Betrekkelijk vnw. = Relative Pronoun

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammatica Unit 2 HD 2.1 t/m 2.7.
Advertisements

Gerund = WW. gebruikt als zelfstandig Nw.
Let me tell you about... (De Voltooid Tegenwoordige Tijd)
The stock market will go up De beurswaarden zullen stijgen YESNO JA NEEN Is Jefken a good person ? Is Jefken een goed mens ? YES NO JA NEEN Is Lonny a.
Vragend en Ontkennend maken
Grammar Chapter 1-G3 Vragen.
Conditional Clauses If-zinnen.
You do remember, don’t you?
Let me tell you about Let me tell you about Let me tell you about Study this example: Alex is a bus driver, but now he is in bed asleep. So: He is not.
Past Simple – Past Continuous
The English Tenses Alles op een rijtje.
All Right 1thv Unit 6 Grammar 2.1 en 2.2.
WIJ ZIJN ZELFBEDRUIPEND IN ONS HOME WIJ KWEKEN ONZE GROENTEN EN FRUIT WIJ GEBRUIKEN REGENWATER VOOR KOKEN EN BADEN ZONNEPANELEN GEVEN ONS WARMTE EN LICHT.
The Passive De lijdende vorm in het Engels, lastiger, en helaas meer gebruikt dan in het Nederlands.
Instructie grammatica
Grammatica Unit 1 HD 1.1 t/m 1.8.
Grammatica Unit 1 HD 1.1 t/m 1.8.
Grammatica Unit 6 HD 6.1 t/m 6.7.
Question Tags unit 6 gr 2.1.
ONREGELMATIGE WERKWOORDEN
Woordvolgorde in een engelse zin
RWW unit 6 Passive-de lijdende vorm Vergelijk deze zinnen:
Interrogative sentences
Directe rede  Indirecte rede
Hulpwerkwoorden can must may etc.
en ‘If-zinnen’ (klik hier als je meteen naar If-zinnen wilt.)
Copyright met toestemming gebruikt van Stichting Licentie © 1994 Shepherd's Heart Music 1/12 JOY! JOY TO THE WORLD (Dennis L. Jernigan) 1. And this is.
Present simple & continuous
Sunday, 03 August 2014 zondag 3 augustus 2014 Click Klik.
zondag 3 augustus 2014 Click Klik Sunday, 03 August 2014.
CLICK THE END EINDE THE END May peace be with you EINDE Moge de vrede met jou zijn Next time I’ll present you the alphabet Volgende keer bied ik je het.
Simple en continuous tenses Met of zonder –ing. Alle tijden kun je in het Engels met of zonder –ing-form maken: I sleep… I slept… I had slept… I will sleep…
Deltion College Engels B1 Gesprek voeren [Edu/001]
Deltion College Engels C1 Schrijven [Edu/002] thema: CV and letter of application can-do : kan complexe zakelijke teksten schrijven © Anne Beeker Alle.
Deltion College Engels C1 Gesprekken voeren [Edu/004]/ thema: There are lies, damned lies and statistics... can-do : kan complexe informatie en adviezen.
Deltion College Engels B2 Gesprekken voeren [Edu/006]/subvaardigheid schrijven notulen en kort voorstel thema: ‘What shall we do about non- active group.
Deltion College Engels En Projectopdracht [Edu/001] thema: research without borders can-do/gesprekken voeren : 1. kan eenvoudige feitelijke informatie.
Deltion College Engels B1 Schrijven [Edu/004]/ subvaardigheid lezen thema: reporting a theft can-do : kan formulieren waarin meer informatie gevraagd wordt,
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Vragen stellen Vormen van ‘to be’ kunnen de enige werkwoorden in de vraagzin zijn. Ben ik je beste vriend? Am I your best friend?
Een andere soort verleden tijd...
Future (toekomst) Je krijgt 2 verschillende vormen van Future.
Extra English Lesson 9 - recap.
Woorden als or, and, but, when, because, so en since gebruiken we om twee zinsdelen te koppelen. Voorbeeld in het Nederlands: De dvd was erg duur maar.
Past Simple Onvoltooid verleden tijd Regelmatige werkwoorden:
Year 1 Grammar 4.1 NL: ik ENG: “I” is overal met een hoofdletter.
Last week I forgot my keys.
Definities: Present Simple en Past Simple
Past Simple (verleden tijd)
Present Perfect I have (werkwoord +ED) / (Onregelmatig 3e rijtje)
Grammar 4.1: Present Simple
Grammar 3 Must = moeten (van jezelf) Should = Zou moeten (van jezelf) It’s getting late. I must go now. It’s getting late. I should go now. Mustn’t = moeten.
A LL R IGHT 1 THV U NIT 5 GRAMMAR 4.1 EN 4.2. M AAK DE VOLGENDE ZINNEN VRAGEND ! I am your best friend. She is at home. We are late. I can help you.
All right 1thv unit 7 gr 2.1 en 2.2.
 de kamer van de student  het haar van Laura  de pen van Brian.
grammar 3.1 en 3.2 the present perfect
 vertaal:  Ik ga elke dag naar de universiteit  Ik ga naar de universiteit in London.
All Right! 1 thv Unit 4 grammar 2.1 and 2.2.
Betrekkelijke voornaamwoorden een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een mens, dier, of ding dat al genoemd is in de zin. who verwijst naar personen:
past simple en present perfect
4.1 present simple de present simple = de gewone tegenwoordige tijd: Ik loop = I walk Jij slaapt = you sleep etc! Je gebruikt deze tijd om aan te geven.
Present Simple & Present Continuous
Rational Unified Process RUP Jef Bergsma. Iterations –Inception –Elaboration –Construction –Transition De kernbegrippen (Phases)
Voornaamwoorden.
Grammar Unit 5 HD 5.1 t/m 5.9.
Vragende/ontkennende zinnen. 1.Met behulp van to do Betalen wij de rekening? Do we pay the bill? Wij betalen de rekening niet. We do not pay the bill.
Betrekkelijk voornaamwoorden
Unit 2: LESSON 2 practicing the grammar: betrekkelijke voornaamwoorden
Chapter 3 Hot off the press
Who/which voornaamwoorden
Transcript van de presentatie:

Betrekkelijk vnw. = Relative Pronoun

Het betrekkelijk vnw. verwijst naar [heeft betrekking op] het woord dat ervoor staat. The man who stole your purse, was caught This is the dog whose lease broke. He bought the table which/that I painted. Betrekkelijke vmw zijn: who(m), which, that, whose Je kunt ze niet ‘at random’ gebruiken!!

Personen who that whom (na voorzetsel) whose (bezit) The man who/that stole your purse, was caught. Bij personen gebruik je meestal who/that

Personen who that whom (na voorzetsel) whose (bezit) The boy about whom he wrote this book… Na een voorzetsel (about, from, etc) moet je bij personen altijd whom gebruiken

Personen who that whom (na voorzetsel) whose (bezit) The boy whose dvd I borrowed, did not want me to copy it. Bij ‘bezit’ moet je whose gebruiken : (The boy whose = de jongen van wie/wiens)

Dieren & Dingen which that whose (bezit) He bought the table which/that I painted. Bij dingen gebruik je meestal which of that.

Dieren & Dingen which that whose (bezit) He bought the table whose leg was broken. Bij ‘bezit’ gebruik je ‘whose’ (dat deed je bij personen en bezit ook!)

Hele zin which I copied his dvd, which he did not like. Alleen ‘which’ kan slaan op een hele zin die ervoor staat.

Personen who that whom (na voorzetsel) whose (bezit) Dieren & Dingen which that whose (bezit) Hele zin which Waarom gebruik je hier who/which/that? The man who stole your purse,was caught He bought the table which/that I painted She used my pen, which I don’t like!

Vergelijk de onderstaande zinnen eens: My father, who is an old man, should not go skating. Fathers who are old, should not go skating. De bovenste zin is nogal speciaal: Je hebt ‘who is an old man’ niet nodig om te weten welke vader bedoeld wordt; dat stukje geeft alleen wat extra informatie over die vader (hij is oud). De komma geeft dat ook aan: je leest de tussenzin apart en ‘lager’.

My father, who is an old man, should not go skating. Fathers who are old, should not go skating. Fathers that are old, should not go skating. In 1 van de 2 zinnen mag je who vervangen door that. Welke?

My father, who is an old man, should not go skating My father, who is an old man, should not go skating. This church, which was built in 1200, was renovated last year. My dog Toby, which I bought at a kennel, is an alsatian. Na een komma moet je altijd ‘wh…’ gebruiken. (Dus who/which, niet that) (dat geldt in alle gevallen: mensen, dieren, dingen)

Na: any/only/all/-thing/overtreffende tr Na: any/only/all/-thing/overtreffende tr. moet je that [en niet who/which] gebruiken All that you need is love. (waarom niet which?) The only horses that he likes are brown. He can give you any present that he wants to give you. We must make notes about anything that we read. This is the biggest mistake that I ever made

Als who/which/that niet onderwerp zijn van de bijzin, kun je ze ook weglaten Wat is het onderwerp van de [onderstreepte] bijzin? He bought the table which/that I painted.

Als who/which/that niet onderwerp zijn van de bijzin, kun je ze ook weglaten Wat is het onderwerp van de [onderstreepte] bijzin? He bought the table which/that I painted.

Als who/which/that niet onderwerp zijn van de bijzin, kun je ze ook weglaten Wat is het onderwerp van de [onderstreepte] bijzin? The man who/that stole your purse, was caught.

Als who/which/that niet onderwerp zijn van de bijzin, kun je ze ook weglaten Wat is het onderwerp van de [onderstreepte] bijzin? The man who/that stole your purse, was caught. Je kunt who/that niet weglaten!! [want dan laat je het onderwerp weg!]

Als who/which/that niet onderwerp zijn van de bijzin, kun je ze ook weglaten Wat is het onderwerp van de [onderstreepte] bijzin? All that you need is love.

Als who/which/that niet onderwerp zijn van de bijzin, kun je ze ook weglaten Wat is het onderwerp van de [onderstreepte] bijzin? All that you need is love.

Als who/which/that niet onderwerp zijn van de bijzin, kun je ze ook weglaten Wat is het onderwerp van de [onderstreepte] bijzin? The only horses that he likes are brown.

Als who/which/that niet onderwerp zijn van de bijzin, kun je ze ook weglaten Wat is het onderwerp van de [onderstreepte] bijzin? The only horses that he likes are brown.

Als who/which/that niet onderwerp zijn van de bijzin, kun je ze ook weglaten Wat is het onderwerp van de [onderstreepte] bijzin? He can give you any present that he wants to give you.

Als who/which/that niet onderwerp zijn van de bijzin, kun je ze ook weglaten Wat is het onderwerp van de [onderstreepte] bijzin? He can give you any present that he wants to give you.

Als who/which/that niet onderwerp zijn van de bijzin, kun je ze ook weglaten Wat is het onderwerp van de [onderstreepte] bijzin? We must make notes about anything that we read.

Als who/which/that niet onderwerp zijn van de bijzin, kun je ze ook weglaten Wat is het onderwerp van de [onderstreepte] bijzin? We must make notes about anything that we read.

Wat is het onderwerp van de [onderstreepte] bijzin? Als who/which/that niet onderwerp zijn van de bijzin, kun je ze ook weglaten Wat is het onderwerp van de [onderstreepte] bijzin? This is the cop who gave me a ticket.

Wat is het onderwerp van de [onderstreepte] bijzin? Als who/which/that niet onderwerp zijn van de bijzin, kun je ze ook weglaten Wat is het onderwerp van de [onderstreepte] bijzin? This is the cop who gave me a ticket. who is het onderwerp: kun je niet weglaten [want dan laat je het onderwerp weg!] ©BtB

Geef alle mogelijkheden: My friend James,...... works at the ministery of education, has studied law. The person .... gave me this information was quite friendly. He is the boy ..... we were talking about. My brother Kevin, .... is a bookkeeper, married last week. The whale, ..... is the largest mammal, is threatened with extinction. The coat .....I bought last year, is still in fashion. Mrs Peterson, .....you saw here last week, has three daughters. They love their dog, ......is ten years old now. Would you recognize the boy ...... did it?

Charles Dickens, ......is famous for his novels, was also a great performer. That is the woman.....he was speaking to. The letter,......arrived this morning, was addressed to Bill. The letter ......arrived this morning [dus niet die van gisteren] was addressed to Bill. That man is a tyrant of ...... we are all afraid. The only thing he wants is fight, .......I don't like at all.

The boy, ....... I had seen a few times before in the morning train, did not want to talk with me. The boy ........I had helped with his work gave me a present at the end of term. The woman ......husband gave me the information was more friendly. The person from ....... I had got the information was very kind. My father, ......... I have not seen for a long time, is a famous film star. ©BtB