Nederlandse omroepgeschiedenis 22-11-2018 Nederlandse omroepgeschiedenis Huub Wijfjes Rijksuniversiteit Groningen Mediakunde College 1 (A1.1a) De collegereeks van drie bijeenkomsten binnen het vak Mediakunde geeft een overzicht van de Nederlandse omroepgeschiedenis. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Online college URL: http://coo.let.rug.nl/avalon Fragmenten beperkt beschikbaar 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Vak Mediakunde-a 3x Huub Wijfjes Jean Mentens: 7-2 2x Richard Schoonhoven: 16-2 2x Ad van Liempt: 7-3 Opdracht: deadline 8 maart 17.00 uur 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Drie colleges Wijfjes Bestel, 1919-1996 Journalistieke stijlverandering, 1930-1970 Geschiedenis tv-journaal, 1956-2000 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Literatuur (reader) Bardoel, Jo (1997) ‘Tussen lering en vermaak. De ontwikkeling van de Nederlandse omroep’, In: J. Bardoel en J. Bierhoff (red. 1997) Media in Nederland: feiten en structuren (Groningen: Wolters Noordhoff) Wijfjes, Huub (1994), ‘Het radiotijdperk, 1919-1960’ in: H. Wijfjes (red.) Omroep in Nederland. 75 Jaar medium en maatschappij, 1919-1994 (Zwolle: Waanders) Bank, Jan (1994), ‘Televisie verenigt en verdeelt Nederland’ in: H. Wijfjes (red.) Omroep in Nederland. 75 Jaar medium en maatschappij, 1919-1994 (Zwolle: Waanders) 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Vier grote debatten Taak overheid Externe markt: commercie of publiek Interne markt: eenheid of verscheidenheid Autonomie programmapraktijk Als het over omroep gaat in de publieke discussies, dan gaat het meestal over het bestel. De bestel-discussie heeft drie voorname kanten, die nogal eens door elkaar lopen. De vragen waar het meestal om gaat betreffen de inrichting van het omroepbestel en de taak van de overheid daarin. Moet de overheid regulerend optreden en zo ja volgens welke principes. Een principieel hoofdonderscheid in 80 jaar discussie over het omroepbestel is geweest de vraag of de omroep moet worden gemaakt vanuit commercieel of publiek oogmerk. Dat is een vraag naar de positie van het publiek ten opzichte van het programma. Moet de omroep programma’s geven die het publiek wil, dan kan de commercie dit wellicht reguleren via een vrije omroepmarkt. Zijn er echter kwaliteits- of cultuurcriteria in het spel die hoger worden geacht dan de markt, dan krijg je een publieke omroep die op enigerlei manier is afgeschermd van de markt. Heb je eenmaal een omroep dan is er veelal de zorg voor een adequate organisatie. Moet die efficiënt vanuit 1 punt georganiseerd zijn, of moet die organisatie de pluriformiteit van de maatschappij weerspiegelen? Een vraag die in de publieke discussie zelden naar voren komt, maar die op de werkvloer het centrale vraagstuk is, is die van de onafhankelijkheid van de programmamaker t.o.v. het bestel. In de geschiedenis van de omroepjournalistiek is dit het meest wezenlijke punt. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Radio als cultuur Radiotelefonie Idzerda en amateurs Overgang naar nieuw publiek NSF Hilversum/AVRO NCRV (1924) KRO (1925/6) VARA (1925) VPRO (1926) De radio in de beginjaren van de twintigste eeuw begint net als het internet aan het einde van die eeuw. Pioniergroepen verkenden een nieuwe technologie en daaruit ontstond, onverwacht en bij toeval, een nieuw medium. De techniek van de radiotelefonie werd door radio-amateurs (whizz-kids avant la lettre) gebruikt op een manier die leidde tot het eerste luisteraarspubliek. De radiofabrikant Idzerda speelde daarin een belangrijke rol. Hij verzorgde op 6 november 1991vanuit Den Haag de eerste tevoren in een dagblad aangekondigde radio-uitzending. Het was het begin van een reeks die tot zijn faillissement in 1924 zou duren. Idzerda, en de latere zender van de Nederlandsche Seintoestellenfabriek in Hilversum (NSF, juni 1923) vonden het radio-programma uit. Daarmee werd de techniek midden in de cultuur geplaatst. Dat leidde tot een reactie in groepen die cultuur belangrijk vonden. Er ontstonden omroepverenigingen in christelijke kring, bij de katholieken en bij de socialisten. Die drie, later aangevuld met de vrijzinnig-protestantse splinter VPRO, drukten door hun aanhang het NSF-programmacomité in het defensief. Daaruit kwam de AVRO voort, die inzette op een positie als nationale omroep, vergelijkbaar met de BBC in Engeland sinds 1922. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Nieuw publiek Een nieuw publiek werd aangeboord in groepen die niets van techniek wilden weten, maar des te meer van aansprekende inhoud. Die moets dan wel toegesneden worden op hun belevingswereld of interesse. Zo bracht Idzerda al een schooljuf voor de microfoon die verhaaltjes voorlas voor het slapen gaan van kinderen. De HDO/AVRO bouwde hierom heen zelfs een kinderprogramma met liedjes, puzzeltjes, een knutseluurtje, verhaaltjes en het voorlezen van brieven. In 1930 begon de AVRO met een speciaal kinderblad dat als bijblad bij de AVRO-bode werd gevoegd: Prins AVRO. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Nieuw publiek: huisvrouw 22-11-2018 Nieuw publiek: huisvrouw De radio raakte pas echt ingeburgerd toen het de doorbraak maakte naar de huiskamers. De amateurs waren veelal mannen die hun technische hobby beoefenden op zolders en in schuurtjes. De toestellen waren niet geschikt voor de huiskamer: de techniek was zichtbaar en het toestel moeilijk bedienbaar zonder technische voorkennis. In 1927 maakte Philips het eerste toestel waarin de techniek was weggestopt in een toonbaar en afstofbaar kastje. Er zaten slechts drie bedieningsknoppen op en de losse luidspreker was fraai vormgegeven als een soort pannenkoek van bakeliet. Dit toestel sprak ook huisvrouwen en kinderen aan die niet technisch geïnteresseerd waren. De NSF, en later de omroepen, probeerden met name hen aan te spreken met programma’s die hun leefwereld verklankte: kinderprogramma’s, programma’s over opvoeding en huishouden, veel doorsnee muziek die tot grote groepen sprak. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Nieuw publiek: moderne vrouw 22-11-2018 Nieuw publiek: moderne vrouw Het nieuwe toestel sprak sinds 1927 echter niet alleen tot de traditionele huisvrouw. In reclamefoto’s probeerde Philips met name ook te appelleren aan het gevoel van de moderne vrouw. De vrouw die zich modern kleedde, die trendy kapsel droeg, die zich mondain en sensueel gedroeg en opmaakte, die rookte in het openbaar en die geen verstand had van techniek. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Radioreglement 1930 Niet commercieel, niet nationaal Eeuwige concessies vier grote zendgemachtigden Volledig programmavoorschrift Ontbreken gezamenlijkheid Zelfstandige financiering Bijzondere zendgemachtigden Preventieve programmacontrole De omroepstrijd tussen zendgemachtigden om schaarse zendtijd (Nederland kon recht doen gelden om twee etherfrequenties) leidde tot een politieke discussie over het omroepbestel. Na fel debat mondde dit uit in een nederlaag voor de nationale omroep en een overwinning voor verzuilde groepen. Het bestel, waaruit elke vorm van commercie was geweerd, werd naar hun wensen ingericht. De kern was een onafhankelijke positie van zendgemachtigden die een belangrijke behoefte in de samenleving representeerden. Vier grote omroepen kregen ieder 20% van de zendtijd, de VPRO 5%. De nationale AVRO werd dus tot haar grote woede tot een omroepvereniging gereduceerd. De omroepen zorgden zelf voor financiering van hun activiteiten, omroepbelasting bestond niet. Ieder probeerde vooral de eigen groep aan te spreken op identiteit. Zie daarvoor bijvoorbeeld e omroepfilms V 69810, V 45014, VP 1118 en VP 240 De VARA met name kwam onder censuur te staan, omdat men vond dat er grenzen moesten worden gesteld aan de inhoud van het programma. Dat duidt erop dat men zeer groot ontzag had voor de werking van de radio. Men kende de macht niet exact, maar vermoedde dat die enorm was omdat de radio bij mensen thuis kwam en dwars door muren heen ging. SDAP-voorzitter Koos Vorrink kon bijvoorbeeld slechts het nazi-regime in Duitsland veroordelen door indirect te spreken over kanonnen en vet, woorden die nazi Hermann Göring in Duitsland trots gebruikte. HA 635. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Vernieuwd bestel 1947 Radiobelasting Repressieve programmacontrole Gezamenlijkheid: NRU Faciliteiten NRU Koren, orkesten, hoorspelkern Techniek en infrastructuur Programma’s NRU Nationale programma’s Waterstanden, land- en tuinbouw In de oorlog kwam de radio onder Duitse curatele te staan. Een eenheidsorganisatie onder NSB-leiding, Rijksradio De Nederlandsche omroep, verzorgde een programma dat vanuit Engeland werd bestreden door Radio Oranje en het Dutch Programm van de BBC. Al tijdens de oorlog legden de oude omroepen de basis voor een vernieuwd bestel. Meer samenwerking en centralisatie van met name de technische en artistieke faciliteiten waren de kernpunten van het vernieuwde bestel dat in 1947 in werking trad. Een hernieuwde poging om een nationale omroep te funderen was daarmee mislukt. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Komst TV (1951) Rigoureuze afwijzing Totale omarming: commercie (Philips) Terughoudendheid Overheid Intellectuelen Omroepen De televisietechniek is ouder dan de radiotechniek, maar kwam veel later tot ontwikkeling door technische problemen. In de jaren dertig ontstonden in verscheidene landen de eerste experimentele uitzendingen. In Nederland was vooral Philips actief als investeerder in de nieuwe techniek. Pas na de oorlog kon het experiment leiden tot de eerste uitzendingen. Aanvankelijk was dat slechts in Eindhoven en omgeving (vanaf 1948: Philips Experimentele Televisie), maar Philips wenste uit commercieel motief landelijke uitzendingen. Men zag in het buitenland welke enorme omzetten konden worden geboekt met televisietoestellen. In politiek en samenleving stond men meer gereserveerd. Er waren orthodoxe groepen die beeldcultuur als geheel afwezen. Met name in kringen van de SGP heeft men die houding tot ver in de jaren tachtig volgehouden. De overheersende houding was terughoudendheid. De regering vond de dure consumenten-electronica niet passen in de bij de wederopbouw gewenste spaarzaamheid. Intellectuelen vreesden afstomping van de cultuur en de beschaving (‘donkere huiskamers, donkere hersenkamers’). De omroepen wilden eigenlijk niet teveel geld uitgeven. Dit resulteerde in een experiment met televisie verzorgd door de omroepen, met geld van de overheid en de techniek van Philips. Fragment 6/0008 film: terublik bij 5 jaar televisie. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Omroepwet 1968 Open, pluriform bestel TROS (1966) EO(1969) VOO (1976) BNN (1997) Getalscriterium: a-,b- en c-omroepen ‘Commercie’: STER De enorme expansie van televisie tussen 1955 en1965 wakkerde de interesse aan van het bedrijfsleven. Bedrijven wilden hun producten via televisie aanprijzen, net zoals dat in het meeste buitenland gebeurde. Dat leidde tot druk op het bestel om commercie toe te laten. Daarnaast kwam er door veranderende maatschappelijke omstandigheden (ontzuiling) druk om het gesloten bestel voor anderen open te zetten. Radiopiraten lieten zich zien (Veronica, 1960) en ook televisiepiraten begonnen uit te zenden vanaf de Noordzee (REM-eiland, 1964). De politiek reageerde na eindeloze debatten met de Omroepwet (in werking in 1968) die het bestel opende en vernieuwde. Hoofdpunt van de Omroepwet was een van ledentallen afhankelijke hoeveelheid zendtijd voor groepen die een behoefte in de samenleving representeerden. Er kwamen grote a-omroepen (met meer dan 400.000 leden, kleine c-omroepen (meer dan 100.000 leden) en een tussencategorie. Nieuwe zendgemachtigden zoals de TROS, de Evangeliuche Omroep en, later de Veronica Omroep Organisatie traden tot het bestel toe. Zie bijvoorbeeld de toespraak van TROS-voorzitter Landré in 1969: V 7352 De commercie bleef onafhankelijk van de programma-inhoud in de vorm van door de STER verzorgde spotjes. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Omroepwet 1968 Zelfstandige NOS Externe vertegenwoordiging Centrale faciliteiten (NRU/NTS: NOS) Coördinatie Gemeenschappelijke belangen: programmagegevens Nieuwe programmataken Een tweede belangrijke wijziging via de Omroepwet betrof de veel grotere bevoegdheid van de gezamenlijkheid. De NRU en NTS smolten samen in een zelfstandige NOS, waarin ook externe vertegenwoordigers bestuursbevoegdheid kregen. De NOS bleef de gezamenlijke belangen behartigen en de faciliteiten beheren, maar kreeg ook steeds meer eigen programmabevoegdheid. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 NOS-programmataken ‘bij uitstek gezamenlijk’ ‘ontmoetingspunten’ sport (Studio Sport, Langs de Lijn) nieuws (Journaal, Den Haag Vandaag, Het Oog) nationale evenementen cultuur/minderheden De twee programmapoten van de NOS waren programma’s die zich bij uitstek leenden voor gezamenlijke verzorging en programma’s waarin een ontmoetingspunt werd geschapen voor culturele stromingen. Daaronder vielen vooral de grote nationale reportages en live-uitzendingen: koninklijke feestdagen en nationale vieringen en herdenkingen, Sinterklaas e.d. Daaronder viel echter ook een dagelijkse nieuwsverzorging, het volgen van de voornaamste sportevenementen, het verslaan van de dagelijkse politiek en uitzendingen voor kleine groepen die niet in de omroepverenigingen waren gerepresenteerd. De programma’s van de NOS zijn altijd omstreden geweest bij de omroepen. De strijd tussen NOS en omroepen was op de programmavloer meestal fel. Het ging om de bewegingsruimte van de programmaredacties. Bij het radioprogramma Met het Oog op Morgen kon alleen maar horizontaal geprogrammeerd worden (elke dag op hetzelfde tijdstip) als de presentator van de dag elke dag van een andere omroep kwam. HA 7378. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Ontwikkelingen sinds 1968 vertrossing, vervoozing radio verindividualiseert moeizame zenderprofilering radio 1965: Hilversum 1, 2 en 3 1975: Hilversum 4: klassiek 1985: Radio 5: cultureel getto 1988: vrijwillige zenderprofilering 1992: zenderprofielen met coördinator nog moeizamer zenderprofilering televisie Nederland 3 in 1988 publieke zenderprofielen onder commerciële druk Sinds de Omroepwet veranderde er veel in de omroep. Het getalscriterium en de populaire programma’s van de TROS en, later, Veronica zorgden voor een populariteitscompetitie onder de omroepen, die door de televisiecritici ook wel werd getypeerd als verTROSsing of verVOOzing. De radio schoof door een sterk veranderend luistergedrag (individualisering, concurrentie van televisie) in de richting van zenderprofilering met nieuws/informatie en muziek als twee peilers. Maar juist op dit punt zorgde de strijd tussen gezamenlijkheid en particuliere omroep tot voortdurend nieuwe plannen die uitmondden in steeds flauwere compromissen. Pas in 1992 kwamen er zendercoördinatoren met meer bevoegdheden om de autonomie van de omroepen aan te tasten als het belang van de zender erom vroeg. In dat jaar kwam pas de eerste volwaardige nieuws- en actualiteitenzender tot stand. Bij televisie was de zendercoördinatie nog langzamer en moeizamer van de grond. Nederland-3 ging in 1988 van start. Pas door de druk van commerciële zenders, die wel probleemloos tv-zenders naar doelgroep programmeerden, ging de publieke omroep over tot meer stroomlijning. Sinds 2000 kan de zendercoördinator programma’s van omroepen weigeren omdat ze niet passen in het zenderprofiel. Inmiddels hadden de regionale omroepen zich ontworsteld aan de greep van de landelijke omroep, die hen tot folklore had gebonden. In een onafhankelijke positie mochten ze sinds 1988 gaan bouwen aan eigen succes met professionele programmering. Sommigen waren daarin zeer succesvol, zoals radio Rijnmond en de omroepen in Groningen, Drenthe, Friesland, Brabant en Limburg. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Mediawet 1988 Quota-regeling programmasoorten NOB zelfstandig en privaat Omroepen beheersen NOS Commissariaat voor de Media Sponsoring beperkt toegestaan STIFO Zelfstandige regionale omroep De vertrossing en de toenemende druk van buiten op het bestel leidde tot een hernieuwde poging om wettelijk voorzieningen te treffen. In de verzakelijking van de kabinetten-Lubbers (1982-1994) pasten de privatisering van de technische bedrijven van de NOS en delegering van het toezicht op de omroep aan een Commissariaat voor de Media. In een poging de vertrossing te stoppen kwamen er in 1988 wettelijk vastgelegde verplichtingen om 20% van de programma’s aan cultuur te besteden en 25% aan informatie. Ook kwam er een fonds dat culturele omroepprogramma’s ging sponsoren (STIFO). Om de weer opdringende commercie een halt toe te roepen werden de regels voor sponsoring versoepeld. Eerder al was met het oog daarop het derde televisienet gestart (1988). 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Ontwikkelingen sinds 1988 Internationalisering mediabedrijven Grensoverschrijdende technologie Europese regelgeving: mededinging Commerciële omroep: kabel, satelliet Groei markt vrije producenten Profilering publieke omroep Profilering regionale omroep integratie met telecom en computer De technologie schreed voort. Satellieten en kabelsystemen maakten oude ether-regels achterhaald. Omroepverkeer kon ook via andere, grensoverschrijdende manieren naar de huiskamers. Grote internationale bedrijven begonnen zich op die markt te begeven. Er kwam bijvoorbeeld een grote 24-uursnieuwszender: CNN 1982. Daarnaast bouwden mediamagnaten als Rupert Murdoch, Sylvio Berlusconi, Bertelsmann en Leo Kirch grensoverschrijdende mediabedrijven op. De Europese regelgeving drukte steeds meer nationale regelgeving weg, bijvoorbeeld op het gebied van vrije concurrentie en vrijheid van informatie. Dat alles leidde tot een hernieuwde drang om commerciële alternatieven tot de Nederlandse omroep toe te laten. Binnen het bestel kwam die druk van vrije producenten, waarvan de omroepen zich overigens steeds meer afhankelijk hadden gemaakt: Joop van den Ende, John de Mol sr., Stokvis, IDTV en anderen verzorgden steeds meer programma’s voor de omroepen, vooral het grote publieksterekkende amusement. De eerste tekenen zijn te zien dat de technologie van omroep geschakeld kan worden aan die van telecommunicatie en dataverkeer. Vooral de enorm toenemende hoeveelheid satellieten spelen hierin een belangrijke rol. Pas met de komst van het internet (WWW, 1995) zou blijken hoezeer die vervlechting de omroepwereld inhoudelijk zou kunnen gaan beheersen. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Commerciële radio Sky Radio (Murdoch) Radio 10 Gold Radio 538 Hitradio Veronica/ Power FM Classic FM RTL Radio etc. Op radio-gebied groeiden de commerciële initiatieven als kool met name onder invloed van satelliet- en kabeltechniek. Betere benutting van de frequenties en integratie met datatechnieken speelden ook een rol. De Europese regelgeving maakte in juridische context de concurrentie mogelijk. Tal van kabelstations probeerden ook via de ether uit te gaan zenden (belangrijk i.v.m. autoradio). Het radioprogramma werd nog sterker dan voorheen toegesneden op doelgroepen met zeer specifieke luistervoorkeuren. Het moderne beleid van de overheid is gericht op het instandhouden van 5 publieke radiozenders en de veiling van de overige frequenties aan commerciële gegadigden. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Commerciële televisie 22-11-2018 Commerciële televisie TV-10: 1989 RTL-Véronique: 1989 RTL-4: 1990 RTL-5: 1993 SBS-6: 1995 TV-10 GOLD, TMF: 1995 Veronica: 1995 uit publiek bestel naar HMG, 2000 uit HMG FOX-8 (1998, Murdoch, 2001 SBS) In 1989 begonnen commerciële avonturen via de zogenaamde U-bochtconstructie. In het kader van de Europese mededingingsregels mocht een buitenlandse omroepproducent immers geen beletsel ondervinden op de nationale markt. Joop van den Ende richtte in Milaan een brievenbusfirma op, die buitenlandse bedrijf speelde: TV-10. Dit bedrijf haalde alle ster-programma’s bij de Nederlandse omroep vandaan en begon met reguliere uitzendingen via de satelliet. Eenzelfde constructie probeerde het al sinds de jaren dertig opererende RTL uit Luxemburg. Juist die oude status leidde ertoe dat RTL juridisch overeind bleef en TV-10 al snel na de start in elkaar klapte. RTL deed dat overigens met hulp van de omroep Veronica (naar later pas bleek). Van den Ende hevelde alle sterren over naar RTL en die zender veroverde in korte tijd een marktaandeel van meer dan 30%. Het bleek het begin van een hele reeks commerciële omroepen die zich vanuit een buitenlands bedrijf op Nederlands publiek richtten. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG
Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG 22-11-2018 Wijziging Mediawet 1991 Legalisering landelijke commerciële omroep Publieke omroep: concessiestelsel Versoepeling reclameregeling Drang tot netprofilering NOS-opgesplitst: NPS Een wijziging van de Mediawet in 1991 maakte de onvermijdelijke legalisering van de commerciële omroep mogelijk. Om het afkalvende marktaandeel van de omroepen op te vijzelen werd enorme druk ontwikkeld om meer een eigen gezicht te tonen als ‘publieke omroep’. Die term (die de omroepen nooit wilden accepteren, omdat het teveel rook naar nationale omroep) ging vanaf die tijd een eigen leven leiden. De publieke omroep kreeg meer ruimte voor reclame, maar moest zich beter profileren op de radio- en televisienetten. Dat ging moeizaam door de onafhankelijke opstelling van de omroepen. De culturele en minderhedenprogamma’s van de NOS werden afgesplitst om de NOS zich meer en beter te kunnen laten richten op de grote programmataken: sport, nieuws. 22-11-2018 Postdoctorale Opleiding Radio- en Televisiejournalistiek RUG