Regelmatige werkwoorden op -er

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Vandaag hebben we het over :
Advertisements

Futur van regelmatige werkwoorden
Werkwoordspelling Hoe ging het ook alweer?.
PASSÉ COMPOSÉ VERVOEGD MET ÊTRE
2 hv en 2 A+ Grammaire chapitre 4.
3 vwo+ Grammaire chapitre 2
REGELMATIGE WERKWOORDEN OP -ER
Voltooid tegenwoordige tijd
Tegenwoordig deelwoord
REGELMATIGE WERKWOORDEN OP -RE
Prachtige Patronen.
Vous avez passé de bonnes vacances de Noël?
Grammaire chapitre 2 2 havo/vwo.
Grammaire thème 4.
Passé composé.
Franse Les Les 15 Vorige les & huiswerk Extra oefenen meew. Vw.
Brugklas Werkwoordspelling.
Franse Les Les 18 Vorige les & huiswerk Zinnen maken / herhalen
Regelmatige werkwoorden op –er
WERKWOORDSPELLING Met dit overzicht vind je uit hoe je de werkwoordsvorm moet schrijven. Dit is de knop om te beginnen.
Franse Les Les 11 Vorige week Voyages p. 21 Extra oefeningen
2 hv en 2 vwo+ Grammaire chapitre 5.
Het voltooid deelwoord
Franse Les Les 1 Kennismaken / uitleg Chanson assis / debout TPR
Franse Les Les 10 Vorige week Voyages p. 19/20 Les professions Verbes : avoir + faire Petite Marie Vorige week Voyages p. 19/20 Les professions Verbes.
Connaitre 3M – week 40 - Frans.
Hallo! Goedendag! Bonjour!
Het bijvoeglijk naamwoord
Franse Les Les 4 Vorige week Voyages p. 12/13 Il y a une fille … Vorige week Voyages p. 12/13 Il y a une fille … Nous sommes mercredi le 8 avril 2015.
Faire 3 VMBO - Frans.
Franse Les Les 7 Vorige week Voyages p. 18/19 Verbe : avoir + faire
Franse Les Les 6 Vorige week Toets unité 1 Voyages p. 17/18 Il y a une fille 3… Vorige week Toets unité 1 Voyages p. 17/18 Il y a une fille 3… Nous sommes.
Persoonsvorm in de verleden tijd: zwakke werkwoorden
De verleden tijd - imparfait
Venir 2 VMBO - Frans.
HET BIJWOORD L’ADVERBE [Audio p.1] Stem NL: Het bijwoord
Lire 3 VMBO - Frans. Wat moet je weten om dit onderdeel te begrijpen?: Wat een onregelmatig werkwoord is De tegenwoordige tijd (présent) De verleden tijd.
Les verbes.
Is ‘t kofschip gezonken…?
Het werkwoord faire (= doen/maken)
Franse Les Les 20 Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si vergelijkingen p maken Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si.
Franse Les Les 20 Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si vergelijkingen p maken Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si.
Naam: 1 Vul je naam in Druk op de startknop om te beginnen Beantwoord de vragen door de juiste digitale tijd te kiezen Kijk aan het eind hoeveel je goed.
De gebiedende wijs L’impératif Wanneer gebruiken? Wanneer je opdrachten of aanwijzingen geeft. Bijvoorbeeld: – Lees dit even; – Eet je broodje op; –
Imparfait Nederlands:onvoltooid verleden tijd voorbeeldIk keek een film. Wij waren in Frankrijk.
Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd. Stam zoeken (infinitief –en) PersoonVormPersoon Ik …Stam Je/JijStam + t StamJe Hij/zij/hetStam + t Wij/jullie/zijStam.
Hoofdstuk 5 Spelling Persoonsvorm in de verleden tijd: zwakke werkwoorden.
Werkwoorden vervoegen
Le COD et le COI Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp (COD) En meewerkend voorwerp (COI)
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Regelmatige werkwoorden
Passé composé (voltooid tegenwoordige tijd)
DE PASSÉ COMPOSÉ de voltooid tegenwoordige tijd.
Franse Les – 1e jaar Les 10 Aujourd’hui nous sommes …. Unité 2 page 25
Franse Les – 1e jaar Les 9 Aujourd’hui nous sommes …. Unité 2 page 25
Franse Les Les 1 Kennismaken / uitleg Uitleg methode Hoofdstuk 1a
LE FUTUR Je vais aller en France ce week-end.
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Werkwoordspelling Doel: persoonsvormen in de t.t..
Persoonlijk voornaamwoord
-ir -er -re Regelmatige werkwoorden eindigend op:
Connaître (= kennen) présent ik ken je connais jij kent tu connais
Regelmatige werkwoorden op - er
Bezittelijk voornaamwoord
Onregelmatig werkwoord être
Le futur proche et le futur
Le futur De futur is de toekomende tijd.
Le passé compose et l’imparfait
(Het werkwoord doen, maken)
Transcript van de presentatie:

Regelmatige werkwoorden op -er

Werkwoorden op -er In het Frans zijn er regelmatige en onregelmatige werkwoorden. Je kan dit vergelijken met sterke en zwakke werkwoorden. Een regelmatig werkwoord is een werkwoord die altijd dezelfde uitgangen heeft. Vandaag leren wij de uitgangen van de werkwoorden die op –er eindigen.

Werkwoorden op -er Stap 1: maak de stam. De stam maak je door –er van het werkwoord af te halen. Stap 2: schrijf er de juiste uitgangen achter. De uitgangen zijn altijd hetzelfde! Travailler - werken Regarder - kijken Stam: travaill Je travaille ik werk Tu travailles jij werkt Il/elle travaille hij/zij werkt Nous travaillons wij werken Vous travaillez jullie werken/u werkt Ils/elles travaillent zij werken Stam: regard Je regarde ik kijk Tu regardes jij kijkt Il/elle regarde hij/zij kijkt Nous regardons wij kijken Vous regardez jullie kijken/u kijkt Ils/elles regardent zij kijken

Werkwoorden oefenen Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in: Salut, vous _____________anglais? (parler) Oui, nous______________anglais. (parler) Piet _____________en Hollande? (habiter) Non, Piet et Marie _____________en France. (habiter) Tu__________________ton repas? (manger) Oui, je _______________ ton repas. (manger)

Werkwoorden oefenen Vul de juiste vorm van het werkwoord être in: Salut, vous _____parlez________anglais? (parler) Oui, nous______________anglais. (parler) Piet _____________en Hollande? (habiter) Non, Piet et Marie _____________en France. (habiter) Tu__________________ton repas? (manger) Oui, je _______________ ton repas. (manger)

Werkwoorden oefenen Vul de juiste vorm van het werkwoord être in: Salut, vous _____parlez________anglais? (parler) Oui, nous_____parlons____anglais. (parler) Piet _____________en Hollande? (habiter) Non, Piet et Marie _____________en France. (habiter) Tu__________________ton repas? (manger) Oui, je _______________ ton repas. (manger)

Werkwoorden oefenen Vul de juiste vorm van het werkwoord être in: Salut, vous _____parlez________anglais? (parler) Oui, nous_____parlons____anglais. (parler) Piet _____habite________en Hollande? (habiter) Non, Piet et Marie ____habitent___en France. (habiter) Tu__________________ton repas? (manger) Oui, je _______________ ton repas. (manger)

Werkwoorden oefenen Vul de juiste vorm van het werkwoord être in: Salut, vous _____parlez________anglais? (parler) Oui, nous_____parlons____anglais. (parler) Piet _____habite________en Hollande? (habiter) Non, Piet et Marie ____habitent___en France. (habiter) Tu____manges________ton repas? (manger) Oui, je _______________ ton repas. (manger)

Werkwoorden oefenen Vul de juiste vorm van het werkwoord être in: Salut, vous _____parlez________anglais? (parler) Oui, nous_____parlons____anglais. (parler) Piet _____habite________en Hollande? (habiter) Non, Piet et Marie ____habitent___en France. (habiter) Tu____manges________ton repas? (manger) Oui, je ____mange____ ton repas. (manger)