Taal, niet alleen een zaak van de docent Nederlands Roos Scharten, Expertisecentrum Nederlands Edith Vissers, KPC Groep 13 november 2013
Twee recente publicaties Beide digitaal verkrijgbaar (kpc en slo) Hoewel de ene uitgave mbo op de kaft heeft staan, en de andere gebaseerd is op een project dat is uitgevoerd in het vmbo, hebben beide publicaties meerwaarde voor zowel vmbo als mbo. Kort iets over totstandkoming beide publicaties
De Drieslag Taal Taal in het beroepsonderwijs leunt op drie pijlers: Taal in de praktijkvorming (op school en daarbuiten) Ondersteunend taalonderwijs Extra ondersteuning voor zwakke leerlingen (Bolle, 2010) Dit model is in de eerste plaats een didactisch model. Het schetst een ideaalbeeld van hoe aandacht voor taal zou moeten worden ingebed in een beroepsopleiding. De primaire plek om aandacht aan taal te besteden, is in de praktijkvorming. Dus tijdens praktijklessen en stages. Op deze plek moet een student spreken, schrijven, luisteren, lezen; allemaal rondom het vak. Het gaat hier om wat we noemen functionele geletterdheid: de nadruk ligt op doen, op het gebruiken van taal passend bij de situatie. Aandacht besteden aan taal in de context van het beroep waarvoor de student wordt opgeleid, heeft een heel belangrijk pluspunt, en dat is gelegen in de motivatie van de student. Een student zal gemotiveerder zijn om aan taal te werken als duidelijk is dat dat hem of haar helpt om een beter vakman of vakvrouw te worden. Taaloefeningen in de context van het vak zijn betekenisvol, dienen een concreet en voor de student herkenbaar doel. Daarom zijn ze veel aantrekkelijker dan contextloos, ahw ‘droog’ oefenen bij het vak Nederlands. In dit model zijn de lessen Nederlands ondersteunend; in deze lessen wordt aandacht besteed aan de meer formele kant van taal. Aan spelling en grammatica, aan wat passend taalgebruik is in welke situatie. De extra ondersteuning is voor studenten die bijvoorbeeld een achterstand op 1 deelgebied hebben (bijvoorbeeld lezen), of die kampen met bv dyslexie.
Taal in de praktijkvorming De uitdaging: Van thuistaal naar vaktaal/schooltaal Van dagelijkse algemene taalvaardigheid naar cognitieve academische taalvaardigheid Van DAT naar CAT De uitdaging die er ligt voor taal in het kader van de praktijkvorming is in feite om de student te gaan laten spreken, schrijven etc. als een vakman of vakvrouw. Naast een communicatieve functie (zorgen dat je elkaar verstaat, zorgen dat er informatie wordt overgedragen van spreker naar luisteraar) heeft taal ook een symbolische functie. Met de taal die je spreekt, bijvoorbeeld met je woordkeus, laat je als spreker aan je luisteraar impliciet weten tot welke groep je behoort. Dat geldt voor vriendengroepen, maar ook voor groepen van vakgenoten. Voorbeelden?? Naast vaktaal bestaat er ook zoiets als schooltaal; daarnaar verwijst het woord ‘academische’ bij het tweede bolletje. In de angelsaksische wereld heeft het woord ‘academisch’ een bredere betekenis dan in nederlands. Het verwijst naar het systeem van formele scholing in brede zin; dus ook een basisschool of school voor vo is in die betekenis ‘academisch’. Bij formele scholing hoort ook een grote, eigen woordenschat, maar ook een systeem van redeneren, dat sterk afwijkt van het taalgebruik dat je thuis en onder je vrienden gebruikt. Ook dit type taal blijken studenten niet spontaan op te pikken; het moet vaak geleerd worden. En de problemen zitten soms in onverwachte hoek. Een van de docenten die heeft meegewerkt aan het project ‘taal bij de vakken’ constateerde bijvoorbeeld dat zijn leerlingen moeite hadden met het lezen van de proeven van bekwaamheid (vmbo, groen proeven). Maar het probleem zat niet bij de vaktaal; het probleem zat bij woorden als ‘leidinggevende’ en ‘regionaal’. Woorden die niet horen bij de dagelijkse taalvaardigheid van de leerlingen, ook niet specifiek zijn voor het vak waarvoor ze worden opgeleid, maar die deel uitmaken van het functioneren in onze maatschappij, en die ze ergens moeten opdoen, in dit geval op school.
Van DAT naar CAT Van Dagelijkse Algemene Taalvaardigheid naar Cognitieve Academische Taalvaardigheid Voedsel, spijsbrij, maag, proces, peristaltiek Hapje, eten, buik, gaat door Kunnen we hier een ander, groener voorbeeld invoegen? Of is dit heel geschikt omdat het biologie is?
Van DAT naar CAT - schematisch Concreet Over nu Over hier “Uh, dinges” Eenvoudige verbanden (omdat, maar, want) Eenvoudige denkconstructies (tijd, plaats) Abstract Over verleden en toekomst Over daar Nauwkeurig, specifiek Complexere verbanden (ten gevolge van, ondanks, hoewel) Gedachteconstructies (oorzaak-gevolg, doel-middel) Het verschil tussen DAT en CAT zit hem in twee dimensies (Cummins 1979 e.v.): de mate van abstractie en de cognitieve complexiteit. De mate van abstractie: in hoeverre is datgene waarover gesproken wordt, onder handbereik? In huiselijke kring gaat het gesprek vaak over mensen en zaken die aanwezig, tastbaar, zelfs zichtbaar zijn. Dan kun je vaak volstaan met wijzen: geef mij dat kopje daar eens aan. Een stap complexer is spreken over zaken die weliswaar concreet, tastbaar zijn, maar niet aanwezig. Als je niet kunt wijzen, moet je specifiek spreken. Je kunt het niet hebben over ‘die koe daar’, maar je moet zeggen ‘de koe met nummer …’, of …. Nog ingewikkelder wordt het wanneer datgene waarover je wilt spreken, ook niet tastbaar is – als het over concepten gaat. Cognitieve complexiteit zit hem in de typen verbanden en redeneringen die worden opgezet. DAT wordt gekenmerkt door eenvoudige verbanden (ik ben nat omdat het buiten regent), in CAT zitten typisch complexere verbanden. Voorbeeld? Het is dus belangrijk om je te realiseren dat wanneer je kijkt naar de complexiteit van de taal die je van je studenten verwacht, je moet kijken zowel naar de inhoudswoorden (‘de dingen’), maar ook naar de verbanden en redeneringen. Voorbeeld: plantenziekten. Oorzaak-gevolg; maar als vakman moet je redeneren van een waarneming, bijvoorbeeld te snelle groei, naar mogelijke oorzaken. Dat kan alleen als je de werking van oorzaak en gevolg goed snapt. Dit is theoretisch allemaal heel mooi. Maar wat betekent dit voor de praktijk van het onderwijs? Wat kun of moet je hiermee als docent? Oplossing: activiteiten plannen om van DAT naar CAT te komen
Van DAT naar CAT - planmatig Taalnood laten ontstaan Spelen met de dimensies van abstractie en complexiteit. Werken aan CAT als integraal deel van werken aan de doelen van het vak. Het is dus niet iets wat ‘erbij komt’, om maar eens een veelgebezigde uitdrukking van docenten te citeren, maar is een extra dimensie, een verdieping zo je wilt, van het werken aan vakvaardigheden. Deze stappen zijn bedoeld om te zetten aan de hand van bestaand lesmateriaal. De stappen langslopen: Doelen vaststellen Beoordelen (bv. schriftelijke toets met open vragen? ..) Wat is de beginsituatie van de leerling: waar denk je dat de problemen zullen zitten? Uitgaand van het taal niveau van de lln, waar zullen ze over struikelen? Als je aarzelt, kun je ze dat ook vragen. Hoe ga je de lastige zaken aan de orde stellen? Welke activiteiten biedt je de lln aan zodat ze aan de taal van het vak kunnen werken? Let op: taal is een vaardigheid. Die moet je oefenen. Geroezemoes hoort erbij!! Laat lln spreken, met de docent, maar ook met elkaar! Als je lln iets laat schrijven, zorg er dan voor dat ze ook feedback op hun taalgebruik krijgen, OOK (JUIST) als het een vakopdracht is. Bouw verplichte woorden in. Taalsteun geven: geef als docent het goede voorbeeld. Check of lln begrepen is wat er gezegd is. Zet visuele hulpmiddelen (bv mindmaps) in bij complexe onderwerpen – en zet een stap verder dan alleen associeren – benoem ook de aard van de associatie zodat het een netwerk wordt, en niet een wolk van losjes samenhangende woorden. Gebruik ook hulpmiddelen die de docenten NL of de taalcoaches aan reiken.
Voorbeelden van verrijking Schrijfopdracht: geef aan welke woorden in ieder geval in de tekst moeten voorkomen Memoriespel om de betekenis van moeilijke woorden extra te oefenen Beoordelingscriterium bij presentaties: gebruik van vaktaalwoorden Taalverschillen: maak een kookboekrecept en een stroomschema (procestechniek)
Aan de slag Lees de tekst Bepaal het doel van een les Hoe ga je beoor? Drie voorbeelden; uitdelen. Plenair terugkoppelen.
Taal, niet alleen een zaak van de docent Nederlands Roos Scharten r.scharten@expertisecentrumnederlands.nl Edith Vissers e.vissers@kpcgroep.nl