Inflatie en koopkracht

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Rekenwerk Alle mogelijkheden die je tegenkomt.
Advertisements

Hoofdstuk 2 Inkomen en inflatie
Marketing 1.2 de consument 19 november 2012.
stijging van het algemeen prijspeil
3 mavo Betekenis van dit percentage bespreken..
Inkomen les 10 Zelftest Inzichtvragen
VWO 4: Welvaart Hoofdstuk 3: Welvaart
gespannen arbeidsmarkt
Inkomen verdienen.
REKENEN.
Management & Organisatie Lesbrief: Welvaart VWO 4 Les 11 – Indexcijfers deel 2 Datum: 23 september 2010 Docent: Henk Douna.
Een overzicht van de mogelijkheden
Jullie hebben lef... .
Inflatie oftewel stijging van het algemeen prijspeil
Inkomen les 7 27 t/m 37.
HAVO 4: Jong & Oud Hoofdstuk 2: De jeugd
Hoofdstuk 5: Het huishouden
Havo 4: De arbeidsmarkt Hoofdstuk 4: Loonvorming in de praktijk
Prijsindexcijfer Klik om verder te gaan. Hoe gebruik je deze uitleg? Je kunt in deze presentatie ‘bladeren’ door de pijltjestoetsen te gebruiken. Vooruit.
Nominaal versus reëel inkomen
Hoofdstuk 1 Waar blijft je geld?
Herhaling Hoofdstuk 1.
§1.4 Waar kies je voor? In deze PowerPoint-presentatie leer je over:
1.2 Binnenkomst Nakijken herhaling 1.1 Uitleg 1.2 Lezen 1.2
Indexcijfers Vaak moet je een reeks getallen (bijvoorbeeld de omzet van een bedrijf in de periode 2002 t/m 2005) met elkaar vergelijken.
Rekenen.
 Om te kijken of je belegging echt beter is als je geld op de spaarrekening zetten, moet je het rendement berekenen.  Bij rendement wordt de winst vergeleken.
Aantekeningen Hoofdstuk 1
Wat voor inkomen heb je & waar blijft je geld?
Basisboek Marketing Hoofdstuk 10 Inkomenselasticiteit.
Indexcijfers Meervoudig indexcijfer Gewogen indexcijfer.
Uitwerkingen hoofdstuk 1. Antwoorden Jaar inkomen Hugo € 2600 x 12 = € Jaar inkomen Alice € 2053 x 12 = € Vakantiegeld € Spaargeld.
Prijs- en Productmix 1e klas Ron Weijens.
 Hier worden leningen of kredieten verstrekt 2 deelmarkten: Geldmarkt: Kortlopende kredieten (1 a 2 jr) Kapitaalmarkt: Langlopende kredieten (langer.
Antwoorden oefenvragen stencil 2 2 Brutoloon € 2600 Inkomensafhankelijke bijdrage zvw€ 100 – Loonheffing€ 500 – Werknemersdeel werknemersverzekeringen.
Aantekeningen hoofdstuk 2. Arbeidsovereenkomst 4.3 Wat moet je doen? Om in Nederland aan het werk te mogen is het verplicht om een arbeidsovereenkomst.
Instructie hfst 1 klas 3tl. Koopkracht Koopkracht= hoeveel kun je kopen met je geld Inflatie= algemene prijsstijging Koopkrachtstijging= loonstijging.
Samenvatting Lesbrief Werk & Werkloosheid Hoofdstukken 1-3.
Welkom havo 4..
Lesbrief Verdienen en Uitgeven
Vraag en Aanbod van financiële middelen & nominale en reële rente
Procentuele toename berekenen
Welkom havo 4..
Welkom havo 4..
Welkom havo 3..
Welkom Havo 5..
Keuzes maken Hoofdstuk 1 H3 & v3.
Lesbrief procenten.
H3 Financiering van een bedrijf
Welkom Havo 5..
Economische groei Hfst 20 Hfst 26.
Welkom havo 3..
Indexcijfers Vaak moet je een reeks getallen (bijvoorbeeld de omzet van een bedrijf in de periode 2002 t/m 2005) met elkaar vergelijken.
Toegepast rekenen HEO Kengetallen.
Welkom havo 3..
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Beste ath 4..
Indexcijfers Vaak moet je een reeks getallen (bijvoorbeeld de omzet van een bedrijf in de periode 2008 t/m 2011) met elkaar vergelijken.
Welkom 4 Havo..
Welkom Havo 5..
Welkom 4 Havo..
Economisch bekeken Mavo 4
Hfst 5 Sparen of lenen? Concept: Ruilen over de tijd
Les 2: Rekenen met procenten in dagelijkse situaties
presenteren van gegevens
5 weken les van mevrouw stals
Indexcijfers en omzetprognose
BASISREKENVAARDIGHEDEN
BASISREKENVAARDIGHEDEN
Transcript van de presentatie:

Inflatie en koopkracht Havo 3 Integraal in balans: Economie thuis Paragraaf 2.4: Koopkracht bruto- en nettoloon

Nominale stijging van je inkomen Je inkomen in 2016 was € 20.000 Je inkomen in 2017 werd € 20.500 Je inkomen is gestegen met € 500 ofwel 2,5% Dit noemen we de nominale stijging van je inkomen De nominale stijging van je inkomen is dus de toename van het inkomen in geld

Inflatie Ieder jaar worden producten en diensten (iets) duurder Het CBS houdt die stijgingen bij en berekent hieruit de algemene stijging van het prijspeil (in 2017 was dat 1,4%) Dit wordt de inflatie genoemd: de stijging van het prijspeil Door de inflatie kun je met je inkomen minder goederen en diensten kopen

Reële stijging van je inkomen De koopkracht is de hoeveelheid producten die je kunt kopen van je geld Jouw koopkracht gaat erop vooruit als de nominale stijging van je inkomen groter is dan de inflatie De reële inkomensstijging is de koopkrachtstijging van je inkomen

Terug naar ons voorbeeld De nominale stijging van het inkomen in 2017 is 2,5% De inflatie in 2017 is 1,4% De procentuele stijging van het inkomen is groter dan de inflatie De koopkracht is gestegen

Indexcijfers Om stijgingen (en dalingen) in de tijd makkelijk te kunnen volgen, wordt vaak gebruik gemaakt van indexcijfers Een indexcijfer is een verhoudingsgetal tussen de waarde van een grootheid in een bepaalde periode en de waarde in de basisperiode Formule indexcijfer = waarde in het verslagjaar waarde in het basisjaar x 100

Hoe lees je een indexcijfer? Indexcijfers wijzen steeds terug naar het basisjaar Het basisjaar is het jaar waarmee alle andere cijfers vergeleken worden Het basisjaar heeft het indexcijfer 100 Je vergelijkt dan de waarde met zichzelf: teller en noemer zijn gelijk, de uitkomst is dus altijd 1 en 1 x 100 = 100

In de gaten houden! Een indexcijfer groter dan 100: de waarde is gestegen t.o.v. het basisjaar Een indexcijfer gelijk aan 100: de waarde is gelijk t.o.v. het basisjaar Een indexcijfer kleiner dan 100: de waarde is gedaald t.o.v. het basisjaar Om het verschil tussen twee indexcijfers te berekenen mag je ze NOOIT van elkaar aftrekken: gebruik (Nieuw ― Oud) / Oud x 100%

Indexcijfers en vorig jaar Vergelijk je dit jaar met het vorige jaar dan is het vorige jaar het basisjaar Het indexcijfer van dit jaar wordt dan: Percentage + 100 Loonstijging t.o.v. vorig jaar is 5% ―> indexcijfer is 5 + 100 = 105 Moet je terug van een indexcijfer naar een percentage: Indexcijfer ― 100 Indexcijfer is 98 ―> percentage is 98 ― 100 = ― 2%

De koopkracht van je inkomen Om de verandering van de koopkracht van het inkomen te berekenen gebruiken we de formule: RIC = NIC PIC x 100 Hierbij staat NIC voor IndexCijfer Nominaal inkomen ofwel het Loonindexcijfer PIC voor Prijs IndexCijfer ofwel de consumentenprijsindex CPI RIC voor IndexCijfer Reëel inkomen Let op: CPI is niet hetzelfde als inflatie; bij inflatie worden alle prijzen meegenomen, bij de CPI alleen een mandje met goederen en diensten

De koopkracht en het voorbeeld - 1 Even terug naar het voorbeeld: De nominale stijging van het inkomen 2017 was 2,5% De inflatie in 2017 was 1,4% Hoeveel is nu de koopkracht in procenten veranderd? Eerst van de percentages indexcijfers maken: NIC = 2,5 + 100 = 102,5 PIC = 1,4 + 100 = 101,4

De koopkracht en het voorbeeld - 2 Vul de gevonden indexcijfers in in de formule RIC = NIC PIC x 100 RIC = 102,5 101,4 x 100 RIC = 1,010848126 x 100 = 101,08 Het indexcijfer is groter dan 100 dus een stijging t.o.v. vorig jaar Vervolgens moeten we nog van het indexcijfer een percentage maken Indexcijfer – 100 = 101,08 – 100 = 1,08% hogere koopkracht dan vorig jaar

Voorbeeld 2.2

Voorbeeld 2-2: uitwerking

Voorbeeld 2.3

Voorbeeld 2.3: uitwerking