigeen-receptor

epitoop A Antigeen epitoop B antilichaam, anti-B epitoop C epitoop A Specifiek antilichaam, anti-B Antigeen epitoop A epitoop B epitoop C epitoop A antilichaam, anti-C epitoop B epitoop C antigeen-determinanten

‘antibody’, Immunoglobuline (Ig) Antigeen Specifiek antilichaam, anti-B ‘antibody’, Immunoglobuline (Ig) Antigeen antilichaam, anti-C antibody, immunoglobuline (Ig) epitoop A epitoop B epitoop C antigeen-determinanten

Antigeen antilichaam, anti-B Immunoglobuline (Ig) epitoop A Specifiek antilichaam, anti-B Immunoglobuline (Ig) Antigeen epitoop A Antigeen-receptor epitoop B epitoop C B-cel antigeen-determinanten

T-cel antigeen-receptor Specifiek T-cel antigeen-receptor Antigeen- bindings plaats Variabele regio’s V V Constante regio’s C C Transmembraan gebied Plasma membraan  keten  keten Disulfide brug Cytoplasma van T cel T cel Fig. 43-9b

Functies Antigeen-bindingsplaatsen van B- en T-cellen Specifiek Humoraal Cellulair Functies Antigeen-bindingsplaatsen van B- en T-cellen Binden van antigenen via non-covalente binding Receptor B-cel bindt intact antigeen: vrij of celgebonden (aan het oppervlak v pathogeen) Receptor T-cel bindt antigeenfragment dat gepresenteerd wordt op cel-oppervlak door een MHC-eiwit B cel bindt intact antigeen: dit antigeen is vrij, of is gebonden aan het oppervlak van het pathogeen. De T cel bindt antigeenfragmenten. Deze worden gepresenteerd aan het celoppervlak van de geinfecteerde cel, of aan het celoppervlak van de cel die het antigeen gefagocyteerd heeft. type immuunrespons afh van type cel dat antigeen presenteert MHC = major histocompatibility complex

MHC = major histocompatibility complex Specifiek MHC = major histocompatibility complex Twee klassen MHC-moleculen MHC-I gemaakt door bijna alle cellen van het lichaam (uitz: cellen zonder kern, bv rode bloedcellen) antigenen vaak in de cel geproduceerd (infectie) antigenen aangeboden aan cytotoxische T cel MHC-II alleen gemaakt door bepaalde celtypen, de zgn antigeen-presenterende cellen: macrofagen dendritische cellen B-cellen antigenen dmv fago- of endocytose in cel gekomen antigenen aangeboden aan T helper cel

MHC-I MHC-II Specifiek Geïnfecteerde cel Microbe Antigeen- presenterende cel 1 Antigeen bindt met MHC molecuul Antigeen fragment Antigeen fragment 1 1 Klasse I MHC molecuul Classe II MHC molecuul 2 2 T cel receptor T cel receptor 2 T cel herkent combinatiie T helper cel Cytotoxische T cel

MHC-I MHC-II Specifiek Geïnfecteerde cel Microbe Antigeen- presenterende cel 1 Antigeen bindt met MHC molecuul Antigeen fragment Antigeen fragment 1 1 Klasse I MHC molecuul Klasse II MHC molecuul 2 2 T cel receptor T cel receptor 2 T cel herkent combinatiie T helper cel Cytotoxische T cel

Antigeen-binding leidt tot activatie lymfocyt Specifiek Antigeen-binding leidt tot activatie lymfocyt Een antigeen activeert slechts een hele kleine fractie van alle lymfocyten (nl. die lymfocyten die over de juiste antigeen-receptor beschikken) “Clonal selection” Geactiveerde B of T cellen versterken de immuunrespons door vele keren te delen: Effector cellen leven kort Twee klonen vallen antigeen en pathogenen aan Geheugencellen leven lang dragen receptoren specifiek voor het antigeen zorgen voor een snelle, hoge secundaire respons !

Clonal selection van B-cellen: Humorale respons !! Specifiek humorale respons Clonal selection van B-cellen: Humorale respons !! Antigeen moleculen B cellen verschillend in antigeen- specifiteit Antigeen receptor Antilichamen Kloon van geheugencellen Fig. 43-14 Kloon van plasmacellen

Antilichaam concentration (arbitraire eenheden) Specifiek, humorale respons Antilichamen tegen A tegen B Antilichaam concentration (arbitraire eenheden) Blootstelling aan antigeen A Blootstelling aan antigenen A and B Tijd (d) 104 103 102 101 100 7 14 21 28 35 42 49 56 Secundaire immuun-respons sneller, hoger, langer

1) Specifieke immuunrespons Figuur 43.14 (7th ed), 43.16 (8th ed) Humorale immuunrespons activatie en ‘clonal selection’ van effector B-cellen productie antilichamen (antibodies) door plasmacellen Cellulaire immuunrespons activatie en ‘clonal selection’ van cytotoxische T-cellen identificatie en vernietiging target cellen CD8 T-helpercellen helpt beide responsen bevat oppervlakte molecuul CD4

Cellulaire immuniteit Specifiek Rol van T-helper cellen (opp molecuul CD4) antigeen presenterende cellen activatie Th(CD4) Th geheugen B-cel activatie Th cytokines T-cel activatie (cytotoxische) dendritische cellen bel. in primaire respons Cellulaire immuniteit (aanval geïnfec- teerde cellen) macrofagen bel. in secundaire respons B-cellen humorale respons Humorale immuniteit (antilichaamproductie door plasmacellen)

Rol van T-helper cellen (opp molecuul CD4) Specifiek Rol van T-helper cellen (opp molecuul CD4) Antigeen- presenterende cel Eiwit antigeen Bacterie MHC –II molecuul CD4 TCR (T cell receptor) T-helper cel Cytokines + + + + B cel Cytotoxische T cel Humorale immuniteit (antilichaamproductie door plasmacellen) Cellulaire immuniteit (aanval geïnfec- teerde cellen door cytotoxische T-cellen) Fig. 43-17

Rol van cytotoxische T cellen (opp molecuul CD8) Specifiek Rol van cytotoxische T cellen (opp molecuul CD8) effectorcellen in de cellulaire respons Nodig voor activatie: signaal van Th cel interactie met antigeenpresenterende cel Targetcellen dragen antigeen+MHC-I op cel-oppervlak geïnfecteerde cellen, kankercellen getransplanteerde cellen Tc cel bindt met CD8 aan MHC-I targetcel; blijven in contact Tc cel scheidt proteïnen uit: cellen kapot en dood geen reproductie pathogeen meer celresten worden gelabeld door Ab’s

Rol van cytotoxische T-cel (opp molecuul CD8) Specifiek: cellulair Rol van cytotoxische T-cel (opp molecuul CD8) Cytotoxische T cell Perforin Granzymes CD8 TCR MHC-I molecuul Target cell Eiwit antigeen geactiveerde cytotoxische T cel: bindt aan MHC-I-antigeen-complex via de T cel receptor (TCR) mbv CD8 eiwit Fig. 43-18-1

Rol van cytotoxische T-cel (opp molecuul CD8) Fig. 43-18-2 Specifiek: cellulair Rol van cytotoxische T-cel (opp molecuul CD8) Cytotoxische T cell Perforin Granzymes CD8 TCR MHC-I molecuul Porie Target cell Eiwit antigeen perforine vormt poriën in celmembr. granzymen breken eiwitten af (na endocytose) Fig. 43-18-1

Rol van cytotoxische T-cel (opp molecuul CD8) Specifiek: cellulair Rol van cytotoxische T-cel (opp molecuul CD8) kan andere cellen aanvallen Released cytotoxic T cell Cytotoxische T cell Perforin Granzymes CD8 TCR Stervende target cel MHC-I molecuul Porie Target cell Eiwit antigeen Fig. 43-18-1

Humoral immune response Cell-mediated immune response Specifiek Overzicht specifieke immuunrespons Humoral immune response Cell-mediated immune response 1e blootstelling aan antigeen Antigeen opname & prestentatie door dendritic cells Activate Gives rise to Helper T cell Active and memory helper T cells

Humoral immune response Cell-mediated immune response Specifiek Overzicht specifieke immuunrespons Humoral immune response Cell-mediated immune response First exposure to antigen Antigens engulfed and displayed by dendritic cells Antigens displayed by infected cells Activate Gives rise to Helper T cell Cytotoxic T cell Active and memory helper T cells Memory cytotoxic T cells Active cytotoxic T cells Defend against infected cells, cancer cells, and transplanted tissues Secreted cytokines activate

Humoral immune response Cell-mediated immune response Specifiek Overzicht specifieke immuunrespons Humoral immune response Cell-mediated immune response First exposure to antigen Intact antigens Antigens engulfed and displayed by dendritic cells Antigens displayed by infected cells Activate Gives rise to B cell Helper T cell Cytotoxic T cell Plasma cells Memory B cells Active and memory helper T cells Memory cytotoxic T cells Active cytotoxic T cells Secrete antibodies that defend against pathogens and toxins in extracellular fluid Defend against infected cells, cancer cells, and transplanted tissues Secreted cytokines activate

Humorale immuunrespons Specifiek: humoraal Humorale immuunrespons B-cellen extracellulaire pathogenen Nodig voor activatie (targets): antigeen cytokines Th cellen (die ‘t zelfde antigeen hebben ‘ontmoet’) B-cel presenteert alléén het antigeen waar het specifiek aan bindt (itt macrofagen en dendritische cellen -aspecifiek !-) B cel + antigeen receptor mediated endocytose (inname enkele antigenen) antigeen + MHC-II complex: presentatie aan Th direct cel-cel contact = B-cel activatie Duizenden plasmacellen, 2000 Ab’s/sec 4 a 5 dgen

Humorale immuunrespons Specifiek: humoraal Humorale immuunrespons Antigeen-presenterende cel Bacterie antigeen MHC-II molecuul TCR CD4 T-helper cel Fig. 43-19-1

Humorale immuunrespons Specifiek: humoraal Humorale immuunrespons Antigeen-presenterende cel Bacterie B cel antigeen MHC-II molecuul + TCR CD4 Cytokines geactiveerde T-helper cel T-helper cel

Humorale immuunrespons Specifiek: humoraal Humorale immuunrespons Antigeen-presenterende cel Bacterie B cel antigeen MHC-II molecuul + Kloon v plasma cellen antilichamen TCR CD4 Cytokines Wanneer een antigeenpresenterende cel (in dit figuur een macrofaag) een bacterie fagocyteert en kapotmaakt, zal deze macrofaag antigeenfragmenten samen met MHC-II moleculen aan z’n celoppervlak brengen. Een specifiek op het gepresenteerde antigeen gerichte T helpercel zal met z’n specifieke receptor dit antigeen herkennen en binden. Het oppervlaktemolecuul CD4 (van de T helpercel) zorgt ervoor dat de binding een tijd lang in stand gehouden wordt. Door de binding produceert de macrofaag cytokines die de T helpercel activeert. Een B cel die receptoren bezit voor hetzelfde antigeen, zal het antigeen opnemen en met behulp van MHC-II molecuul aan het celoppervlak presenteren. De geactiveerde T helpercel herkent het antigeen en bindt deze (het CD4 molecuul zorgt ervoor dat de binding een tijdje in stand gehouden wordt). De T helpercel produceert cytokines die de B cel activeert. Dit leidt tot vermenigvuldiging van de B-cellen tot een kloon van geheugen B-cellen en een kloon van plasmacellen die op hun beurt antilichamen gericht tegen het antigeen produceren. geactiveerde T-helper cel T-helper cel Kloon van geheugen B cellen Fig. 43-19-1

blokkeren binding virus aan celoppervlak Specifiek: humoraal Rol antilichamen Rol antilichamen neutralisatie blokkeren binding virus aan celoppervlak opsonisatie vergemakkelijken fagocytose agglutinatie ‘cross-linken’ van antigenen activatie complement systeem Binding van Antilichaam aan antigeen lichaamsvreemde cel Binding van dit complex aan een vd complement eiwitten cascade aan opeenvolgende reacties Membraan-aanvalscomplex: porie in celmembraan cellysis & productie fact die ontsteking of fagocytose stimuleren

blokkeren binding virus aan celoppervlak Specifiek: humoraal Rol antilichamen Virale neutralisatie Virus Neutralisatie blokkeren binding virus aan celoppervlak

vergemakkelijken fagocytose Specifiek: humoraal Rol antilichamen Opsonisatie Bacterie Macrofaag Opsonisatie vergemakkelijken fagocytose

activatie complement systeem Specifiek: humoraal Rol antilichamen activatie complement systeem Activatie complement systeem en porie vorming Complement eiwitten vorming membraan aanval- complex Water en ionen stroom Pore Lich vreemde cel

‘cross-linken’ van antigenen door de antilichamen Specifiek: humoraal Rol antilichamen agglutinatie agglutinatie ‘cross-linken’ van antigenen door de antilichamen de antilichamen vormen een soort van bindmiddel tussen de antigenen. Hierdoor ontstaan groepjes ‘aan elkaar geklon- terde’ antigenen die door fagocytose opgenomen kunnen worden

eerste Ig na eerste blootstelling aan antigeen; neutr en crosslinking Specifiek: humoraal 5 typen antilichamen figuur 43.18 IgM pentameer eerste Ig na eerste blootstelling aan antigeen; neutr en crosslinking IgG monomeer meest aanwezig in bloed passieve immuniteit moeder-foetus IgA dimeer met name in secreties (melk, traan, IgE monomeer in lage conc in bloed triggert mestcellen, allergische reacties IgD monomeer op celoppervlak B-cellen Eigenschappen worden ook gebruikt in laboratoria om bepaalde celcomponenten aan te tonen (bv immunohistochemie)

Positieve feed-back tussen aspecifieke en specifieke immuniteit Specifiek & aspecifiek Positieve feed-back tussen aspecifieke en specifieke immuniteit fagocytose macrofagen en dendritische cellen presenteren antigenen stimuleren Th cellen stimuleren B-cellen

Immuniteit / Immunisatie, vaccinatie Specifiek Immuniteit / Immunisatie, vaccinatie Natuurlijke Immuniteit actieve immuniteit na natuurlijke blootstelling infectie actie van eigen lymfocyten passieve immuniteit via moeder; géén geheugencellen duur beperkt bv IgG via placenta IgA borstvoeding Kunstmatige immuniteit: Immunisatie, vaccinatie actieve immunisatie introductie geïnactiveerde antigenen (verzwakte, niet pathogene deeltjes) inductie primaire respons & immunologisch geheugen passieve immunisatie injectie antilichamen tbv neutraliseren toxines

Immuunrespons op lichaamsvreemde cellen van soortgenoten Transplantatie ‘Grafts’ de te transplanteren weefsels / organen Variatie: verschillende MHC molec.; combinaties MHC-allelen alleen identieke tweelingen dezelfde set MHC moleculen Donor zoveel mogelijk overeenkomst met recipiënt Beenmergtransplantatie Graft versus host reactie donor kan het lichaamsweefsel van de recipiënt afstoten bestraling recipiënt & immuunsysteem ‘platleggen’ hoe beter het MHC van donor en recipiënt matcht, hoe minder kans op afstotingen

Immuunrespons op lichaamsvreemde cellen van soortgenoten Bloedgroepen zie ook tabel 43.1, practicum type genotype op cel-oppervlak antilich-productie A B O AB IAIA, IAi IBIB, IBi IAIB ii A B A & B niets anti B anti A géén anti A of anti B anti A én anti B Bloedtransfusie: de bloedcellen worden gedoneerd, NIET het plasma met daarin de antilichamen !!! Aan welke bloedgroepen kan iemand met bloedgroep O doneren?

paragraaf 43.5 zelf doornemen ! Extreme, afwijkende immuunresponsen Allergie overdreven respons op allergenen IgG en histamine van mestcellen anti-histaminen Auto-immuunziekten (rheuma, ms) Verzwakte afweer (erfelijk, kanker, stress) Immunodeficientie primair , immunodeficientie secundair

Evolutie ontwikkeling van een immuunsysteem Evolutie ontwikkeling van systemen om dit immuun- systeem te ontwijken antigene variatie verandering in antigeen-expressie (bv mutaties griepvirus) uitwisselen genen humane virus met virus van landbouwhuisdieren (bv vogelgriep) ‘latency’ virussen die latent aanwezig zijn bv herpes aanvallen immuunsysteem gastheer (bv HIV)

breed spectrum van infecties 59 Overzicht immuunsysteem AANGEBOREN AFWEER ASPECIFIEKE AFWEER Snelle reacties op een breed spectrum van infecties VERWORVEN AFWEER SPECIFIEKE AFWEER Trage reacties op specifieke infecties Barrières Interne afweer Fysisch: huid, slijm, traan Chemisch: pH, lysozym Fagocyten Antimicrobiële eiwitten Onstekingsreactie Natural killer cellen Humorale afweer (antistoffen) Cellulaire afweer (cytotoxische lymfocyten) Binnendringende lichaamsvreemde “stoffen” pathogenen “innate” “acquired”

Cellen, namen Immuuncellen = Witte bloedcellen = Leukocyten macrofagen neutrofiele, eosinofiele, basofiele leukocyten fagocyten lymfocyten B-cellen, Plasmacellen T-cellen T-helper cellen Cytotoxische T-cellen vergeet het figuur van het lymfe-systeem niet!

Specifieke immuunrespons Lymfocyten Veel verschillende antigenen Veel verschillende lymfocyten!! één individu: > 1x106 verschillende B-cellen > 10x106 verschillende T-cellen élk met een specifieke antigeen-bindingsplaats ! Hoe mogelijk uit ca 20500 genen (humaan) zo’n diversiteit aan Antigeen-receptoren ??

Random herschikking van genen Specifiek Random herschikking van genen Diversiteit aan antigeen-receptoren uit ca 20500 genen (humaan) Bijvoorbeeld: een immunoglobuline, lichte keten: V segment, variabel J segment, ‘joining’ C segment, constant C V J DNA tbv: 40 verschillende V segmenten 5 verschillende J segmenten 1 C segment 40x5=200 combinaties Zware keten ook combinaties iedere combi zwaar/licht = verschillende antigeenbindingsplaats 1.65 x 106 verschillende B-cellen

ontwikkeling van lymfocyten Specifiek ontwikkeling van lymfocyten Stamcellen in beenmerg: bloedcellen T-cellen rijpen in thymus (zwezerik) B-cellen rijpen in beenmerg Drie belangrijke ontwikkelings-fases herschikking van genen random! zie eerdere dia testen en verwijderen zelf-reactieve lymfocyten klonale selectie falen: auto-immuun ziektes (bv ms)