Die.ren uit een ei
de kip
de haan
het kui.ken komt uit een ei
de mier
de ei.tjes van de mier
de schild.pad
het ei van de schild.pad
de kro.ko.dil
de kro.ko.dil kruipt uit het ei
de pauw
het kui.ken van de pauw
de kik.ker
hoe de kik.ker ge.bo.ren wordt
de duif
een kui.ken van een duif
de uil
de uil net uit het ei
de struis.vo.gel
het struis.vo.gel.ei
de eend
eend met kui.kens
de zwaan
de mus en de spreeuw
de slang
vissen visseneitjes
de bij
het lie.ve.heers.beest.je de eitjes
komen ook uit een ei