Jong en oud Hoofdstuk 1.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
I n k o m e n s v e r d e l i n g Personele inkomens- verdeling
Advertisements

Economie voor 10 vwo.
H 22: Kosten van een duurzaam produktiemiddel (dpm)
Een volledig voorbeeld
NEDERLANDS WOORD BEELD IN & IN Klik met de muis
Belastingstelsel Box 1 Het schijventarief.
Oerproducent (bijv. de veehouder)
Inkomen les 17 Begrippen & 81 t/ 84
Opdracht: ‘Tel uit je winst’
Regels economie: Geldbedragen ronden wij af op centen. Bijvoorbeeld €2,99 -> dus twee decimalen. Andere aantallen rond je af op één decimaal. Tenzij anders.
Boxenstelsel.
Arbeidsmarkt: het geheel van vraag en aanbod van arbeid De arbeidsmarkt is een abstracte markt (géén aanwijsbare plek). De Albert Cuypmarkt in Amsterdam.
De inkomstenbelasting (en premie volksverzekering) wordt uitgerekend door middel van het schijventarief. Het schijventarief is een begrip uit de Wet op.
17.3 t/m 17.5 Sociale zekerheid, herverdeling, sociale verzekeringen en sociale voorzieningen.
HAVO 4: Jong & Oud Hoofdstuk 3: Werken en leven
Omzet.
Vorige les: wat is een rechtvaardige inkomensverdeling?
Verkoopresultaat Niveau 3 Kerntaak 5 Blz. 63.
VWO 4: Welvaart Hoofdstuk 4: Collectieve sector
Welvaart Hoofdstuk 4.
Inkomen Begrippen 1 t/m 5 Werkboek blz 5
Inkomen verdienen.
Grootverdiener zwaarder belast
Welvaart Hoofdstuk 4.
Welvaart Hoofdstuk 2.
Agenda  Lessen (6)  tot  hs 30
Agenda  Les 13  wkn 13 2e  hs 2.4 overige kosten
WELKOM H3B 11 MAART STUDIEWIJZER NOG MAAR 4 LESSEN TE GAAN EN EEN LAATSTE PROEFWERK! WeekLes Week 10: 5 maartT/m opdr. 31 Week 11: maartT/m.
Goedemiddag H3b.
Goedemorgen H3b.
Inkomen les 20 Begrippen & opgave 100 t/m Begrippen Collectieve lasten Geheel van belastingen en sociale premies.
Inkomen les t/m 75 plus Zelftest Kennisvragen.
Inkomen les 16 Inzichtvraag & 77 t/m 80
Les 3 opgave 11 t/m 15 Kennisvragen WERKBOEK blz 11.
Inkomen les 8 37 t/m 46.
Inkomen les t/m Begrippen Welvaart de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien.
Inkomen les 7 27 t/m 37.
Inkomen Begrippen + 6 t/m 10 Werkboek 6. 2 Begrippen Arbeidsverdeling Verdeling van het werk in een land.
Les 4 Inzichtvragen 1 t/m 3 WERKBOEK blz 15 en 16.
Inkomen 22 Begrippen H7.
HAVO 5 Inkomen en groei Hoofdstuk 4: Inkomensverdelingen
HAVO 4: Jong & Oud Hoofdstuk 2: De jeugd
Toegevoegde Waarde Productie = inkomen.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Paragraaf 1 Kennen: De verschillen tussen de formele en informele sector Verschillen tussen een individuele en een collectieve arbeidsovereenkomst Welke.
Structuur Hoofdstuk 4.
Vandaag Nabespreking toets Crediteuren/debiteuren
Economie voor 10 vwo.
Economische kringloop
Algemene Ondernemersvaardigheden
Algemene Ondernemersvaardigheden
Vandaag.
Jong en oud Hoofdstuk 1.
H.4 Inkomensverdeling Nederland is een van de landen ter wereld met een tamelijk gelijke inkomensverdeling Het gemiddelde inkomen kwam in 2012 uit op
H.5 Winst en toegevoegde waarde
Algemene Ondernemersvaardigheden
Inkomstenbelasting en belasting op vermogen
Aantekeningen hoofdstuk 2. Arbeidsovereenkomst 4.3 Wat moet je doen? Om in Nederland aan het werk te mogen is het verplicht om een arbeidsovereenkomst.
Inkomstenbelasting en belasting op vermogen. Box 1 Box 2 Box 3 Inkomstenbelasting Schijventarief Vennootschapsbelasting 20% over de eerste € winst.
Stroom- en voorraadgrootheden
Hoofdstuk 1.
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
Welkom 4 Havo..
Beste ath 4..
Beste ath 4..
Opgave 1 M 1. uitverkoop Wel Geen € , € 2000 € , € 1.900
Het belastingstelsel In Nederland.
Economische kringloop
Transcript van de presentatie:

Jong en oud Hoofdstuk 1

Economie Economie gaat over kiezen Maar wat kiezen we en hoe kiezen we????? Werken we samen of juist niet???

Een Bounty of niet Jesse Delen Niet delen Ferry 0,5 / 0,5 0 / 1 1 / 0 0 / 0

Welke keuze wordt er gemaakt Waarschijnlijk kiezen ze allebei voor niet delen omdat ze niet weten van elkaar wat ze doen en elkaar niet vertrouwen. Immers als Ferry voor delen kiest, kan het zomaar zijn dat Jesse voor niet delen kiest en Ferry dus met lege handen staat De meest waarschijnlijke keuze noemen wee de dominante strategie. (in dit geval niet delen dus)

Welke keuze wordt er gemaakt Maar als ze allebei kiezen voor niet delen, dan krijgen ze allebei niets. Dus als beiden voor het eigen belang gaan, dan krijgen ze allebei niets.

Welke keuze wordt er gemaakt Als Ferry toch voor delen kiest en Jesse voor niet delen, dan krijgt Ferry niets en Jesse de hele Bounty. Jesse noemen we dan een free rider; hij profiteert van het goede gedrag van Ferry

Prisonnerdilemma We noem dit spel een prisonnersdilemma omdat er Twee partijen zijn die niet van elkaar weten welke keuze ze maken Twee partijen zijn die elkaar niet vertrouwen Een resultaat ontstaat dat ongunstig is voor beiden

Speel het spel Speel het spel Huiswerk voor morgen: maak opdracht 1.5 en 1.6

Opdracht Sofie sofie Opruimen Niet opruimen Tara 30/30 70/10 10/70 60/60

Opdracht 1.5 en 1.6 links onder 60/80/80/120

Opdracht 1.6 Niet opruimen

Het dilemma van de gevangenen Filmpje: gevangenendilemma

Opdracht 1.7 en 1.8 Zacco ZAcco Bekennen Ontkennen Paco 10/10 1/22 22/1 2/2

Opdracht Oldi Reclame Geen reclame Spor 90/90 130/70 Geen reclame 70/130 100/100

Spor en Oldi Spor en Oldi zijn twee supermarkten die erover denken reclame te gaan maken. Ze maken nu beiden 100 winst en als ze beiden reclame gaan maken blijft hun omzet gelijk, maar nemen de kosten toe met 10

Spor en Oldi Wat is de dominante strategie van Spor Wat is de dominante strategie van Oldi Wanneer is spor een free rider Waarom is hier sprake van een prisonnersdilemma Hoe kunnen Spor en Oldi hun probleem oplossen>

Spor en Oldi Wat is de dominante strategie van Spor: reclame maken Wat is de dominante strategie van Oldi: Wanneer is spor een free rider: als Spor reclame maakt en Oldi niet

Spor en Oldi Waarom is hier sprake van een prisonnersdilemma: omdat ze niet weten van elkaar wat ze doen Ze kiezen voor eigen belang Het eindresultaat niet optimaal is Hoe kunnen Spor en Oldi hun probleem oplossen. - Bindende afspraken maken. Afspreken dat ze beiden geen reclame maken

Hoofdstuk 3 Ik verdien in 2012 bruto € 21.000 per jaar Ik verdien netto € 16.000 netto per jaar Wat gaat er allemaal vanaf?????????

Bruto loon Jaap Brutoloon: € 50.000 per jaar 8% vakantiegeld: € 4.000 Totaal brutoloon: € 54.000 per jaar

Belastbaar inkomen Belastbaar inkomen is inkomen waarover je belasting gaat betalen Belastbaar inkomen = bruto inkomen – aftrekposten (pagina 18) Aftrekposten: hypotheekrente. Hypotheekrente: de rente die ik betaal over de lening die ik heb afgesloten om mijn huis te kunnen kopen.

Belastbaar inkomen voorbeeld Jaap verdient Bruto inkomen: € 54.000 Hij heeft een hypotheek en betaalt jaarlijks € 6.000 aan rente. Die € 6.000 mag hij aftrekken van zijn bruto inkomen. Hij betaalt dan belasting over € 48.000 en niet over € 54.000

Belasting betalen Belasting betalen dus over belastbaar inkomen Je betaalt niet alleen belasting over je bruto inkomen maar ook premies voor volksverzekeringen (aow, anw). Belasting en premies noemen we bij elkaar inkomensheffing of loonheffing

Belasting betalen in schijven Inkomensheffing/loonheffing betaal je in schijven Naarmate je meer verdient, betaal je een hoger percentage aan inkomensheffing.

Belasting betalen in schijven Voorbeeld: belastbaar inkomen is € 48.000 Over de eerste € 20.000 betaal je 20% inkomensheffing. Dat is € 4.000 Over het bedrag tussen de € 20.000 en € 40.000 betaal je 30% inkomensheffing. Dat is € 6.000 Daarboven betaal je 50%. Dat is € 4.000 (50% van € 8.000 Bij elkaar betaal je dus € 14.000 aan inkomensheffing

0 – 20.000 20% € 4.000 20.000 – 40.000 30% € 6.000 40.000 en hoger 50% € 4.000 totaal € 14.000

Heffingskorting Iedereen krijgt een korting op het bedrag dat hij aan belasting moet betalen, de zogenaamde heffingskortingen: Algemene heffingskorting voor iedereen: € 2.000 Arbeidskorting, alleen voor werkenden: € 1.500 In ons voorbeeld krijg je dus een korting van € 3.500 op € 14.000 en betaal je uiteindelijk € 10.500 aan inkomensheffing

Van bruto naar netto Uiteindelijk betaal je dus € 10.500 aan inkomensheffing Trek dit af van je bruto loon van € 54.000 en je hebt je netto loon: € 43.500

Stappen Bereken bruto loon Trek aftrekposten af van brutoloon (1) en je krijgt belastbaar inkomen Bereken inkomensheffing op basis van belastbaar inkomen (2) Trek kortingen af van berekende inkomensheffing (3) Trek inkomensheffing (4) af van brutoloon (1) en je krijgt nettoloon

Gemiddelde belastingdruk Gemiddelde heffingsdruk: hoeveel betaal je gemiddeld aan belasting en premies (inkomensheffing) over je bruto inkomen Gemiddelde heffingsdruk: (inkomensheffing/brutoloon) * 100% Stel ik verdien bruto € 80.000 en ik betaal 30.000 aan belasting Belastingdruk is: (€ 30.000/€ 80.000) x 100% = 37,5%

Belastingstelsels Progressief: als je meer verdient, betaal je een hoger percentage van je inkomen aan belasting. Proportioneel: iedereen betaalt bij elk inkomen hetzelfde percentage. Degressief: als je meer verdient, ga je een lager percentage aan belasting betalen.

De(nivelleren) Nivelleren: inkomensverschillen kleiner maken Denivelleren: inkomensverschillen groter maken

Inkomensverschillen Inkomensverschillen worden kleiner als Heffingskortingen hoger worden Belastingtarieven voor lagere inkomens lager worden en voor hogere inkomens hoger Je minder kosten mag aftrekken van de bruto inkomen Inkomensverschillen worden groter als Heffingskortingen lager worden Belastingtarieven voor lagere inkomens hoger worden en voor hogere inkomens lager Je meer kosten mag aftrekken van het bruto inkomen

Opdracht Maak opdracht in viertallen Inleveren aan einde van de les Gebruik steeds het stappenplan

Bert Verdient € 4.000 bruto per maand en 8% vakantiegeld Heeft geen eigen huis en geen aftrekposten Heffingskortingen zijn € 2.500 per jaar Hij betaalt 30% belasting over de eerste € 20.000 aan inkomen en 40% over alles wat hij daarboven verdient

Benno Verdient € 8.000 per maand en 8% vakantiegeld Heeft een eigen huis waarvoor hij per maand € 1.000 aan hypotheek rente betaalt Heffingskortingen zijn € 2.500 per jaar Hij betaalt 30% belasting over eerste € 20.000 aan inkomen en 40% over alles wat hij daarboven verdient

Opdracht 1 Bereken netto inkomen van Bert en Benno. Volg daarbij de stappen van het stappenplan. Bereken gemiddelde heffingsdruk van Bert en Benno.

Opdracht 1: Bert Bruto inkomen: 12 x € 4.000 = € 48.000 + 8% van € 48.000 = € 51.840 Belastbaar inkomen is gelijk aan bruto inkomen omdat er geen aftrekposten zijn. Belasting: 30% over € 20.000 = € 6.000 en 40% over € 31.840 = € 12.736. Bij elkaar: € 18.736 Heffingskortingen: € 18.736 - € 2.500 = € 16.236 Netto inkomen is € 51.840 - € 16.236 = € 35.604 Gemiddelde heffingsdruk: € 16.236/€ 51.840 = 31,31%

Opdracht 1: Benno Bruto inkomen: 12 x € 8.000 = € 96.000 + 8% van € 96.000 = € 103.680 Belastbaar inkomen: € 103.680 - € 12.000 = € 91.680 Belasting: 30% over € 20.000 = € 6.000 en 40% over € 71.680 = € 28.672. Bij elkaar: € 34.672 Heffingskortingen: € 34.672 - € 2.500 = € 32.172 Netto inkomen is € 103.680 - € 32.172 = € 71.508 Gemiddelde heffingsdruk: € 32.172/€ 103.680 = 31%

Opdracht 2: Maatregel De regering schaft de hypotheekrente aftrek af. Je mag de betaalde hypotheekrente niet meer aftrekken van het bruto inkomen.

Opdracht 2 Bereken nu opnieuw netto inkomen en gemiddelde heffingsdruk van Bert en Benno Is er sprake van nivellering of denivellering ten opzichte van de uitgangssituatie bij opdracht 1? Licht je antwoord toe en geef aan waarom sprake is van nivellering of denivellering

Opdracht 2: Bert Bruto inkomen: 12 x € 4.000 = € 48.000 + 8% van € 48.000 = € 51.840 Belastbaar inkomen is gelijk aan bruto inkomen omdat er geen aftrekposten zijn. Belasting: 30% over € 20.000 = € 6.000 en 40% over € 31.840 = € 12.736. Bij elkaar: € 18.736 Heffingskortingen: € 18.736 - € 2.500 = € 16.236 Netto inkomen is € 51.840 - € 16.236 = € 35.604 Gemiddelde heffingsdruk: € 16.236/€ 51.840 = 31,31%

Opdracht 2: Benno Bruto inkomen: 12 x € 8.000 = € 96.000 + 8% van € 96.000 = € 103.680 Belastbaar inkomen is bruto inkomen. Je mag rente niet meer aftrekken = € 103.680 Belasting: 30% over € 20.000 = € 6.000 en 40% over € 83.680 = € 33.472. Bij elkaar: € 39.472 Heffingskortingen: € 39.472 - € 2.500 = € 36.972 Netto inkomen is € 103.680 - € 36.972 = € 66.708 Gemiddelde heffingsdruk: € 36.972/€ 103.680 = 35,7%

Opdracht 2 Er is sprake van nivellering ten opzichte van opdracht 1 omdat Benno meer belasting gaat betalen (zijn gemiddelde heffingsdruk wordt hoger)

Opdracht 3; Maatregel De regering verhoogt de heffingskortingen met € 1.000 tot € 3.500 per jaar De hypotheekrente aftrek blijft bestaan.

Opdracht 3 Bereken nu opnieuw netto inkomen en gemiddelde heffingsdruk van Bert en Benno Is er sprake van nivellering of denivellering ten opzichte van de uitgangssituatie van opdracht 1? Licht je antwoord toe en geef aan waarom sprake is van nivellering of denivellering

Opdracht 3: Bert Bruto inkomen: 12 x € 4.000 = € 48.000 + 8% van € 48.000 = € 51.840 Belastbaar inkomen is gelijk aan bruto inkomen omdat er geen aftrekposten zijn. Belasting: 30% over € 20.000 = € 6.000 en 40% over € 31.840 = € 12.736. Bij elkaar: € 18.736 Heffingskortingen: € 18.736 - € 3.500 = € 15.236 Netto inkomen is € 51.840 - € 15.236 = € 36.604 Gemiddelde heffingsdruk: € 15.236/€ 51.840 = 29,4%

Opdracht 3: Benno Bruto inkomen: 12 x € 8.000 = € 96.000 + 8% van € 96.000 = € 103.680 Belastbaar inkomen: € 103.680 - € 12.000 = € 91.680 Belasting: 30% over € 20.000 = € 6.000 en 40% over € 71.680 = € 28.672. Bij elkaar: € 34.672 Heffingskortingen: € 34.672 - € 3.500 = € 31.172 Netto inkomen is € 103.680 - € 31.172 = € 72.508 Gemiddelde heffingsdruk: € 31.172/€ 103.680 = 30%

Opdracht 3 Er is sprake van nivellering ten opzichte van situatie 1 omdat Benno nu relatief meer belasting betaalt dan Bert

GemiddeldeHeffingsdruk Bert Benno Nivellering Opdracht 1 31,31 31 Opdracht 2 35,7 nivellering Opdracht 3 29,4 30

Opdracht 4: maatregel De regering verhoogt het belastingtarief dat je betaalt vanaf € 20.000 naar 50% (was 40%) De hypotheekrenteaftrek blijft bestaan en de heffingskortingen blijven op € 2.500

Opdracht 4 Bereken nu opnieuw netto inkomen en gemiddelde heffingsdruk van Bert en Benno Is er sprake van nivellering of denivellering ten opzichte van de uitgangsituatie van opdracht 1? Licht je antwoord toe en geef aan waarom sprake is van nivellering of denivellering

Toets Prisonnersdilemma, liftersgedrag, dominante strategie Berekenen bruto inkomen, belastbaar inkomen, netto inkomen en gemiddelde heffingsdruk (volg stappenplan) Belastingstelsels en (de)nivelleren

H.4 Inkomensverdeling en Lorenzcurve Lorenzcurve laat inkomensverdeling in een land of in een groep zien. Lorenzcurve geeft aan of inkomensverdeling gelijk of ongelijk is. Op de x-as percentage van de bevolking Op de Y- as percentage van de bevolking

Voorbeeld lorenzcurve

Lorenzcurve Persoon Inkomen Inkomen als % van het totaal Cumulatief % personen Cumulatief % inkomen Jaap 20.000 10% 25% Joop 50% 20% Bert 60.000 30% 75% Bart 100.000 100% 200.000

H.4 Inkomensverdeling en Lorenzcurve Naarmate de inkomensverdeling gelijker wordt (=nivellering), komt de Lorenzcurve meer naar het midden ( de diagonale lijn)’. Huiswerk voor volgende week donderdag: 4.1, 4.2, 4.3, 4.5 en 4.15

Planning 6 juni: hoofdstuk 5 7 juni: hoofdstuk 5 13 juni: hoofdstuk 5 14 juni: hoofdstuk 5 en 7 20 juni: herhaling SE: 21 juni: h 1,3,4, 5 en 7

H.5 Winst en toegevoegde waarde Begrippen Productiefactoren en hun beloning Winst Toegevoegde waarde

H.5 Winst en toegevoegde waarde Om iets te maken zetten we productiefactoren in: Arbeid Kapitaal (geld van de bank) Kapitaal (machines) Natuur (grond, grondstoffen, watrer) Ondernemerschap (iemand die risico durgt te nemen)

H.5 Winst en toegevoegde waarde Inzetten productiefactoren is niet gratis Ze vragen om een beloning.

H.5 Winst en toegevoegde waarde productiefactor beloning 1 arbeid loon 2 Kapitaal (geleend geld) rente 3 Kapitaal (gehuurde gebouwen) huur 4 Grond pacht 5 Ondernemerschap winst

H.5 Winst en toegevoegde waarde Wat is winst: omzet – kosten Omzet wat komt er aan geld binnen bij het verkopen van mijn spullen Kosten: wat moet ik opofferen/uitgeven om een bedrijf te laten draaien.

Winst en verlies Winst en verlies kan ik zien op resultatenrekening Toegevoegde waarde kan ik ook zien op resultatenrekening Resultatenrekening: overzicht van kosten en inkomsten.

Jaarrekening (2013) Kosten inkomsten Inkoop 20.000 Omzet 100.000 loon 40.000 Huur 10.000 Rente Winst totaal

Winst en verlies Winst = omzet – kosten 20.000 = 100.000 – 80.000

Toegevoegde waarde Ik voeg als ondernemer waarde toe. Stel, ik ben een spijkerbroeken fabrikant ik koop van € 10.000 aan katoen, ritsen en garen ik maak daarvan spijkerbroeken en verkoop die voor € 50.000 Hoeveel waarde voeg ik toe?

Jaarrekening (2013) Kosten inkomsten Inkoop meel, gist en suiker 20.000 Omzet verkoop brood 100.000 loon 40.000 Huur 10.000 Rente Winst totaal

Toegevoegde waarde Toegevoegde waarde: omzet – inkoop 80.000 = 100.000 – 20.000

Toegevoegde waarde De toegevoegde waarde wordt verdeeld als beloning over de productiefactoren die de toegevoegde waarden hebben gerealiseerd De toegevoegde waarde = 80.000, gaat naar de beloningen/inkomen van de ingezette productiefactoren Arbeid in de vorm van loon: 40.000 Kapitaal in de vorm van huur: 10.000 Kapitaal in de vorm van rente: 10.000 De ondernemer in de vorm van winst: 20.000

Resultatenrekening en balans Resultatenrekening: laat winst/verlies en toegevoegde waarde zien Als je winst maakt, word je rijker en neemt je eigen vermogen toe…. Als je verlies maakt, word je armer en neemt je eigen vermogen af En dat zie je op de balans….

Balans Overzicht van je vermogen en je bezittingen op een bepaald moment Vermogen: Eigen vermogen geld dat je zelf in het bedrijf hebt gestopt Vreemd vermogen: geld dat je van een ander hebt geleend Met het vermogen heb je iets gedaan, b.v. bezittingen gekocht

Balans Bart Kosten inkomsten Bank 200.000 Eigen vermogen 100.000 Vreemd vermogen totaal

Opdracht: balans Bart koopt een bedrijfsbus voor € 40.000 Bart koopt een broodbakmachine voor € 20.000 Bart koopt ook nog meel, gist en suiker voor € 20.000 Hij betaalt met het geld dat op zijn bankrekening staat. Teken de nieuwe balans van Bart

Balans Bart Kosten inkomsten Bank 120.000 Eigen vermogen 100.000 Bus 40.000 Vreemd vermogen Meel 20.000 Machine totaal 200.000

Opdracht: balans Bart gaat aan de slag en maakt € 10.000 winst De winst zie je op de jaarrekening.

Jaarrekening Bart Kosten inkomsten Inkoop meel, gist en suiker 20.000 Omzet verkoop brood 100.000 loon 40.000 Huur Rente 10.000 Winst totaal

Balans Bart Kosten inkomsten Bank 130.000 Eigen vermogen 110.000 Bus 40.000 Vreemd vermogen 100.000 Meel 20.000 Machine totaal 210.000

Balans Resultatenrekening Wat Laat vermogen en bezit zien op bepaald moment Laat winst of verlies zien over periode Voorraadgrootheid Stroomgrootheid Gaat om eigen vermogen Gaat om resultaat (winst of verlies Winst komt bij eigen vermogen, verlies gaat van eigen vermngen af.

Dus

Huiswerk Opdracht 5.4/5.6/5.7/5.8/5.9

SE Prisonnersdillema Belastingen (van bruto naar netto volgens stappenschema) Inkomensverdeling en lorenzcurve Resultatenrekening en balans Toegevoegde waarde en winst Indexcijfers

Lorenzcurve Thuis maken: opdracht….