Girale geldschepping (oefening 2 a ) 10 personen deponeren elk 5.000 EUR bij een financiële instelling. De bank houdt een veiligheidsmarge aan van 5%. A Balans 1 P Kas 50.000 Zichtdeposito’s 50.000 Geld in omloop = 50.000 EUR (giraal geld) A Balans 2 P Kas 2.500 Zichtdeposito’s 50.000 Klanten 47.500 50.000 50.000 Geld in omloop = 50.000 EUR (giraal) + 47.500 EUR (chartaal) = 97.500 EUR Geldschepping = 47.500 EUR
3. Het geleende bedrag (47.500 EUR) wordt gebruikt om leveranciers mee te betalen en die plaatsten dit geld bij de bank. A Balans 3 P Kas 2.500 47.500 Zichtdeposito’s 50.000 47.500 Klanten 47.500 97.500 97.500 Geld in omloop = 97.500 EUR (= giraal geld) 4. 5% van de 97.500 EUR wordt in kas gehouden, de rest wordt uitgeleend. Balans 4 A P Kas 4875 Zichtdeposito’s 97.500 Klanten 47.500 45.125 97.500 97.500 Geld in omloop = 97.500 EUR (giraal geld) + 45.125 EUR (chartaal geld) = 142.625 EUR Geldschepping = 45.125 EUR
5. Het geleende bedrag (45.125 EUR) wordt gebruikt om leveranciers te betalen en die plaatsen dit geld bij de bank (zichtdeposito’s). A Balans 5 P Kas 50.000 Zichtdeposito’s 142.625 Klanten 92.625 142.625 142.625 Geld in omloop = 142.625 EUR (giraal geld) 5% van de 142.625 (zichtdeposito’s) wordt in kas gehouden en de rest wordt uitgeleend. A Balans 6 P Kas 7.131,25 Zichtdeposito’s 142.625 Klanten 92.625 42.868,75 142.625 142.625 Geld in omloop = 142.625 EUR (giraal) + 42.868.75 EUR (chartaal) = 185.493,75 EUR Geldschepping = 42.868,75 EUR