Toepassingen 5L week 1: ‘Een nieuwe start’ In de Stationsstraat zijn een basisschool en een secundaire school in één gebouw gehuisvest. Er werken 105 leerkrachten. Samen zijn er dit schooljaar precies 1000 leerlingen. 1/4 ervan zijn kleuters en 2/5 ervan zitten op de lagere afdeling. Hoeveel kleuters telt de basisschool? De kleuters krijgen een grote zandbak in een hoek van de speelplaats. De speelplaats is 40 m lang en 24 m breed. De nieuwe zandbak neemt 1/5 van de lengte en 1/6 van de breedte van de speelplaats in. De directeur wil rond de zandbak paaltjes zetten. Hoeveel paaltjes moet hij bestellen als er 12 paaltjes in 1 m gaan?
Eerste probleem: hoeveel kinderen. 5L week 1: ‘Een nieuwe start’ Eerste probleem: hoeveel kinderen. Hoeveel leerlingen telt de basisschool? V. 1000 lln. / ¼ kleuterafdeling / 2/5 lagere school G. niet van toepassing T. ¼ van 1000 = 1000 : 4 = 250 2/5 van 1000 = 2 x (1000 : 5) = 400 250 + 400 = 650 B. Er zijn in het totaal 650 kinderen in de basisschool. A.
Hoeveel paaltjes zijn er nodig? V. 5L week 1: ‘Een nieuwe start’ Tweede probleem: hoeveel paaltjes moet hij bestellen als er 12 paaltjes in 1 m gaan. Hoe groot is de zandbak? Hoeveel paaltjes zijn er nodig? V. speelplaats: 40 m lang / 24 m breed zandbak: 1/5 van de lengte / 1/6 van de breedte 12 paaltjes per m G. T. 40 : 5 = 8 24 : 6 = 4 2 x (8 + 4) = 24 24 x 12 = 288 B. Er zijn in totaal 288 paaltjes nodig. A.
Hoeveel leerlingen zaten er vorig jaar in de klas van Hanna? 5L week 1: ‘Een nieuwe start’ 1. Lees en los op. Hanna zit in het vijfde leerjaar samen met 19 andere leerlingen. Vorig jaar waren er nog 1/10 meer in haar klas. Hoeveel leerlingen zaten er vorig jaar in de klas van Hanna?
Hoeveel leerlingen zitten nu in de klas van Hanna? 5L week 1: ‘Een nieuwe start’ Hoeveel leerlingen zitten nu in de klas van Hanna? Hoeveel leerlingen zaten vorig jaar in de klas van Hanna? V. Hanna / 19 andere leerlingen / vorig jaar 1/10meer G. niet van toepassing T. 1 + 19 = 20 1/10 van 20 = 20 : 10 = 2 20 + 2 = 22 B. Vorig jaar zaten 22 leerlingen in de klas van Hanna. A.
De normale prijs ervoor is 380,00 euro. 5L week 1: ‘Een nieuwe start’ 2. Lees en los op. De directeur heeft voor onze klas een nieuwe magnetische kaart van België gekocht. De normale prijs ervoor is 380,00 euro. De directeur kreeg een korting van ¼. Hoeveel betaalde de directeur voor die magnetische kaart?
Hoeveel betaalde de directeur voor die magnetische kaart? V. 5L week 1: ‘Een nieuwe start’ Hoeveel betaalde de directeur voor die magnetische kaart? V. normale prijs: 380,00 euro / korting van 1/4 G. nieuwe prijs = normale prijs – korting T. korting: 380,00 : 4 = (400 : 4) – (20 : 4) = 95,00 nieuwe prijs: 380,00 – 95,00 = 380,00 – 100,00 + 5,00 = 285,00 B. De directeur betaalde 285,00 euro. A.
3/5 van een klas van 25 leerlingen zijn meisjes. 5L week 1: ‘Een nieuwe start’ 3. Lees en los op. 3/5 van een klas van 25 leerlingen zijn meisjes. Hoeveel jongens zitten er in die klas?
Hoeveel jongens zitten er in die klas? V. 5L week 1: ‘Een nieuwe start’ Hoeveel jongens zitten er in die klas? V. 25 leerlingen / 3/5 meisjes G. T. 25 : 5 = 5 5/5 – 3/5 = 2/5 2 x 5 = 10 B. Er zitten 10 jongens in de klas. A.
4. Lees en los op. Noteer de antwoorden op 2 manieren. 5L week 1: ‘Een nieuwe start’ 4. Lees en los op. Noteer de antwoorden op 2 manieren. Zeger, Marie en Harald zijn nogal gegroeid. Zeger meet nu anderhalve meter. Marie is 11 cm kleiner dan Zeger en Harald is 6 cm groter dan Marie. Hoe groot zijn de drie kinderen?
Hoe groot zijn de drie kinderen? V. 5L week 1: ‘Een nieuwe start’ Hoe groot zijn de drie kinderen? V. Zeger meet anderhalve meter / Marie 11 cm kleiner dan Zeger / Harald 6 cm groter dan Marie G. T. 150 – 11 = 139 139 + 6 = 145 B. Zeger meet 1,5 m of 150 cm. Marie meet 1,39 m of 139 cm. Harald meet 1,45 m of 145 cm. A.
Hoeveel kosten die nieuwe kledingstukken dan samen? 5L week 1: ‘Een nieuwe start’ 5. Lees en los op. Kato zit in het nieuw! Ze heeft een jeansvestje van 26,90 euro. Ze heeft ook een T-shirt van 13,60 euro en een 7/8 broek van 29,50 in katoen. Hoeveel kosten die nieuwe kledingstukken dan samen?
Hoeveel kosten die kledingstukken dan samen? V. 5L week 1: ‘Een nieuwe start’ Hoeveel kosten die kledingstukken dan samen? V. vestje: 26,90 euro T-shirt: 13,60 euro 7/8 broek: 29,50 euro G. We tellen alle prijzen op ... T. B. De drie nieuwe kledingstukken kosten samen 70,00 euro. A.
5L week 1: ‘Een nieuwe start’ 6. Lees en los op. Mama heeft een kaart van ‘trouwe klant’. Ze moet daardoor voor de drie kledingstukken van Kato 1/20 minder betalen op het totale bedrag. Mama betaalt met een biljet van 100,00 euro. Hoeveel krijgt mama terug?
Hoeveel krijgt mama terug? V. 5L week 1: ‘Een nieuwe start’ Hoeveel krijgt mama terug? V. mama geeft 100,00 euro / totaal : 70,00 euro / 1/20 korting G. T. nieuwe prijs = normale prijs – korting 1/20 van 70,00 = 70,00 : 20 = 7,00 : 2 = 3,50 70,00 – 3,50 = 66,50 100,00 – 66,50 = 33,50 B. Mama krijgt 33,50 euro terug A.