Aardrijkskunde voor de 2e fase VWO 5 en VWO 6. Samenvatting De Geo - Globalisering Aardrijkskunde voor de 2e fase VWO 5 en VWO 6. Samenvatting
H3: De wereld in delen
3.1. cultuur en mensen in de bewoonde wereld Spreidingspatronen van bepaalde verschijnselen tonen overeenkomsten maar ook verschillen tussen deze verschijnselen. Als de patronen van ruimtelijke spreiding samenvallen kun je de wereld daarop indelen in macro-regio’s
Dit roept de vraag op waarom bepaalde verschijnselen eenzelfde spreidingspatroon hebben en andere niet.
regionaliseren Regionaliseren (=indelen in regio’s) doet men aan de hand van hetzelfde kenmerk. Een kwalitatief kenmerk maakt men meetbaar door er getallen aan te hangen (kwantitatief). Bv. Welvaart en BNP
Geografische regio’s altijd op grond van ruimtelijke indicatoren, die eigenschappen aangeven die per gebied verschillen. Bij regionaliseren is ook de schaal van belang. Mondiaal of nationaal bij macroregio’s. Tussen regio’s altijd overgangsgebieden
Cultuur en cultuurgebieden Cultuur = alles wat de mens zich heeft aangeleerd en gemaakt. Cultuur bepaald voor een deel de manier waarop het landschap wordt ingericht. Dat is het studieonderwerp van de geograaf.
Cultuurgebieden zijn aan veranderingen onderhevig ook al zijn ze vaak eeuwen oud. Belangrijke voorbeelden van cultuur zijn: taal en godsdienst. Lees blz. 108/109 Koran mag alleen in het Arabisch gelezen worden dus mooie manier van diffusie van een taal d.m.v. de godsdienstverspreiding Vgl. Latijn en Bijbel
Demografische kenmerken en criteria Bevolkingsdichtheid = gemiddeld aantal mensen per km2 Bevolkingsspreiding Bevolkingsgroei is een goed demografisch begrip om de ontwikkeling van een land te meten.
Bevolkingsgroei gunstig (innovatie) of ongunstig (oorlog/honger - Malthus)? Welvaart blijkt beste voorbehoedsmiddel.
leeftijdsgrafieken Leeftijdsgrafiek geeft de samenstelling naar leeftijd en geslacht van de bevolking weer. = leeftijdsopbouw Jong = piramidevorm Oud = urn-/ui-vorm Hierbij is sprake van grote demografische druk. Aantal 16-67 jarigen kleiner dan de bejaarden en de jongeren. . Bevolking in evenwicht/stationair = granaatvorm
Demografische transitie (=overgang) Fase 1: agrarisch-ambachtelijke fase. Geboorte en sterfte hoog. Nauwelijks groei Fase 2: proletarische fase. Sterftecijfer daalt. Bevolking groeit. Fase 3: moderne fase. Ook het geboortecijfer gaat dalen. welvaart stijgt. Kinderen worden economische last. Fase 4 en 5: post-industriële fase, vergrijzing, sterfteoverschot
Ook het bevolkingszwaartepunt verschuift naar de minder ontwikkelde landen (bv. Azië en Afrika) Opdrachten: maak vr. 9, 11, 17, 18