Verkoopresultaat Niveau 3 Kerntaak 5 Blz. 63.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Voorraadwaardering Technische en economische voorraad FIFO methode
Advertisements

Rekenen met procenten Rekenen met procenten.
H 22: Kosten van een duurzaam produktiemiddel (dpm)
(heeft niet als doel om winst te maken = overheid)
14 februari 2014 Ondernemersplan - Financieel plan.
Oerproducent (bijv. de veehouder)
Kopen en verkopen les 74.
20-03 Indelingen kosten.
Opdracht: ‘Tel uit je winst’
H 27: Kostprijs bij homogene productie.
EMZ2 H1 De functionele indeling
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Omzet.
H1.3 prijsberekening detailhandel 23 november 2012
6.1 Wat wordt de prijs? Winkeliers mogen zelf weten voor welke prijs ze hun producten verkopen. Hoe berekenen ze die prijs? Wat hebben vraag en aanbod.
3 mavo Betekenis van dit percentage bespreken..
H 22: Brutowinstopslagmethode
Brutowinstopslagmethode
inkoopprijs – verkoopprijs winst – verlies
Agenda  Les 15  wkn 14 2e  hs 2.6 winst & verlies
Hoofdstuk 5 “Een eigen bedrijf”
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3 Uitgedeelde stencil Rekentrainer!
Lesplanning 6.5 blz. 174 t/m 177 Binnenkomst. Intro. Uitleg docent.
Omzet = de verkoopopbrengst in een bepaalde periode
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Lesplanning 3.2 blz Binnenkomst Intro Nakijken 3.1, klaar? Dan alvast 3.2 maken Uitleg 3.2 Gezamenlijk lezen blz Zelfstandig werken,
Exploitatiebegroting
6.2 Maak je winst? Wat is het verschil tussen omzet en afzet?
Algemene Ondernemersvaardigheden
Agenda  Les  wkn  hs 2 1 omzet en afzet  bestuderen tb 32 tm 36 maken 2.1 tm 2.5 (wb tm 60)
Hoofdstuk 2.
Constant of Variabel? Kosten.
Stap 3; Constant of Variabel?
Exploitatiebegroting Deel 2
H.5 Winst en toegevoegde waarde
5.1 Hoeveel kost dat? Afzet is het aantal producten dat een bedrijf verkoopt. Vermenigvuldig je de afzet met de verkoopprijs (excl. btw) dan weet je wat.
Bedrijfseconomie H3 Omzet en marge Junior accountmanager.
Kosten en break-even Filiaalmanager
Verkoopcijfers H1 Omzet en winst Eerste verkoper.
Hoe komt de verkoopprijs van een ijsje tot stand?
Ondernemen moet je doen
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Winstberekening Belangrijk PROGRAMMA:
expertles handelskanalen en inkoop-/verkoopprijs
Bepalen nettoverkoopprijs. Opbrengsten en kosten. Netto verkoopprijs is exclusief BTW !!! Euro’sprocenten Nettoverkoopprijs = Opbrengst (p*q) 100 Inkoop.
Hoofdstuk 2 De winstmarge
Hoofdstuk 6 Productie.
REKENTIP BTW. TARIEVEN Laag tarief = 6 % Normaal tarief = 21 %
Pag 137 t/m 143. Waar gaan we het vandaag over hebben? samenvatten vorige week / toets Prijsberekening in de detailhandel Maar nu eerst …….. Een filmpje.
Hoofdstuk 6 Productie en markt.
omzet, inkoopwaarde, bedrijfskosten en nettoresultaat
Omzet-kosten-winst HAVO 3
Hoofdstuk 2 De winstmarge VWO 3
3.1 PRODUCTIE.
verwarring begrippen omzet of winst
Brutowinst en nettowinst
Vmbo 2 economie Goede producten?
De brutowinstmethode  .
Welkom havo/vwo 3..
Welkom Havo/vwo 3..
Les 2; Prijsopbouw AoC-Oost J. Kamphuis
Vmbo 2 economie Goede producten?
Mens & Maatschappij Leerjaar 2
Afzet = Aantal verkochte producten
PRODUCEREN OMZET, AFZET, WINST.
Hoofdstuk Omzet, kosten, winst
Belasting toegevoegde waarde
Vakman ondernemer – Financieel plan
Financieel 1.
BASISREKENVAARDIGHEDEN
BASISREKENVAARDIGHEDEN
Transcript van de presentatie:

Verkoopresultaat Niveau 3 Kerntaak 5 Blz. 63

Consumentenprijs en btw De consumentenprijs is de prijs die de consument betaalt als hij een artikel of een dienst koopt bij een winkel of bedrijf. De consumentenprijs noem je ook wel eens Bruto verkoopprijs of winkelprijs. In de consumentenprijs zit een gedeelte btw (belasting toegevoegde waarde) of omzetbelasting. De btw moet je van de consumentenprijs aftrekken. Je houdt de netto verkoopprijs dan over.

Berekening Consumentenprijs Btw -/- ---------------------------------------------------------------- Netto verkoopprijs

0%, 6% en 21% btw Een ondernemer is verplicht om over de netto verkoopprijs btw te berekenen. Voor de btw gelden in Nederland drie tarieven. Op luxe producten die niet echt nodig zijn om van te leven, wordt 21% (vroeger 19%) btw geheven (bijvoorbeeld: stoelen, kleding, auto’s, televisies). Ook op de meeste diensten wordt 21% (ver btw geheven. Dit tarief noemen we het hoge, normale of het algemene tarief. Op foodproducten zoals brood maar ook non-foodproducten als bloemen en boeken, wordt 6% btw geheven. Dit tarief noemen we het verlaagde of lage tarief. Ook bij de kapper en de schoenmaker betaal je maar 6% bt. Voor sommige producten en diensten geldt een gedeeltelijke of gehele vrijstelling. Dit is het 0%-tarief, voor exportproducten.

Btw berekenen Er zijn twee manieren om btw te berekenen, namelijk vanuit de nettoverkoopprijs en vanuit de brutoverkoopprijs. Daarbij houd je rekening met het volgende: De consumentenprijs is inclusief btw (nettoverkoopprijs + btw) De nettoverkoopprijs is exclusief btw (consumentenprijs – btw)

Van consumentenprijs (bruto verkoopprijs) naar netto verkoopprijs Voorbeeld van consumentenprijs naar netto verkoopprijs met 21% btw Een artikel heeft een Consumentenprijs van €61,00. De btw is 21%. Bereken de netto verkoopprijs. €61,00 : 121 = €0,50 (=1%) €0,50 x 21 = €11,00 €61,00 - €11,00 = €50,00 Consumentenprijs €61,00 121% Btw -/- €11,00 21% ------------------------------------------------------- Netto verkoopprijs €50,00 100%

Van netto verkoopprijs naar consumentenprijs (bruto verkoopprijs) Voorbeeld van netto verkoopprijs naar consumentenprijs met 6% btw Een artikel heeft een netto verkoopprijs van €50,00. De btw is 6%. Bereken de consumentenprijs €50,00 : 100 = €0,50 (=1%) €0,50 x 6 = €3,00 (btw) €50,00 + €3,00 = €53,00 (Consumentenprijs) Consumentenprijs €53,00 106% Btw -/- €3,00 6% ------------------------------------------------------- Netto verkoopprijs €50,00 100%

Nettoverkoopprijs, inkoopprijs en brutowinst De netto verkoopprijs is dus de consumentenprijs exclusief btw. De netto verkoopprijs wordt vastgesteld door een ondernemer of bij een filiaalbedrijf door het hoofdkantoor. Sommige fabrikanten geven een artikel een adviesverkoopprijs mee. Aan die prijs hoeft de verkoper zich niet te houden, maar deze dient als richtlijn. Bij het vaststellen van de netto verkoopprijs worden vaak de kosten gebruikt als basis. Je berekent dan een winstopslag over de som van de inkoop- en exploitatiekosten (bedrijfskosten zoals huur, personeel, rent, verpakkingen). Ook kan een prijs worden bepaald op basis van de consumentenvraag. Bijvoorbeeld bij een rage-artikel, en/of prijs die bij de concurrenten geldt. De netto verkoopprijs is opgebouwd uit de inkoopprijs en de brutowinst.

Inkoopprijs en brutowinst Om te kunnen verkopen, moet je de artikelen vaak eerst inkopen. De artikelen die inkoopt kun je onbewerkt weer verkopen. Bijvoorbeeld, je koopt voetballen in bij de groothandel en verkoopt deze aan je klanten. Soms verander je iets aan een artikel. Denk aan bloemen die een bloemist op een veiling koopt en zelf verwerkt tot boeketten.   Wanneer je van de netto verkoopprijs de inkoopprijs aftrekt blijft de brutowinst over. Dit is de winst waar nog geen kosten over zijn betaald. Netto verkoopprijs Inkoopprijs -/- --------------------------------------- Brutowinst

Bij een berekening heb je vaak te maken met een of meerdere ontbrekende gegevens. Soms met je een beetje goochelen met gegevens om een onbekend gegeven uit te rekenen. In de formule hierboven bereken je de brutowinst door de inkoopprijs van de netto verkoopprijs af te trekken. Voorbeeld: Van netto verkoopprijs naar brutowinst in € De netto verkoopprijs is €100,-, en de inkoopprijs is €70,-, hoeveel is je brutowinst? Netto verkoopprijs is €100,- -/- inkoopprijs is €70,- = brutowinst €30,-   Netto verkoopprijs €100,- Inkoopprijs € 70,- -/- ----------------------------------------------------------------------------------- Brutowinst € 30,-

Voorbeeld: Van brutowinst naar nettoverkoopprijs in € Weet je de brutowinst en de inkoopprijs maar niet de nettoverkoopprijs is de berekening: Inkoopprijs €70,- + Brutowinst €30,- = Nettoverkoopprijs €100,- Nettoverkoopprijs €100,- Inkoopprijs € 70,- -/- -------------------------------------------------------- Brutowinst € 30,-

Je kunt de brutowinst ook uitdrukken in procenten van de Netto verkoopprijs. In dat geval wordt ook gesproken van de brutowinstmarge of –opslag.   Voorbeeld: Van netto verkoopprijs naar brutowinst in % Bijvoorbeeld: De netto verkoopprijs van een artikel is €200,-. De brutowinst is 40% van de netto verkoopprijs. De netto verkoopprijs stel je nu op 100%. Dus: €200,- : 100 = €2,- (1%) Nettoverkoopprijs is 40% €2,- x 40 = €80,- Nettoverkoopprijs €200,- 100% Inkoopprijs €120,- 60% -/- ---------------------------------------------------------------------------------------------- Brutowinst € 80 40%  

Voorbeeld: Brutowinst in % van de nettoverkoopprijs Bijvoorbeeld: Anne wil een brutowinst van 35% van de nettoverkoopprijs halen. Zij kent alleen de inkoopprijs. Deze is: €32,50. Aan de hand van deze 2 gegevens kan je alles uitrekenen. Dit is wat je nu weet: Nettoverkoopprijs 100% Inkoopprijs €32,50 -/- -------------------------------------------------------------------- Brutowinst 35%

Inkoopprijs in % = 100 – 35 = 65 Inkoopprijs = 32,50 : 65 = 0,5 Nettowinst = 0,5 x 100 = € 50,00 Brutowinst = €50,- - €32,50 = €17,50 Of Brutowinst = €0,5 x 35 = €17,50   Netto verkoopprijs € 50,- 100% Inkoopprijs €32,50 65% -/- --------------------------------------------------------------------- Brutowinst €17,50 35%

Soms wordt de brutowinst gegeven als een percentage van de inkoopprijs Soms wordt de brutowinst gegeven als een percentage van de inkoopprijs. In dat geval stel je de inkoopprijs op 100%.

Voorbeeld: Brutowinst in % van in inkoopprijs Bijvoorbeeld: Anne wil een brutowinst van 35% van de inkoopprijs halen. Zij kent alleen de inkoopprijs. Deze is: €32,50. Aan de hand van deze 2 gegevens kan je alles uitrekenen. Dit is wat je nu weet:   Nettoverkoopprijs Inkoopprijs €32,50 100% -/- ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Brutowinst 35% Inkoopprijs in % = 100% Inkoopprijs = 32,50 : 100 = 0,325 Nettowinst = 100% + 35 = 135% Nettowinst = 0,325 x 135 = € 43,875 (€43,88) Brutowinst = 43,88- 32,50 - €11,38 Of Brutowinst = 0,325 x 35 = €11,38 Nettoverkoopprijs € 43,88 135% Inkoopprijs € 32,50 100% -/- ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Brutowinst € 11,38 35%

Kosten en nettowinst Exploitatiekosten zijn kosten die worden gemaakt voor de bedrijfsvoering. Zoals personeelskosten en verpakkingskosten. Deze kosten worden doorberekend in de prijzen van artikelen. Zoals de kosten “gedekt” worden. Als je de kosten aftrekt van de brutowinst dan houdt je de nettowinst over.

Voorbeeld: Brutowinst, kosten en nettowinst De brutowinst van een product is 11,38. De kosten die je voor dit product hebt gemaakt zijn 20% van de netto verkoopprijs. De netto verkoopprijs is €43,88. Hoeveel is de nettowinst?   Brutowinst €11,38 Kosten € 8,78 -/- (20% van 43,88) ---------------------------------------------------------------------------------------------------- Nettowinst € 2,60 De kosten kunnen vanzelfsprekend ook gewoon in een bedrag worden uitgedrukt. Als we nu alle schema’s onder elkaar zetten krijgen we volgende schema. Consumentenprijs 106% of 121% Btw 6% of 21% -/- ------------------------------------------------------------------------------------------- Netto verkoopprijs 100% Inkoopprijs -/- Brutowinst Kosten -/- -------------------------------------------------------------------------------------------- Nettowinst