Inleiding
Historisch denken Kennis Historische context: personen, gebeurtenissen, vaktaal etc. Woordenschat van de Nederlandse taal.
Historische methoden Vaardigheden Onderscheiden van: Zelfstandig leren nadenken. Aanpakken van vragen en problemen en het formuleren van antwoorden. Lezen en begrijpen van bronnen. (Bron en vraagstelling) Onderscheiden van: Oorzaak en gevolg. Continuïteit en discontinuïteit. Inleving en standplaatsgebondenheid. (perspectief) Primaire- en Secundaire bron (behandeling).
Kenmerkende aspecten Tijdvak 1: Tijd van Jagers en boeren (-3000 v. Chr.) De levenswijze van de jagers-verzamelaars. § 1 Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen. § 3 Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen. § 1 t/m 3
Plannen Wat moet ik leren? Wanneer moet ik het af hebben? Wanneer is het toets/inlever moment? Evenwichtige verdeling van werklast.