Ser en Estar Ser = zijn + een eigenschap ( langdurig, altijd) Estar = zijn + een toestand (tijdelijk, op een bepaald moment geldend) + zich bevinden
De rijtjes Ser Estar Soy Estoy Eres Estás Es Está Somos Estamos Sois Estáis Son Están
Ser Eigenschap; Beroep; Nationaliteit, afkomst; Eigendom; Tijd en datum. Dus: permanente eigenschappen en kenmerken
Por ejemplo: María y Pedro son de España. (nationaliteit) Hoy es miércoles. (datum) La nieve es blanca (eigenschap) Soy profesora (beroep) El libro es de Pedro (eigendom)
Estar Gevoelens; Gezondheid; Toestand; Ligging van plaatsen; Dus: tijdelijke of eenmalige situaties, situaties die kunnen veranderen.
Por ejemplo: Jesse está enfermo. (gezondheid) Amsterdam está en Holanda. (ligging) Están muy bonitos hoy. (toestand) Estoy muy furiosa (gevoelens)
Ser vs Estar http://www.youtube.com/watch?v=lY10_T_ROq4&feature=BF&playnext=1&list=QL&index=2 Wanneer gebruik je estar nog meer? En wanneer ser?
Aan het werk Maken oef 15, 16, 17 hst 3 Internet opdracht Ga naar de site: www.digischool.nl Kies: Spaans Vul bij zoeken (rechts boven) ser en estar in. Scroll naar: C1 Unidad 2. Klik daarop en maak alle oefeningen met ser en/of estar.
http://www.youtube.com/watch?v=X-tXucX4L7k&feature=related Internet opdracht: ser en estar Eerst laten zien, dan oefenen op de computer