Thema 3 Erfelijkheid Van een pasgeboren baby wordt vaak gezegd: ‘Ik vind dat hij op zijn moeder lijkt,’ of: ‘Hij heeft de ogen van zijn vader.’ Toch zijn niet alle eigenschappen van een kind afkomstig van de ouders. Je leert in dit thema eerst onderscheid te maken tussen eigenschappen die erfelijk bepaald zijn en eigenschappen die dat niet zijn. Je komt te weten hoe erfelijk bepaalde eigenschappen bij de nakomelingen terecht kunnen komen. Daarna leer je allerlei erfelijkheidsvraagstukken op te lossen. Een voorbeeld van zo’n vraagstuk is: ‘Als de vader en de moeder beiden zwart haar hebben, kan het kind dan blond haar hebben?’ P. Kunne 2006 © ZSC - Terneuzen
Bs 1 Chromosomen In de celkern komen chromosomen voor. In deze chromosomen bevindt zich de informatie voor erfelijke eigenschappen. Chromosomen zijn langgerekte dunne ‘draden’. De celkern van een mens bevat 46 chromosomen. De chromosomen komen in paren voor. De chromosomen van zo’n paar zijn gelijk in lengte en vorm. Een mens heeft 23 paar chromosomen in een celkern. Chromosoomportret of karyogram van een vrouw Het aantal chromosomen per celkern wordt aangegeven met 2n. De n geeft het aantal verschillende chromosomen aan (het aantal chromosomenparen). Wanneer de chromosomen in de kern van een cel in paren voorkomen, wordt de cel diploïd genoemd.
Bs 1 Chromosomen Bij de voortplanting van de mens versmelten de kernen van twee geslachtscellen (voortplantingscellen). Hierdoor ontstaat een zygote (bevruchte eicel). Bij een zygote komen de chromosomen voor in paren (diploïd = 2n) Elke geslachtscel bevat een enkelvoudig stel chromosomen (n). We noemen zo’n cel haploïd. Bevruchting
Bs 1 Chromosomen Een vos heeft in de kern van een levercel 38 chromosomen. Hoeveel chromosomen bevat de kern van een huidcel bij een vos? En hoeveel van een zaadcel? De kern van een huidcel bij een vos bevat 38 chromosomen. De kern van een zaadcel van een vos bevat 19 chromosomen. De kern van een bepaalde cel van een rat bevat 21 chromosomen. Is dit de kern van een lichaamscel of van een geslachtscel? Leg je antwoord uit. Dit is de kern van een geslachtscel. Omdat 21 een oneven getal is, kunnen de chromosomen in deze lichaamscel niet in paren voorkomen. De cel moet dus haploïd zijn.
Bs 2 Fenotype en genotype Chromosomen zijn opgebouwd uit genen. Een gen, ook wel een erffactor genoemd, bevat de informatie voor een erfelijke eigenschap. Genotype: de verzameling genen in een cel. Fenotype: alle uiterlijke waarneembare kenmerken van een individu. Het fenotype wordt bepaald door het genotype en door milieufactoren. Eeneiige tweeling
Bs 2 Fenotype en genotype Bij tweelingonderzoek krijgt men soms gegevens van eeneiige tweelingen die uit elkaar gaan en onder verschillende omstandigheden opgroeien. Men vergelijkt deze gegevens met die van eeneiige tweelingen die bij elkaar blijven. Welke invloed op het fenotype kan zo worden onderzocht, de invloed van genotype of de invloed van milieufactoren? Zo kan de invloed van milieufactoren op het fenotype worden onderzocht. Neem het volgende schema over en noteer in de juiste kolom: behaarde geraniumbladeren – bladeren die naar het licht zijn gericht – blauwe ogen – een litteken – krullend haar door ‘permanent’ – krullend haar vanaf de geboorte – rode bloemen – slap hangende geraniumbladeren. Bepaald door het genotype Bepaald door milieufactoren Behaarde geraniumbladeren Bladeren die naar het licht zijn gericht Blauwe ogen Een litteken Krullend haar vanaf de geboorte Krullend haar door ‘permanent’ Rode bloemen Slap hangende geraniumbladeren
Bs 3 Genenparen Haarvorm bij mensen In lichaamscellen komen chromosomen in paren voor. De twee chromosomen van een paar bevatten genen voor dezelfde erfelijke eigenschappen. De informatie voor erfelijke eigenschappen ligt in een genenpaar. Een ander woord voor gen is allel en voor genenpaar allelenpaar. Als bij een persoon de twee genen van een paar aan elkaar gelijk zijn. Dan noemen we deze persoon homozygoot voor de eigenschap. Als de twee genen van een genenpaar ongelijk zijn, dan noemen we deze persoon heterozygoot voor de eigenschap. Slechts één van beide genen komt tot uiting in het fenotype. We noemen dit gen het dominante gen. Het andere gen nomen het recessieve gen.
Bs 3 Genenparen Bij sommige erfelijk bepaalde eigenschappen is het onderscheid tussen dominant en recessief minder duidelijk: - Onvolledig dominant: als het recessieve gen toch enigszins tot uiting komt in het fenotype. De oogkleur bij mensen bb = blauw (recessief) BB = bruin (dominant) Bb = onvolledig dominant
Bs 3 Genenparen - Intermediair: de beide genen voor de eigenschap zijn ‘even sterk’. De bloemkleur bij leeuwenbekjes ARAR = rood ARAW = roze AWAW = wit
Bs 3 Genenparen Bevat een zenuwcel andere genen dan een huidcel van dezelfde persoon? Een zenuwcel bevat dezelfde genen als een huidcel van dezelfde persoon. Het is voorgekomen dat baby’s met skeletafwijkingen werden geboren, doordat de moeders tijdens de zwangerschap een bepaald slaapmiddel gebruikten. Is deze skeletafwijking erfelijk? Leg je antwoord uit. De skeletafwijking is niet erfelijk. Tijdens het gebruik van het slaapmiddel lag het genotype van de baby al vast. Het gen voor een normale sinaasappel is dominant over dat voor een navelsinaasappel. Het genotype van een bepaalde sinaasappel kan worden weergegeven door Bb. Is dit een navelsinaasappel of een normale sinaasappel? Een sinaasappel met genotype Bb is een normale sinaasappel. Geef het genotype van een navelsinaasappel weer. Het genotype van een navelsinaasappel is bb.