Verhoudingsvraagstuk HAVO ~ Deel 2 ~ H13
Paragrafen 13.1 Context: ongelijkheid in de wereld 13.2 Analyse: ongelijkheid in Nederland 13.3 Gevolgen sociale ongelijkheid microniveau 13.4 Gevolgen sociale ongelijkheid macroniveau 13.5 Ontwikkelingen verhoudingen 13.6 Politiek en overheidsbeleid
13.1 Context: ongelijkheid in de wereld Armoede in ontwikkelingslanden versus armoede in Nederland Armoede is dus relatief?
13.1 Context : ongelijkheid in de wereld Ontwikkelingslanden/derdewereld landen: Verschillen in macht tussen leiders en bevolking Sociale ongelijkheid binnen dat land Corrupt bestuur die zijn macht misbruikt Andere landen helpen sinds jaren’50 vanwege: Solidariteit/naastenliefde Eigenbelang Geen ontwikkelingshulp meer, maar ontwikkelingssamenwerking
13.2 Analyse: ongelijkheid in Nederland Verschillen bestaan er tussen mensen Verschillen worden per samenleving anders gewaardeerd. Sociale ongelijkheid is dus relatief? Ongelijkheid wordt gemaakt op basis van 3 terreinen: 1. Ongelijke verdeling van bezit (bv. Een miljardair) Zaken die schaars zijn, maar die wel gewaardeerd worden (kennis) 2. Ongelijke verdeling van status (bv. Een hoogleraar) Waardering die mensen genieten 3. Ongelijke verdeling van macht (bv. Een minister) Fysieke middelen of door het hebben van een meerderheid (politiek)
13.2 Analyse: ongelijkheid in Nederland Sociale ongelijkheid wordt vaak gekoppeld aan een plek die iemand inneemt t.o.v. anderen in de samenleving maatschappelijke positie Sociale stratificatie: indelen van mensen in ‘lagen’. Maatschappelijke ladder
13.2 Analyse: ongelijkheid in Nederland Sociale mobiliteit: stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder Open of gesloten samenleving: hoe groter de kansen op sociale mobiliteit hoe opener de samenleving is Positie toewijzing: maatschappelijke oorzaken bepalen de maatschappelijke positie van een groep of individu Positie verwerving: groepen of individuen verkrijgen een maatschappelijke positie door een eigen bijdrage Werk is een belangrijk onderdeel van je maatschappelijke positie
13.2 Analyse: ongelijkheid in Nederland Mensen die niet kunnen meekomen in de samenleving belanden in de onderklasse. Dit leidt soms tot sociale uitsluiting: Beperkte sociale en politieke participatie Geen werk leidt tot minder ‘mee doen’ in de samenleving Beperkte normatieve integratie Andere kijk op het arbeidsethos (functie van werk is alleen geld verdienen) Niet goed kunnen voorzien in elementaire levensbehoeften Een tekort aan materiële goederen Geringe toegang tot sociale grondrechten Overheid biedt collectieve goederen en diensten aan, maar mensen die dit nodig hebben, weten dat niet of onvoldoende.
13.2 Analyse: ongelijkheid in Nederland Arm zijn in Nederland betekent kans op sociale uitsluiting en het risico om ver achter te lopen bij een levensstandaard die in Nederland noodzakelijk is om mee te doen.
13.3 Gevolgen sociale ongelijkheid microniveau Gevolgen microniveau Voor jouw maatschappelijke positie maakt het uit wie je ouders zijn, zij vormen je als socialisator en geven je meer of minder kansen Onderwijs Cultureel kapitaal Referentiekader (eigen levenservaringen) Cultuur & vrije tijd Elite cultuur (high culture) versus Massacultuur (popular culture) Verschil in cultureel kapitaal (waaronder smaak) is verklarende factor voor de verschillen.
13.3 Gevolgen sociale ongelijkheid microniveau Politiek Op papier geen sociale ongelijkheid (iedereen mag stemmen en verkozen worden) Politieke participatie Electorale participatie: activiteiten die te maken hebben met de verkiezingen (stemmen, posters ophangen etc.) Niet-electorale participatie: activiteiten die niet met verkiezingen te maken hebben (de gemeenteraad mailen vanwege een weg die achter je huis wordt gelegd of bijvoorbeeld een protestactie houden) Gezondheid Gemiddeld leven hoger opgeleiden langer en gezonder dan laagopgeleiden. Verklaringen voor deze verschillen zijn: Kennis Levensstijl Gedrag (sporten, roken) Communicatievaardigheden
13.3 Gevolgen sociale ongelijkheid microniveau
13.4 Gevolgen sociale ongelijkheid macroniveau Spanningen tussen verschillende groepen kunnen leiden tot conflicten Een aantal voorbeelden: Ongelijke behandelingen Gender verschillen Etniciteit Sociaal-culturele verschillen Ontgroening & vergrijzing generatieconflict
13.4 Gevolgen sociale ongelijkheid macroniveau Afhankelijk van de cultuur in een samenleving kiest men ervoor om door middel van het harmoniemodel of het conflictmodel om te gaan met die conflicten. Harmoniemodel: overeenstemming bereiken door overleg Conflictmodel: beïnvloeding via de media of d.m.v. betogingen en stakingen Gevolgen: Minder sociale cohesie: conflict zorgt voor minder binding tussen verschillende groepen Meer sociale cohesie: wanneer een conflict is opgelost zorgt dit voor samenwerking Mesoniveau: bindingen binnen groepen worden versterkt door conflicten, maar wanneer een conflict te lang duurt ontstaat er scheuring
13.4 Gevolgen sociale ongelijkheid macroniveau Door conflicten kunnen veranderingen Ontstaan (emancipatiestrijd) Geblokkeerd worden (door machtsevenwicht; verzuiling)
13.5 Ontwikkelingen verhoudingen Sociale wetgeving zorgde in de jaren’80 voor minder inkomensongelijkheid Verschillen namen weer toe doordat te veel mensen een uitkering kregen en te weinig mensen werkte om dat te kunnen betalen meer eigen verantwoordelijkheid Geen vast contract Toename flexwerkers & ZZP’ers. Zij kunnen ingezet worden wanneer het nodig is en bedrijven lopen geen risico op de lange termijn Egalitair land: de inkomens verschillen in Nederland niet veel in vergelijking met andere landen Als het gaat om vermogen dan zijn de verschillen in Nederland erg groot
13.5 Ontwikkelingen verhoudingen Welke conclusies kun je trekken op basis van de grafiek? Inkomen en welvaart zijn in NL relatief gelijk verdeeld. Maar vermogen (bezit) is sterk ongelijk verdeeld: de rijkste 10% van de huishouden heeft 70% van de vermogens. Zie de categorie tussen 90 en 100% en de lichtblauwe lijn van 30% t/m 100%.
13.5 Ontwikkelingen verhoudingen Specifieke groepen de volgende ontwikkelingen hebben plaats gevonden de afgelopen jaren Studeren in het hoger onderwijs is voor steeds meer jongeren weggelegd Er zijn steeds meer ouderen in Nederland. Mensen met een migratieachtergrond hebben steeds vaker een hoger opgeleide baan Mannen en vrouwen Nog steeds sprake van sociale ongelijkheid Succes van vrouwenbeweging: beëindiging handelingsonbekwaamheid van de vrouw Glazenplafond: vrouwen mogen wel kijken naar topfuncties, maar ze mogen er niet in participeren
13.5 Ontwikkelingen verhoudingen Ontwikkelingen 21e eeuw Europeanisering & globalisering In Europa zijn actoren steeds meer met elkaar verbonden: contacten en afhankelijkheden nemen toe Vrije verkeer (mensen & goederen) Loonkosten -> arbeidsplaatsen worden verplaatst naar lageloonlanden Rijkdom trekt armoede aan (migratie) 2. Informatisering & digitalisering Er ontstaat een digitale kloof 3. Veranderde man-vrouwverhouding Verhoudingen zijn meer gelijk geworden
13.5 Ontwikkelingen verhoudingen 4. Stijging opleidingsniveau Leidt tot opschroeven van de opleidingseisen voor bepaald werk diploma inflatie 5. Ontwikkeling naar post industriële samenleving Minder mensen in industriële sector en meer in de dienstensector Status wordt eerder toebedeeld op opleidingsniveau dan het werken met hoofd of handen
13.5 Ontwikkelingen verhoudingen Politieke verhoudingen Van gesloten naar meer open samenleving Proces van democratisering Twee theorieën over hoe de macht verdeeld is: Pluralismetheorie: verdeling van macht over verschillende groepen Machtselitetheorie: macht is vooral aanwezig op sleutelposities (een elite heeft veel macht) Participeren in de politiek Instrumentele visie: participatie als middel om besluiten te kunnen nemen Ontwikkelingsvisie: participatie is veel meer als een doel.
13.6 Politiek en overheidsbeleid Ideologieën Socialisten en sociaaldemocraten Overheid moet sociale ongelijkheid tegen gaan Gemengde economie met grote overheid Liberalen Vrije markt Eigen verantwoordelijkheid Deregulering en privatisering Confessionelen Gespreide verantwoordelijkheid Maatschappelijk middenveld Staatsvrije ruimte
13.6 Politiek en overheidsbeleid Overheidsinstrumenten De overheid heeft verschillende manieren om meer sociale gelijkheid te realiseren (beleidsinstrumenten). Vijf soorten beleidsinstrumenten Sociale zekerheidsbeleid Overheid geeft jaarlijks geld uit aan sociale zekerheid (mensen die hun baan verliezen, ziek worden of voor AOW) 2. Actief arbeidsmarktbeleid Zorgen dat werkloosheid laag is door banen te creëren of mensen te helpen die werk zoeken 3. Inkomensverdelingsbeleid Het heffen van belastingen, premies en het geven van subsidies is om (te) grote verschillen te voorkomen
13.6 Politiek en overheidsbeleid 4. Onderwijsbeleid Investeren in jongeren die minder kans hebben om hun schoolloopbaan succesvol af te ronden (taallessen, voorschoolse educatie) 5. Wijkgericht achterstandsbeleid Wijken met een veel criminaliteit en werkloosheid veranderen in prachtwijken Effecten van instrumenten (Afhankelijk van iemand zijn ideologie) De (mogelijk) positieve effecten zijn: Minder sociale ongelijkheid Iedereen zou op een redelijke manier rond moeten kunnen komen, al dan niet met behulp van de overheid. Minder beloningsongelijkheid De salarisverschillen tussen mensen nemen af door het beleid dat de overheid voert.
13.6 Politiek en onderwijsbeleid Minder kansenongelijkheid tussen groepen Door jongeren te verplichten naar school te gaan, krijgen alle kinderen dezelfde kans. De (mogelijk) negatieve effecten zijn: Hoge uitgaven van de overheid Overheid geeft veel geld uit aan sociale zekerheid. Dit geldt wordt ontvangen via belastingen en premies. Wanneer deze te hoog worden verhuizen bedrijven naar het buitenland. Weinig prikkel om te werken Financiële hulp kan er toe leiden dat mensen in de verleiding komen om niet te gaan werken en een uitkering aan te vragen. Minder doelmatig inzet van middelen Uitkering zorgt voor een geheel van regels > overheid speelt een grotere ruimte en er is minder ruimte voor de markt en voor initiatieven van particulieren.
Interessante filmpjes bij H13 Een filmpje over arm en rijk https://www.youtube.com/watch?v=ctrcA8uGMGE Een tegenprestatie voor een uitkering, een goed idee? https://www.youtube.com/watch?v=u1KBcz9lhaQ Zo werkt sociale ongelijkheid in het onderwijs https://www.youtube.com/watch?v=SoWJoMM6PRs Het eerste filmpje is beschrijvend. Het tweede filmpje is vooral interessant om verschillende perspectieven te horen. Daarna misschien leuk om dit klassikaal te bespreken? Wat vinden de leerlingen en wat is het effect van dit beleidsinstrument op de drie soorten sociale ongelijkheid: bezit, macht, status? Het derde filmpje gebruikt karikaturen met als nadeel dat stereotypen en vooroordelen bevestigd kunnen worden. Tegelijk maakt het meteen goed duidelijk wat kansenongelijkheid in het onderwijs betekent. Voor de docent: een podcast over kansenongelijkheid in het onderwijs is te beluisteren via StukRoodVlees.