Pres. Rb. ‘s-Gravenhage 20 januari 1993: “Voldoende is dat aannemelijk is dat met die alternatieven hetzelfde technisch effect kan worden bereikt zonder een prohibitieve kostenverhoging. Anders dan Cosmostar c.s. is de president van oordeel dat op grond van het rapport van prof. Marinissen (…) mag worden aangenomen dat voldoende alternatieven ter beschikking staan voor het vormgeven aan de ringen en het verbindingselement van het koppelstuk. Het verweer van Cosmostar c.s. wordt daarom verworpen.”
Vzr. Rb. ‘s-Gravenhage 4 maart 2008: “De voorzieningenrechter begrijpt dat Enanef in het modelrecht een plaats zou willen geven aan de zogenoemde resultaatgerichte leer. Het modelrecht is evenwel nog minder dan het merkenrecht aangewezen voor toepassing van deze leer. De resultaatgerichte leer zou immers met zich meebrengen dat techniek welke principieel vrij is (…) en ook equivalenten van diezelfde techniek, langs de weg van het modelrecht alsnog uitsluitend voor Enanef beschikbaar zou zijn.”