Algemene sterkte van de bouwconstructie (1) Antwoord 1 BB2012: afd. 2.1 Praktijkboek: § 2.1.1 Algemene sterkte van de bouwconstructie (1) voorbeeld 17 - Sterkte-eisen voor verbouw, Blz. 288 van het Praktijkhandboek Volgens NEN 8700 gelden er bij verbouw iets hogere eisen dan het afkeuroordeel van bestaande bouw. Bij de sterkte-eisen voor verbouw moet een restlevensduur worden aangehouden die gelijk is aan de ontwerplevensduur van de overige constructieonderdelen minus de ouderdom van de overige constructieonderdelen. De restlevensduur mag niet lager worden genomen dan 15 jaar. De referentieperiode voor het bepalen van de veranderlijke belastingen moet minimaal gelijk worden gehouden aan de restlevensduur. voorbeeld 17 - Sterkte-eisen voor verbouw Bestudeer pag. 288 van het Praktijkhandboek uitwerking Volgens NEN 8700 gelden er bij verbouw iets hogere eisen dan het afkeuroordeel van bestaande bouw. Bij de sterkte-eisen voor verbouw moet een restlevensduur worden aangehouden die gelijk is aan de ontwerplevensduur van de overige constructieonderdelen minus de ouderdom van de overige constructieonderdelen. De restlevensduur mag niet lager worden genomen dan 15 jaar. De referentieperiode voor het bepalen van de veranderlijke belastingen moet minimaal gelijk worden gehouden aan de restlevensduur. Bij de sterkte eisen voor bestaande bouw (afkeuroordeel) moet een restlevensduur worden aangehouden van 1 jaar. De referentieperiode voor het bepalen van de veranderlijke belastingen moet bij gevolgklasse CC1a minimaal 1 jaar zijn en bij de overige gevolgklassen minimaal 15 jaar. De gevolgklasse CC1 is in B3.1 van NEN -EN 1990 gedefinieerd als: Geringe gevolgen ten aanzien van het verlies van mensenlevens, of kleine of verwaarloosbare economische gevolgen voor de omgeving. Als voorbeeld is in NEN-EN 1990 genoemd: gebouwen voor de landbouw waar mensen normaal niet verblijven (bijvoorbeeld opslagschuren en tuinbouwkassen). 4 april 2017
Algemene sterkte van de bouwconstructie (2) Antwoord 1 BB2012: afd. 2.1 Praktijkboek: § 2.1.1 Algemene sterkte van de bouwconstructie (2) voorbeeld 17 - Sterkte-eisen voor verbouw, blz. 288 van het Praktijkhandboek Bij de sterkte eisen voor bestaande bouw (afkeuroordeel) moet een restlevensduur worden aangehouden van 1 jaar. De referentieperiode voor het bepalen van de veranderlijke belastingen moet bij gevolgklasse CC1a minimaal 1 jaar zijn en bij de overige gevolgklassen minimaal 15 jaar. De gevolgklasse CC1 is in B3.1 van NEN -EN 1990 gedefinieerd als: Geringe gevolgen ten aanzien van het verlies van mensenlevens, of kleine of verwaarloosbare economische gevolgen voor de omgeving. Als voorbeeld is in NEN-EN 1990 genoemd: gebouwen voor de landbouw waar mensen normaal niet verblijven (bijvoorbeeld opslagschuren en tuinbouwkassen). voorbeeld 17 - Sterkte-eisen voor verbouw Bestudeer pag. 288 van het Praktijkhandboek uitwerking Volgens NEN 8700 gelden er bij verbouw iets hogere eisen dan het afkeuroordeel van bestaande bouw. Bij de sterkte-eisen voor verbouw moet een restlevensduur worden aangehouden die gelijk is aan de ontwerplevensduur van de overige constructieonderdelen minus de ouderdom van de overige constructieonderdelen. De restlevensduur mag niet lager worden genomen dan 15 jaar. De referentieperiode voor het bepalen van de veranderlijke belastingen moet minimaal gelijk worden gehouden aan de restlevensduur. Bij de sterkte eisen voor bestaande bouw (afkeuroordeel) moet een restlevensduur worden aangehouden van 1 jaar. De referentieperiode voor het bepalen van de veranderlijke belastingen moet bij gevolgklasse CC1a minimaal 1 jaar zijn en bij de overige gevolgklassen minimaal 15 jaar. De gevolgklasse CC1 is in B3.1 van NEN -EN 1990 gedefinieerd als: Geringe gevolgen ten aanzien van het verlies van mensenlevens, of kleine of verwaarloosbare economische gevolgen voor de omgeving. Als voorbeeld is in NEN-EN 1990 genoemd: gebouwen voor de landbouw waar mensen normaal niet verblijven (bijvoorbeeld opslagschuren en tuinbouwkassen). 4 april 2017
Trap Antwoord 2 Praktijkboek: Bijl. 3, Bouwplan 3 voorbeeld 22 – Spiltrap, Blz. 290 van het Praktijkhandboek Ja. Volgens artikel 2.33, lid 1, moeten de afmetingen van een verplichte trap voldoen aan tabel 2.33 van Bouwbesluit 2012. In deze tabel is voor elke verplichte trap aangegeven dat de minimale tredebreedte ≥ 0,05 m moet zijn. Hiermee is bepaald dat elke trap als spiltrap mag worden uitgevoerd. In dezelfde tabel staat, dat elke verplichte trap een breedte ≥ 0,8 m moet hebben. Hieraan wordt voldaan. voorbeeld 22 – Spiltrap, bladzijde 290 praktijkboek Ja. Volgens artikel 2.33, lid 1, moeten de afmetingen van een verplichte trap voldoen aan tabel 2.33 van Bouwbesluit 2012. In deze tabel is voor elke verplichte trap aangegeven dat de minimale tredebreedte ≥ 0,05 m moet zijn. Hiermee is bepaald dat elke trap als spiltrap mag worden uitgevoerd. In dezelfde tabel staat, dat elke verplichte trap een breedte ≥ 0,8 m moet hebben. Hieraan wordt voldaan. 4 april 2017
Geluidwering tussen ruimten verschillende gebruiksfuncties Antwoord 3 Opdracht Praktijkboek: Bijl. 2, Bouwplan 2, 1e verd. Geluidwering tussen ruimten verschillende gebruiksfuncties voorbeeld 46 – Contactgeluidisolatie, Blz. 304 van het Praktijkhandboek Nee. Op grond van artikel 3.17, lid 3 moet de LnT,A ≤ 54 dB zijn. Het is pas aannemelijk dat aan het vereiste gewogen contactgeluidniveau van 54 dB kan worden voldaan als de vloer (deklaag) een massa ≥ 800 kg/m2 heeft. voorbeeld 46 – Contactgeluidisolatie, bladzijde 304 praktijkboek Toelichten door een doorsnede op de ezel te tekenen. Onderscheid maken tussen vloer twee woningen en vloer boven winkel (richting van de eis!) Uitwerking Nee. Op grond van artikel 3.17, lid 3 moet de LnT,A ≤ 54 dB zijn. Het is pas aannemelijk dat aan het vereiste gewogen contact-geluidniveau van 54 dB kan worden voldaan als de vloer (deklaag) een massa ≥ 800 kg/m2 heeft. Aandachtspunt De woonfuncties en de winkelfunctie liggen op hetzelfde perceel. Hierop is artikel 3.17 van toepassing. In dit artikel zijn alleen eisen opgenomen ter bescherming van een woonfunctie. Voor de winkelfunctie als ontvangruimte geldt derhalve geen eis. De geluidwering tussen een woning en een eronder gelegen winkel is overgelaten aan de verantwoordelijkheid van de markt. 4 april 2017
Luchtverversing Antwoord 4 Opdracht Praktijkboek: bijl. 1 Bouwplan 1, 1e verd. Luchtverversing Voorbeeld 50 – Ventilatiecapaciteit van een woning, Blz. 306 van het Praktijkhandboek De capaciteit voor de verblijfsgebieden is als volgt: - Keuken : 21 dm³/s - woonkamer : 26,6 m² x 0,9 dm³/s/m² = 23,94 dm³/s - slaapkamer 1 : 9,0 m² x 0,9 dm³/s/m² = 8,10 dm³/s - slaapkamer 2 en 3 : 23,7 m² x 0,9 dm³/s/m² = 21,33 dm³/s - slaapkamer 4 : 10,5 m² x 0,9 dm³/s/m² = 9,45 dm³/s De grootste benodigde capaciteit voor een verblijfsgebied is 23,94 dm³/s. De totaal benodigde capaciteit is: 21+23,94+8,10+21,33+9,45 = 83,82 dm³/s. De capaciteit moet derhalve ook ≥ 70% x 83,82 = 58,68 dm³/s zijn. Voorbeeld 50 – Ventilatiecapaciteit van een woning, praktijkboek 306 58,68 dm³/s. Volgens artikel 3.29, lid 5, moet de capaciteit van de totale ventilatievoorziening ten minste: de grootste capaciteit van een verblijfsgebied hebben; en 70% bedragen van de som van de waarden die gelden voor de op die voorziening aangewezen verblijfsgebieden. De capaciteit voor de verblijfsgebieden is als volgt: keuken: 21 dm³/s woonkamer: 26,6 m² x 0,9 dm³/s/m² = 23,94 dm³/s slaapkamer 1: 9,0 m² x 0,9 dm³/s/m² = 8,10 dm³/s slaapkamer 2 en 3: 23,7 m² x 0,9 dm³/s/m² = 21,33 dm³/s slaapkamer 4: 10,5 m² x 0,9 dm³/s/m² = 9,45 dm³/s De grootste benodigde capaciteit voor een verblijfsgebied is 23,94 dm³/s. De totaal benodigde capaciteit is: 21 + 23,94 + 8,10 + 21,33 + 9,45 = 83,82 dm³/s. De capaciteit moet derhalve ook ≥ 70% x 83,82 = 58,68 dm³/s zijn. 4 april 2017
Luchtverversing Antwoord 5 Opdracht Praktijkboek: bijl. 3 Bouwplan 3, 1e verd. Luchtverversing voorbeeld 48 - Ventilatie kantoor, Blz. 304 van het Praktijkhandboek 18 x 6,5 dm³/s per persoon = 117 dm³/s. Volgens artikel 3.29, lid 3, moet de ventilatie van een verblijfsgebied en een verblijfsruimte met een kantoorfunctie minimaal 6,5 dm³/s per persoon bedragen. De oppervlakte van het verblijfsgebied is van belang voor de bepaling van het minimum aantal personen dat bij toepassing van alle voorschriften moet worden aangehouden in het verblijfsgebied voor de omgevingsvergunning voor het bouwen (zie ook § 1.5.3 van dit boek). Dit is, volgens tabel 1.2 van Bouwbesluit 2012, bij een kantoorfunctie 0,05 personen per m², dus 166,7 x 0,05 = 8,335, naar boven afgerond is dit minimaal 9 personen. Dit aantal is niet maatgevend. voorbeeld 48 - Ventilatie kantoor, bladzijde 304 praktijkboek 18 x 6,5 dm³/s per persoon = 117 dm³/s. Volgens artikel 3.29, lid 3, moet de ventilatie van een verblijfsgebied en een verblijfsruimte met een kantoorfunctie minimaal 6,5 dm³/s per persoon bedragen. De oppervlakte van het verblijfsgebied is van belang voor de bepaling van het minimum aantal personen dat bij toepassing van alle voorschriften moet worden aangehouden in het verblijfsgebied voor de omgevingsvergunning voor het bouwen (zie ook § 1.5.3 van dit boek). Dit is, volgens tabel 1.2 van Bouwbesluit 2012, bij een kantoorfunctie 0,05 personen per m², dus 166,7 x 0,05 = 8,335, naar boven afgerond is dit minimaal 9 personen. Dit aantal is niet maatgevend. 4 april 2017
Spuivoorziening Antwoord 6 Opdracht Praktijkboek: Bijl. 1 Bouwplan 1, § 3.3.2 Spuivoorziening voorbeeld 53 – Spuiventilatie, Blz. 307 van het Praktijkboekhandboek Ja. Volgens artikel 3.42, lid 2, moet de spuivoorziening van een verblijfsruimte bestaan uit ten minste een beweegbaar raam. Een schuifpui is volgens de Nota van toelichting ook toegestaan. Door de schuifpui te vervangen door openslaande deuren, is bij de keuken geen beweegbaar raam meer aanwezig. Echter de toegang tot de buitenruimte is al voorzien middels een andere deur. voorbeeld 53 – Spuiventilatie, bladzijde 307 praktijkboek Ja. Volgens artikel 3.42, lid 2, moet de spuivoorziening van een verblijfsruimte bestaan uit ten minste een beweegbaar raam. Een schuifpui is volgens de Nota van toelichting ook toegestaan. Door de schuifpui te vervangen door openslaande deuren, is bij de keuken geen beweegbaar raam meer aanwezig. Echter de toegang tot de buitenruimte is al voorzien middels een andere deur. LET OP: in het Praktijkhandboek staat een ander antwoord. De wetgever heeft beoogd dat er niet alleen via een toegangsdeur geventileerd mag worden. In deze situatie is er nog een toegangsdeur naar de buitenruimte, waardoor er wel wordt voldaan. 4 april 2017
Verblijfsgebied en verblijfsruimte Antwoord 7 Opdracht Praktijkboek: bijl. 1, bouwplan 1, zolder Verblijfsgebied en verblijfsruimte Voorbeeld 56 Verblijfsruimte, bladzijde 309 praktijkboek De maximale vloeroppervlakte van de verblijfsruimte is aangegeven in figuur 115. De verblijfsruimte moet minimaal 1,8 m breed en 2,6 m hoog zijn. Dit is alleen het geval in het geel gemarkeerde gedeelte van slaapkamer 4. Voorbeeld 56 Verblijfsruimte, bladzijde 309 praktijkboek De maximale vloeroppervlakte van de verblijfsruimte is aangegeven in figuur 115. De verblijfsruimte moet minimaal 1,8 m breed en 2,6 m hoog zijn. Dit is alleen het geval in het geel gemarkeerde gedeelte van slaapkamer 4. 4 april 2017
Toiletruimte Antwoord 8 Opdracht Praktijkboek: Bijl. 2 Bouwplan 2, bgg voorbeeld 57 - toiletruimten voor winkelfunctie, Blz. 309 van het Praktijkboekhandboek 1 toiletruimte die niet integraal toegankelijk hoeft te zijn. In artikel 4.9, lid 1 is bepaald dat een winkelfunctie minimaal één toiletruimte moet hebben. De winkelfunctie heeft een GO < 400 m2 (artikel 4.24, lid 3). Ook zijn er op het perceel geen andere gebruiksfuncties waarvoor in tabel 4.21, artikel 4.24, lid 3 is aangestuurd. De winkelfunctie hoeft daarom geen toegankelijkheidssector te hebben en daarom ook geen integraal toegankelijke toiletruimte (artikel 4.25, lid 1). voorbeeld 57 - Aantal toiletruimten voor winkelfunctie, bladzijde 309 praktijkboek 1 toiletruimte die niet integraal toegankelijk hoeft te zijn. In artikel 4.9, lid 1 is bepaald dat een winkelfunctie minimaal één toiletruimte moet hebben. De winkelfunctie heeft een GO < 400 m2 (artikel 4.24, lid 3). Ook zijn er op het perceel geen andere gebruiksfuncties waarvoor in tabel 4.21, artikel 4.24, lid 3 is aangestuurd. De winkelfunctie hoeft daarom geen toegankelijkheidssector te hebben en daarom ook geen integraal toegankelijke toiletruimte (artikel 4.25, lid 1). 4 april 2017
Energiezuinigheid Antwoord 9 Opdracht Praktijkboek: Bijl. 1, Bouwplan 1, bgg Energiezuinigheid voorbeeld 68 - Energieprestatie bij verbouw, Blz. 313 van het Praktijkhandboek Geen. Een energieprestatie-eis is niet van toepassing. De energieprestatiecoëfficiënt is bij het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk in artikel 5.6 niet van toepassing verklaard. voorbeeld 68 - Energieprestatie bij verbouw, blz. 313 van het Praktijkhandboek Geen. Een energieprestatie-eis is niet van toepassing. De energieprestatiecoëfficiënt is bij het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk in artikel 5.6 niet van toepassing verklaard. 4 april 2017
Energiezuinigheid (1) Antwoord 10 Opdracht Praktijkboek: Bijl. 3, Bouwplan 3, bgg Energiezuinigheid (1) voorbeeld 70 - Thermische isolatie, Blz. 314 van het Praktijkhandboek Ja, als de gekozen oplossing als gevolg van transmissie door de thermische schil van de werkplaats een gelijkwaardige energiezuinigheid geeft als is beoogd met artikel 5.3, lid 1. Er is sprake van een oplossing die gelijkwaardig is aan wat de wetgever heeft beoogd als lagere warmteweerstanden (Rc-waarden) in voldoende mate worden gecompenseerd door hogere Rc-waarden en U-waarden dan de op grond van artikel 5.3 vereiste grenswaarden. Bovendien zullen, om ongewenste condensvorming te voorkomen, alle constructieonderdelen waarvoor een Rc-waarde is voorgeschreven, moeten voldoen aan de f-factor (zie § 3.2.2), dus ook de delen waarvan Rc < 3,5 m2·K/W is. voorbeeld 70 - Thermische isolatie, blz. 314 van het Praktijkhandboek Ja, als de gekozen oplossing als gevolg van transmissie door de thermische schil van de werkplaats een gelijkwaardige energiezuinigheid geeft als is beoogd met artikel 5.3, lid 1. Er is sprake van een oplossing die gelijkwaardig is aan wat de wetgever heeft beoogd als lagere warmteweerstanden (Rc-waarden) in voldoende mate worden gecompenseerd door hogere Rc-waarden en U-waarden dan de op grond van artikel 5.3 vereiste grenswaarden. Bovendien zullen, om ongewenste condensvorming te voorkomen, alle constructieonderdelen waarvoor een Rc-waarde is voorgeschreven, moeten voldoen aan de f-factor (zie § 3.2.2), dus ook de delen waarvan Rc < 3,5 m2·K/W is. Van een voldoende compensatie is naar de mening van de auteurs sprake als van een gebouw de transmissie voor: - verwarming (QH;tr;mi) ≤ een fictieve QH;tr;mi van hetzelfde gebouw is, die is bepaald op basis van de ten minste vereiste Rc-waarde en de ten hoogste toegestane U-waarde; en - koeling (QC;tr;mi) ≤ een fictieve QC;tr;mi van hetzelfde gebouw is, die eveneens is bepaald op basis van de ten minste vereiste Rc-waarde en de ten hoogste toegestane U-waarde. Aandachtspunten - Het is niet de bedoeling dat een te lage U-waarde vanwege de toepassing van enkel glas op dezelfde wijze wordt gecompenseerd. - Plaatselijk mag wel enkel glas worden toegepast voor zover dit kan worden gerealiseerd binnen de oppervlakte van 2% als bedoeld in artikel 5.3, lid 5. 4 april 2017
Energiezuinigheid (2) Antwoord 10 Opdracht Praktijkboek: Bijl. 3, Bouwplan 3, bgg Energiezuinigheid (2) voorbeeld 70 - Thermische isolatie, Blz. 314 van het Praktijkhandboek Van een voldoende compensatie is naar de mening van de auteurs sprake als van een gebouw de transmissie voor: - verwarming (QH;tr;mi) ≤ een fictieve QH;tr;mi van hetzelfde gebouw is, die is bepaald op basis van de ten minste vereiste Rc-waarde en de ten hoogste toegestane U-waarde; en - koeling (QC;tr;mi) ≤ een fictieve QC;tr;mi van hetzelfde gebouw is, die eveneens is bepaald op basis van de ten minste vereiste Rc-waarde en de ten hoogste toegestane U-waarde. voorbeeld 70 - Thermische isolatie, blz. 314 van het Praktijkhandboek Ja, als de gekozen oplossing als gevolg van transmissie door de thermische schil van de werkplaats een gelijkwaardige energiezuinigheid geeft als is beoogd met artikel 5.3, lid 1. Er is sprake van een oplossing die gelijkwaardig is aan wat de wetgever heeft beoogd als lagere warmteweerstanden (Rc-waarden) in voldoende mate worden gecompenseerd door hogere Rc-waarden en U-waarden dan de op grond van artikel 5.3 vereiste grenswaarden. Bovendien zullen, om ongewenste condensvorming te voorkomen, alle constructieonderdelen waarvoor een Rc-waarde is voorgeschreven, moeten voldoen aan de f-factor (zie § 3.2.2), dus ook de delen waarvan Rc < 3,5 m2·K/W is. Van een voldoende compensatie is naar de mening van de auteurs sprake als van een gebouw de transmissie voor: - verwarming (QH;tr;mi) ≤ een fictieve QH;tr;mi van hetzelfde gebouw is, die is bepaald op basis van de ten minste vereiste Rc-waarde en de ten hoogste toegestane U-waarde; en - koeling (QC;tr;mi) ≤ een fictieve QC;tr;mi van hetzelfde gebouw is, die eveneens is bepaald op basis van de ten minste vereiste Rc-waarde en de ten hoogste toegestane U-waarde. Aandachtspunten - Het is niet de bedoeling dat een te lage U-waarde vanwege de toepassing van enkel glas op dezelfde wijze wordt gecompenseerd. - Plaatselijk mag wel enkel glas worden toegepast voor zover dit kan worden gerealiseerd binnen de oppervlakte van 2% als bedoeld in artikel 5.3, lid 5. 4 april 2017
Verlichting (1) Antwoord 11 Opdracht Praktijkboek: Bijl. 2 Bouwplan 2, bgg Verlichting (1) voorbeeld 73 – Noodverlichting, Blz. 315 van het Praktijkhandboek Alleen in de liftkooi moet noodverlichting worden aangebracht. Er zijn drie soorten ruimten waarvoor op grond van artikel 6.3 een noodverlichting nodig kan zijn. Dit zijn: - een verblijfsruimte; - een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert; en - een liftkooi. voorbeeld 73 – Noodverlichting, bladzijde 315 praktijkboek Alleen in de liftkooi moet noodverlichting worden aangebracht. Er zijn drie soorten ruimten waarvoor op grond van artikel 6.3 een noodverlichting nodig kan zijn. Dit zijn: - een verblijfsruimte; - een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert; en - een liftkooi. De enige verblijfsruimte in dit gebouw waarvoor tabel 6.1 van Bouwbesluit 2012 een eis aanstuurt, is de winkelfunctie. De winkelfunctie is bestemd voor 40 personen en hoeft pas een noodverlichting te hebben als deze bestemd zou zijn voor meer dan 75 personen (artikel 6.3, lid 1). Een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert, komt alleen voor in het woongebouw. Tabel 6.1 stuurt deze eis niet aan voor een woonfunctie. 4 april 2017
Verlichting (2) Antwoord 11 Opdracht Praktijkboek: Bijl. 2 Bouwplan 2, bgg Verlichting (2) voorbeeld 73 – Noodverlichting, Blz. 315 van het Praktijkhandboek De enige verblijfsruimte in dit gebouw waarvoor tabel 6.1 van Bouwbesluit 2012 een eis aanstuurt, is de winkelfunctie. De winkelfunctie is bestemd voor 40 personen en hoeft pas een noodverlichting te hebben als deze bestemd zou zijn voor meer dan 75 personen (artikel 6.3, lid 1). Een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert, komt alleen voor in het woongebouw. Tabel 6.1 stuurt deze eis niet aan voor een woonfunctie. voorbeeld 73 – Noodverlichting, bladzijde 315 praktijkboek Alleen in de liftkooi moet noodverlichting worden aangebracht. Er zijn drie soorten ruimten waarvoor op grond van artikel 6.3 een noodverlichting nodig kan zijn. Dit zijn: - een verblijfsruimte; - een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert; en - een liftkooi. De enige verblijfsruimte in dit gebouw waarvoor tabel 6.1 van Bouwbesluit 2012 een eis aanstuurt, is de winkelfunctie. De winkelfunctie is bestemd voor 40 personen en hoeft pas een noodverlichting te hebben als deze bestemd zou zijn voor meer dan 75 personen (artikel 6.3, lid 1). Een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert, komt alleen voor in het woongebouw. Tabel 6.1 stuurt deze eis niet aan voor een woonfunctie. 4 april 2017