Je hebt niet altijd geld te besteden Ruilen over de tijd Je hebt niet altijd geld te besteden Maar je hebt wel altijd uitgaven Jeugd / studietijd (I) Het leven is in drie perioden te verdelen Werkzaam leven (II) Pensioen leeftijd (III) Bedrag Uitgaven Inkomen I II III Tijd
Lenen als je geld tekort komt = naar voren halen van koopkracht Sparen als je geld over hebt = uitstel van koopkracht (niet-consumeren) Lenen als je geld tekort komt = naar voren halen van koopkracht Sparen = aanbod van geld (levert geld op (rente)) Lenen = vraag naar geld (kost geld) Sparen voor later, voor een doel, speculatiemotief, uit voorzorg Rente op een lening > Rente op spaartegoed Verschil is de winst voor de bank Opofferingskosten Vraag Geld is een “artikel” Rente De prijs van geld (rente hangt af van vraag en aanbod) Aanbod R Nominale rente = het bedrag dat je aan rente ontvangt. Reële rente is wat je voor dat bedrag kunt kopen Gevraagde en aangeboden hoeveelheid geld
Enkelvoudige en samengestelde rente Enkelvoudige rente Samengestelde rente Stort € 10.000 tegen 3% Na 1 jaar ontvang je € 300 0,03 x € 10.000 = € 300 Na een half jaar € 150 0,5 x 0,03 x € 10.000 = € 150 Na 3 maanden € 75 0,25 x 0,03 x 10.000 = € 75 Stort € 10.000 tegen 3% Na 1 jaar bezit je / ontvang je € 10.300 1,03 x € 10.000 = € 10.300 Na 2 jaar bezit je / ontvang je € 10.609 1,03 x 1,03 x € 10.000 = € 10.609 Na 3 jaar bezit je / ontvang je 1,03 x1,03 x 1,03 x € 10.000 = € 10.927,27 Concl: het vermogen groeit progressief (exponentieel) Het raadsel van de vijver en de waterlelie Formule waarmee je de groei van je spaarkapitaal kunt berekenen: startkapitaal = € 8626 Spaarsaldo na n jaar = startkapitaal x (1 + p)n P = perunage = percentage uitgedrukt in een getal: 3% = 0,03; en n = tijd = 5 jaar (1 + 0,03)5 = 1,1593 8.626 x 1,1593 = € 10.000 (afgerond) Formule waarmee je het startkapitaal kunt berekenen om een doelkapitaal in een bepaalde tijd te halen. Stel doel = € 10.000 na 5 jaar Startkapitaal = spaarsaldo na n jaar / (1 + p)n Startkapitaal = 10.000 / 1,035 = 10.000 / 1,1593 = € 8625,89
Reële rente (koopkracht) Inflatie = 3,5% Reële rente ? Nominale rente Reële rente = X 100 Prijsindex(CPI) Rendement = reële rente 104,75 101,21 = X 100 103,5
Spaarrekeningen (rente % per 16-09-2015)
Kindsparen – 16-09-2015
http://www.consumentenbond.nl/sparen/extra/spaarvormen/#item12
Beleggen = geld vastleggen met als doel financieel voordeel behalen Beleggen brengt risico’s met zich mee (inflatie, rendement valt tegen). Voor het willen nemen van risico’s ontvang je geld (rendement = winst en rente) Meer rendement betekent meestal meer risico Waarin beleggen: huizen, aandelen, obligaties, goud, kunst, postzegels, kunst Maar of een belegging haar waarde behoudt is maar de vraag Soms krijg je helemaal geen opbrengst.
Beleggen voor de opbrengst Aandelen: dividend en koerswinst Obligaties: rente en koerswinst Eigendomsbewijs Beloning is dividend (winst) Risicohoudend Verkoopbaar via de beurs. Prijs (waarde) noem je koers Schuldbewijs Beloning is rente Risicomijdend Langlopend maar wel verkoopbaar. Prijs noem je koers De handel in aandelen en obligaties vindt plaats op de effectenbeurs in Amsterdam Het koersgemiddelde van de 25 belangrijkste aandelen vormen de AEX-index (A’dam exchange in dex) De Amsterdamse Midcap index (AMX) is een gewogen gemiddelde van de aandelenkoersen van de middelgrote bedrijven (NV’s)
Opties op de aandelenmarkt Call Put Kopen Verkopen Kopen Verkopen Kooprecht Leverings-plicht Verkoop-recht Koopplicht Op deze manier kan handelen voor slimme beleggers financieel zeer aantrekkelijk zijn, maar risico’s blijven. Bij voorkennis wordt het helemaal gemakkelijk gemaakt. Daarom is handelen met voorkennis (asymmetrische informatie) strafbaar en de straffen zijn niet mis.
Obligaties Soorten obligaties: Pandbrieven (hypotheekbanken) Staatsobligaties en bedrijfsobligaties Converteerbare obligaties Een obligatielening bevat de naam van de uitgevende instantie (Hier gemeente Dommelen) Een vaste looptijd (bulletleningen( Een vast percentage (4,5%) dat zich gedurende de looptijd niet wijzigt (risico-mijdend) = couponrente Een nominale waarde (€ 500,-)) De uitgifte waarde stellen we gelijk aan 100. Als de koers boven de 100 ligt is de prijs hoger dan de uitgifte waarde
De koersvorming van obligaties Rente op de kapitaalmarkt bepaalt de koers Stel de kapitaalmarktrente (op langlopend vermogen) bedraagt 5 %. Wat is dan de koers van de obligatie op de vorige dia? Een belegger (koper) wil dan uiteraard een rendement van 5% De obligatie levert op 4,5% van € 500 = € 22,5 (nominale rente) Bij de bank krijg je 5% van € 500 = € 25. De belegger wil een effectieve rente van 5% De obligatie is dan € 450,- waard Obligatiekoers = 90 Conclusie: als de rente stijgt/daalt dan dalen/stijgen de koersen. Formule: obligatiekoers = Beurswaarde obligatie / nominale waarde van de obligatie x 100 Conclusie: sparen is een substituut voor beleggen rente heeft invloed op de koers van obligaties en ook op die van aandelen.
Vermogensmarkt = handel in krediet (lenen en sparen) Kapitaalmarkt Geldmarkt Handel in krediet met looptijd tot 2 jaar Handel in krediet met looptijd langer dan 2 jaar Kortlopende termijndeposito’s Kortlopend spaargeld Consumptief krediet Doorlopend krediet Persoonlijke lening Rood staan Koop op afbetaling * Obligatieleningen * Hypothecaire leningen * Onderhandse leningen Hoogte van de rente afhankelijke van: Vraag (lenen) en aanbod (sparen) Looptijd (spaargeld = direct opeisbaar / termijndeposito = niet direct opeisbaar) Looptijd (risico geldontwaarding of “faillissement”) Hoogte bedrag Onderpand (hypotheek – persoonlijke lening)