Ter voorbereiding op de toets van as. woensdag. Herhaling § 5.1 - 5.5 Ter voorbereiding op de toets van as. woensdag.
§ 1 Een nieuw koninkrijk Franse overheersing = sterk centraal bestuur. België wordt bij Nederland gevoegd. Nederland krijgt voor het eerst een koning. België wil zich afscheiden van Nederland. Nederland werd een constitutionele monarchie. Willem I had veel macht. Hij bepaalde wie er ministers werden. Willem I bepaalde ook wie er in de eerste kamer zitting zou nemen. Zo zorgde hij ervoor dat al zijn wetten werden aangenomen. Wegennet, kanalen, spoorlijn.
1. België scheidde zich af van Nederland. Welke reden is niet juist? Ze waren het niet eens met de verdeling van de ministerposten. Ze vonden dat ze veel meer belasting moesten betalen dan het noorden. Ze vonden dat ze sterk genoeg waren om een eigen land te vormen. Het noorden was protestant en het zuiden was katholiek.
2. Koning Willem I wilde graag alles bij het oude houden 2. Koning Willem I wilde graag alles bij het oude houden. Hoe noemen we deze stroming? Conservatisme. Liberalisme. Communisme. Socialisme.
Wat houdt de term ‘constitutionele monarchie’ in? Een koninkrijk met en grondwet. Politieke stroming die opkomt voor vrijheid voor de burgerij. Politieke stroming die opkomt voor gelijkheid in de samenleving. Een land waar de koning het voor het zeggen heeft.
3. Welke van de hieronder vermelde antwoorden heeft niets met ‘ministeriele verantwoordelijkheid’ te maken? Ministers moeten het parlement om goedkeuring vragen. Het parlement mag ministers ontslaan als hij zijn werk niet goed doet. Ministers hebben een verantwoordelijke baan. Een minister moet uitleg geven over zijn besluiten.
§ 2 De liberale revolutie van 1848 De koning wil zijn macht en invloed niet kwijt. Liberalen willen meer invloed in het parlement. Liberalen willen geen regels en lastige voorschriften die het handelen belemmeren. 1844: Thorbecke doet een voorstel om de grondwet te veranderen. 1848: overal in Europa breken rellen uit. Men wil meer inspraak. Een wet moet door het parlement worden goedgekeurd. Er is ministeriele verantwoordelijkheid. 2e kamer mag wetsvoorstellen indienen Elke vier jaar zijn er verkiezingen.
4. Waarom stemde koning Willem II in met het opstellen van de nieuwe grondwet? Hij kwam tot de conclusie dat het nodig was voor het land. Thorbecke had hem met argumenten overgehaald. Hij was bang dat er anders ook een revolutie in Nederland zou lostbarsten. Hij vond dat het parlement beter beslissingen zou kunnen nemen i.p.v. de koning
5. Liberalen wilden veranderingen in Nederland 5. Liberalen wilden veranderingen in Nederland. Welke verandering hoort er niet bij? Zij wilden minder regels om de handel te bevorderen. Ze wilden dat meer mensen in Nederland mochten stemmen. Ze wilden meer invloed in het parlement. Ze wilden meer burgers in het parlement.
6. Wat betekent census-kiesrecht? Kiesrecht voor iedereen. Kiesrecht voor alle mannen. Kiesrecht voor alle vrouwen. Kiesrecht voor de rijken.
§ 3 Gelijkheid voor iedereen Na 1848 kregen alleen rijke burgers kiesrecht. Liberalen kregen alle macht en wilden geen regels m.b.t. werktijden, lonen, prijzen. Socialisten wilden gelijkheid voor iedereen en kwamen voor elkaar op. Gelijkheid via een revolutie of via het parlement. Pas nadat arbeiders ook mochten stemmen, kwamen er socialisten in de tweede kamer. De liberalen hadden toch ook door dat er veranderingen moesten worden ingevoerd. Zij maakten de kinderwet. In 1919, twee jaar nadat ook arbeiders mochten kiezen, wordt er een wet dat achturige werkdag ingevoerd.
7. Welke partij zal in deze tijd het meest voor de arbeiders opkomen? Christen Unie Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) Socialistische Partij (SP) Partij voor de dieren
8. Waarom was het gewoon dat kinderen in die tijd gingen werken? Zij moesten ook geld verdienen voor het gezin. Er waren toen geen scholen na de basisschool. Het was belangrijker om werkervaring op te doen voor later, dan naar school te gaan. Er waren niet genoeg volwassenen om al het werk te doen.
9. Hieronder staan een paar uitspraken over bekende socialisten 9. Hieronder staan een paar uitspraken over bekende socialisten. Welke klopt niet? Karl Marx is de bedenker van het communisme (socialisme) Domela Nieuwenhuis probeerde eerst via de parlement veranderingen door te voeren. Later wilde hij het via een revolutie proberen. Pieter Jelles Troelstra probeerde via een revolutie het land socialistisch te maken.
§ 4 De strijd om de school Liberalen wilden geloof uit de scholen weren. Katholieken en protestanten wilden wel dat het geloof op school een belangrijke rol zou spelen. Zij begonnen hun eigen scholen. Bijzondere scholen kregen geen geld van de overheid. De strijd die geleverd werd om toch geld te krijgen heet de schoolstrijd. Om invloed uit te kunnen oefenen in het parlement richtten ze eigen politieke partijen op. De gelovigen werden confessionelen genoemd. Naast politieke partijen richtten ze ook eigen vakbonden en kranten op.
10. In het begin van de vorige eeuw waren er vier grote stromingen in Nederland die allemaal eigen politieke partijen hadden. Deze noemen we zuilen. Welke zuil hoort er niet bij? Conservatieven Protestanten. Liberalen Katholieken Extra: Welke stroming (zuil) missen we hierboven?
11. Waar ging het bij de schoolstrijd om? Het onderwijs moest verbeterd worden. Onderwijs moest voor iedereen toegankelijk zijn. Gelovigen wilden ook geld van de overheid voor hun school. Gelovigen wilden eigen scholen gaan beginnen.
12. De confessionelen wilden scholen waar het geloof belangrijk was 12. De confessionelen wilden scholen waar het geloof belangrijk was. Wat is daar nu nog steeds het gevolg van? In heel Nederland is het geloof nog steeds heel erg belangrijk. Moslims mogen een islamitische school oprichten. Les in de bijbel is verplicht op katholieke scholen. Op christelijke scholen is het onderwijs beter dan op openbare scholen.
§ 5 Feministen op de barricade De nieuwe grondwet betekende niet dat iedereen kon stemmen. Vrouwen waren achtergesteld. Vanaf 1870 waren er vrouwen die opkwamen voor hun rechten. Gelijkheid in loon, onderwijs, stemrecht en gelijkwaardigheid binnen het gezin. Aletta Jacobs was een van de bekendste feministes in die tijd. Zij mocht als eerste naar de universiteit. In 1917 kregen de vrouwen passief kiesrecht. In 1919 kregen de vrouwen actief kiesrecht.
13. De strijd voor vrouwenemancipatie duurt nog steeds voort 13. De strijd voor vrouwenemancipatie duurt nog steeds voort. Deze spotprent uit 1968 bewijst dit. Wat beeld deze spotprent uit? De mannen proosten op het succes van de vrouw. De mannen lopen nog steeds over de vrouw heen. Vrouwen kunnen alle last van de mannen dragen. In Nederland is de emancipatie van de vrouw wel gelukt.
14. Wat betekent passief kiesrecht? Je mag zelf kiezen. Je mag zelf gekozen worden. Je mag zowel kiezen als gekozen worden. Je mag je mening over een kandidaat geven.