Hoofdstuk 1: Wanneer is een onderneming succesvol? Thema 3: ondernemen is risico’s nemen en beheersen
Marketing = Het verrichten van bedrijfseconomische activiteiten om de stroom van producten en / of diensten van de producent naar de consumenten of verbruikers te bevorderen. Hoe? Marketingmix(instrumenten) = 4 P’s (prijs, product, plaats en promotie)
1. Product Wat is een goed product? Voldoen aan de behoeften van de consument Geen waardeoordeel Criteria die bepalen of behoeften van klanten worden bevredigd Kwaliteit Verpakking Aangeboden service Goed gekozen (merk)naam …
1.1. Kwaliteit Opdracht 1: Kunnen zowel Swa als het sterrenrestaurant “Comme chez soi” als (economisch) goede producten beschouwd worden? Ja, indien beide eetgelegenheden er in slagen de behoeften van hun klanten te bevredigen, bieden ze allebei goede producten.
1.2. Verpakking Opdracht 2 Lagona en Appelsientje zijn met alle wettelijke regelingen in verband met producten namen in orde. Toch wordt de consument in verwarring gebracht. Is deze manier van handelen aanvaardbaar? Enerzijds wordt de klant misleid doordat twee verschillende producten onder dezelfde term verkocht worden in dit geval ‘fruitsap’. Anderzijds doen ze niets verkeerd, want alles staat wel op de verpakking.
Aan welke voorwaarden moet een verpakking voldoen om van een goede verpakking te spreken? Bescherming van het product Promotie-instrument Informatie (boodschap) overbrengen Artikelpersoonlijkheid (herkenbaarheid) Gebruiksgemak Ter info: Enkele verplichte vermeldingen /informatie zijn: De verkoopsbenaming De lijst van ingrediënten en de hoeveelheid ervan die erin verwerkt is De nettohoeveelheid De datum van minimale houdbaarheid De bijzondere bewaarvoorschriften en gebruiksvoorwaarden De naam of de handelsnaam en het adres van de fabrikant De plaats van oorsprong of herkomst Het effectief alcoholvolumegehalte voor dranken met een alcoholvolumegehalte
1.3. Service Opdracht 3: Waarom ben je bereid om in een speciaalzaak meer te betalen dan een warenhuis? Dienstverlening (service) bij aankoop (bv. productinformatie, persoonlijke aanpak, …) Dienstverlening na verkoop Ruimer keuzeaanbod
1.4. Naam = merk
1.4. Naam = merk Opdracht 4: Wat verstaan we onder een merknaam? Een merknaam is het geheel van de naam, uitdrukkingen, tekens en symbolen die tot doel hebben het product te identificeren en te onderscheiden van de concurrentie. Aan welke voorwaarden moet een goed gekozen merknaam voldoen? Typerend voor product Aangenaam in gehoor (gemakkelijk te onthouden) Kort / gemakkelijk uit te spreken Geen negatieve associaties Internationaal bruikbaar
1.4. Naam = merk Soorten merken Productenmerken of fabrikantenmerken A-merken B-merken C-merken Distributiemerken of winkelmerken Huismerken Discountmerken Eigen merken
1.4.1. Producentenmerken A-merken Grote naambekendheid Toonaangevend qua kwaliteit Veel reclame Hoge prijs Merkentrouw Overal verkrijgbaar (hoge aanwezigheidsgraad) B-merken (bezitten niet alle kenmerken A-merken) 15-20% goedkoper dan A-merken Minder merkentrouw Mindere naambekendheid Minder reclame Soms kwalitatief iets minder dan A-merken Lagere aanwezigheidsgraad
1.4.1. Producentenmerken C-merken Meestal lagere kwaliteit Lage prijs Naam met weinig betekenis of geen naam (productfunctie)
1.4.2. Distributiemerken of winkelmerken Huismerk Draagt dezelfde naam als de winkel => verstrekt imago winkel Prijs is (meestal) vergelijkbaar met B-merk Soms onderverdeling in verschillende categorieën Fabrikant (meestal) geheim Discountmerk Directe concurrentie C-merken Lage prijzen
1.4.2. Winkelmerken Eigen merk Wordt in 1 winkel verkocht Draagt niet de naam van de winkel Makro Lidl Aldi Decathlon
Opdracht 5.A.: Producentenmerk: A-merk Producentenmerk: C-merk Distributiemerk: Discountmerk Distributiemerk: Eigen merk (Makro) Producentenmerk: B-merk Producentenmerk: A-merk Distributiemerk: Huismerk (Boni = Colruyt) Distributiemerk: Eigen merk (Lidl) Boven: Distributiemerk: eigen merk (Aldi) Onder: Producentenmerk: A-merk Distributiemerk: Discountmerk (Carrefour) Distributiemerk: Huismerk Links: Distributiemerk: eigen merk (Aldi) Rechts: Producentenmerk: A-merk Producentenmerk: B-merk Links: Producentenmerk: A-merk Midden: Producentenmerk: C-merk Rechts: Distributiemerk: Huismerk (AH = Albert Hein) Distributiemerk: Huismerk (onderverdeeld in categorieën) 365 = discountmerk
INDELING HANGT AF VAN PERSOONLIJKE VOORKEUR 1.5. Soorten goederen Convenience goods Zeer weinig koopinspanning bereid te doen Routinematige aankoop Frequente aankopen (Vaak) lage prijs per eenheid Shopping goods Bereid enige moeite te doen (te “shoppen”) Speciality goods Bereid bijzondere koopinspanning te doen Zeer dure of unieke goederen INDELING HANGT AF VAN PERSOONLIJKE VOORKEUR (= SUBJECTIEF)!!
Waarom bieden winkelketens steeds vaker distributiemerken aan? Loyaliteit => middel om klantenbinding winkel te bevorderen (winkeltrouw) Verbeteren onderhandelingspositie (wegens winkeltrouw > merkentrouw) Hogere winstmarges Producenten van huismerken hebben weinig macht / kunnen makkelijk vervangen worden door andere producent => aankoopprijs niet veel boven kostprijs Besparing op marketingkosten Exclusieve verdeling => moeilijker vergelijkbaar met andere huismerken => enige vrijheid prijszetting
2. Prijs Opdracht 5.B.: Waarom betalen vrouwen over het algemeen meer dan mannen? Meer werk Meer kosten (meer speciale producten) Hoe komt het dat kappers verschillende tarieven hanteren? Kosten (locatie, kwaliteit producten, loon, …) => zal de winstmarge bepalen Concurrentie Bereidheid tot betalen van de klanten