20-03 Indelingen kosten.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
H20:Voorraadwaardering
Advertisements

Samenvatting H5+H6 Maak de opgaven (ook bouwstenen)
Zelfstandig Leren Lezen
Rekenen met procenten Rekenen met procenten.
H 29: Kostprijs bij heterogene producten
H 22: Kosten van een duurzaam produktiemiddel (dpm)
(heeft niet als doel om winst te maken = overheid)
Opdracht Begroting - rekening.
14 februari 2014 Ondernemersplan - Financieel plan.
Opdracht: ‘Tel uit je winst’
Planning Budgetten Break-even analyse
EMZ2 H1 De functionele indeling
Klaas koopt een bank voor in de winkel, waarop mensen kunnen zitten
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Omzet.
Agenda  Les 13  wkn 13 2 e  hs 2.4 overige kosten  bestuderen tb 32 tm 47 maken 2.15 tm 2.20 (wb tm 84)
Verkoopresultaat Niveau 3 Kerntaak 5 Blz. 63.
A: korte (basale) herhaling H 27
Be Indelingen kosten.
Agenda  Les 15  wkn 14 2e  hs 2.6 winst & verlies
Herhaling Examenstof M&O
Goedemiddag H3b.
Inkomen Begrippen + 6 t/m 10 Werkboek 6. 2 Begrippen Arbeidsverdeling Verdeling van het werk in een land.
Totale Constante Kosten (TCK)
Toegevoegde Waarde Productie = inkomen.
Hoofdstuk 5 “Een eigen bedrijf”
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Lesplanning 3.2 blz Binnenkomst Intro Nakijken 3.1, klaar? Dan alvast 3.2 maken Uitleg 3.2 Gezamenlijk lezen blz Zelfstandig werken,
constante kosten, variabele kosten en marginale kosten
Vandaag Nabespreking toets Crediteuren/debiteuren
Kostprijs berekening bij meerdere soorten producten:
Hoofdstuk 11 Kostenstructuur.
Algemene Ondernemersvaardigheden
H12 Kostencalculaties.
Alle kosten op een rij Kosten.
Constant of Variabel? Kosten.
Financiering en inkoop H5 Exploitatiebegroting Certificeerbare Eenheid Ondernemerschap.
Stap 3; Constant of Variabel?
Exploitatiebegroting Deel 2
Stap 4 Direct of Indirect
Goederen en inkoop H7 Rendement inkoopbeleid Ondernemer detailhandel.
Hoe komt de verkoopprijs van een ijsje tot stand?
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.7
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Winstberekening Belangrijk PROGRAMMA:
 Drie soorten opgaven: ◦ vanuit de prijs exclusief btw ◦ vanuit een btw-bedrag ◦ vanuit de prijs inclusief btw.
TO = P*Q TO = 8q TO = Totale opbrengst q = hoeveelheid 8 = de prijs qTO
Bepalen nettoverkoopprijs. Opbrengsten en kosten. Netto verkoopprijs is exclusief BTW !!! Euro’sprocenten Nettoverkoopprijs = Opbrengst (p*q) 100 Inkoop.
Hoofdstuk 2 De winstmarge
Hoofdstuk 9 M&O JUNI 2016 H3. Wat gaan we doen? - Hoofdstuk 9 M&O - Introductievragen - Uitleg / aantekeningen - Sommen maken.
Les 1. Wat voor les krijgen we nu? Tijdens de lessen over hoofdstuk 9, 10 en 11 krijg je op een andere manier les. Het doel is om je zelfstandigheid te.
Hoofdstuk 11 De Break-Even Afzet (BEA). Wat kost internet ? Vroeger moest je internetkosten betalen per minuut. Dat ging via een vorm van bellen. Joep.
omzet, inkoopwaarde, bedrijfskosten en nettoresultaat
Hoofdstuk 2 De winstmarge VWO 3
verwarring begrippen omzet of winst
Brutowinst en nettowinst
HUISWERK: Boek M&O hoofdstuk 11, opgave (4 dus nog niet!)
Begroten & Budgetteren
Begroten & Budgetteren
Examenopgave Havo M&O opgave 3
Afzet = Aantal verkochte producten
PRODUCEREN OMZET, AFZET, WINST.
Hoofdstuk Break-evenpoint
Hoofdstuk Omzet, kosten, winst
constante kosten, variabele kosten en marginale kosten
Financieel 1.
Hoofdstuk Kosten indelen
Financiering en inkoop
Vakman ondernemer – Financieel plan
Les 1 Huiswerk was: Maak bladzijde 3 van de werkbladen
Extra uitleg H4 Domein Markten
Transcript van de presentatie:

20-03 Indelingen kosten

Kennisvragen maken 4, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 Kennisdomeinen>>>kennisdomeinen>>>indelingen kosten>>>>kennisvragen

Opgave 4 In een supermarkt bedragen de vaste kosten 62% van de netto-omzet. De gewenste winstbijdrage is 10%. A. Bepaal het constante kostentarief. B. Bereken het percentage variabele kosten. C. Een zak chips kost inkoop € 0,38. Dit zijn de enige variabele kosten. Bereken de verkoopprijs exclusief BTW. D. Bereken de consumentenverkoopprijs (BTW = 6%)

Het constante kostentarief is 62% (namelijk vaste kosten gedeeld door netto-omzet). Je hoeft dus niet te rekenen. De totale kosten zijn gelijk aan 100%. Het percentage variabele kosten is gelijk aan: 100% - 62% - 10% = 28%. De verkoopprijs exclusief BTW is 100%/28% x € 0,38 = €1,36. De consumentenverkoopprijs is 106/100 x € 1,36 = € 1,44

Opgave 6 Renate Alberdink verwacht het komende jaar in haar boek- en kantoorhandel een omzet exclusief BTW van € 1.200.000 te realiseren. Van deze omzet zal 32% nodig zijn om de inkoopwaarde af te dekken. Van het resterende bedrag (€ 816.000) behoort 70% tot vaste exploitatiekosten, 20% tot de variabele exploitatiekosten en 10% is gewenste winst. Bereken het tarief voor de constante kosten als percentage van de verkoopprijs exclusief BTW.

70% van € 816.000 = € 571.200.

Opgave 7 In een winkel zijn de proportioneel variabele kosten bij een omzet van 2.750 producten € 15.125. A.Bereken eerst de kosten per eenheid product. B.Hoeveel bedragen de totale variabele kosten als de omzet met 450 producten daalt? C.Hoeveel bedragen de totale variabele kosten als de omzet met 250 producten stijgt?

De kosten per eenheid product zijn:  5,5 (2.750 - 450) x € 5,50 = € 12.650. (2.750 - 250) x € 5,50 = € 13.750

Opgave 8 Bereken de totale variabele kosten als ze: Hannie Anders heeft berekend dat de proportioneel variabele kosten bij een omzet van 3.475 potten zelfgemaakte jam € 6.000 bedragen. Bereken de totale variabele kosten als ze: 3.000 potten jam verkoopt; 3.600 potten jam verkoopt.

A. De kosten per eenheid bedragen € 6. 000/3. 475 potten = € 1,72662 A. De kosten per eenheid bedragen € 6.000/3.475 potten = € 1,72662. Bij 3.000 potten zijn de totale variabele kosten dus: 3.000 x € 1,72662 = € 5.179,86. B. Bij 3.600 potten zijn de totale variabele kosten dus: 3.600 x € 1,72662 = € 6.215,83

Opgave 9 Geef in je eigen woorden weer wat proportioneel variabele kosten zijn. Geef ook een voorbeeld van dit soort kosten.

Proportioneel variabele kosten zijn kosten die samenhangen met de omzet en wel recht evenredig. Ze nemen net zo veel toe of af als de omzet zelf. Bijvoorbeeld: inkoopkosten.

Opgave 10 Bedenk een voorbeeld van mogelijke degressief variabele kosten bij een ijssalon.

Bijvoorbeeld de inkoop van wafels of servetjes: vijf dozen zijn meestal goedkoper per stuk dan een doos.

Opgave 11 Geef een voorbeeld van de constante kosten waarmee Miranda te maken heeft. Bedenk zelf nog een mogelijke andere posten voor constante kosten, die niet als zodanig in het artikel staan. Met welke variabele kosten heeft Miranda volgens dit artikel te maken? Welke indirecte kosten maakt Miranda? Welke directe kosten maakt Miranda?

De huur van het atelier is een vorm van constante kosten De huur van het atelier is een vorm van constante kosten. Andere constante kosten: WIA-verzekering, WA-verzekering, brandverzekering, afschrijvingen op de naaimachine en de afwerkmachine. Gas, elektra, water, inkoop stoffen. Indirecte kosten: gas, licht, water, verzekeringen, atelierhuur, afschrijvingen. Directe kosten: inkoop stoffen, gewerkte uren