Spreken en gesprekken 2.2 en 2.3 Schrijven 1.5 en 1.6 Grammatica 3.3

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Spelling en Schrijven en formuleren hoofdstuk 1,2&3
Advertisements

Algemene Weetjes Over Tekst verklaren en het CSE.
Autisme en Mindmap Thuis en op School
Competentie 04 Het informatieve gesprek
Thinkquest2 versie 2013 info: vanaf februari 2013.
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
THEORIE LEESVAARDIGHEID IN BEELD
Zakelijk lezen Nederlands.
Wat gaan we doen vandaag?
Welkom op de informatieavond van groep 7
SAMENVATTEN van leerteksten… Tekst verkennen
Het Voltooid Deelwoord
AMARANTIS EXAMEN Medewerker Marketing Communicatie.
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
Grammatica Nederlands
Hoe maak je schooltaal toegankelijk?
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Een werkstuk maken.
Brugklas Werkwoordspelling.
Beschouwing – De Laatste Tips
Samenvatting Havo 5.
Samenvatten.
Samenvatten Klas 4A de Foorakker.
Hoe gebruik ik -d & -t? Leren en oefenen Maar eerst…….
Leesvaardigheid Hoofdstuk 1 t/m 3
Hoe gebruik je een woordenboek?
Tekstverklaring Hoe doe je dat?.
Opdracht 26 Uiteenzetting schrijven
Werkwoordspelling -d of –t?
Leesvaardig Examentraining.
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Centraal Examen Nederlands
Werkwoordsvormen. Spoorboekje 1)Wat weet je al? 2)Oefening werkwoordsvormen 3)Bespreken 4)Zelfstandig aan het werk Wat gaan we leren? - Je kunt werkwoordsvormen.
SPELLING BIJVOEGLIJK GEBRUIKT DEELWOORD HOOFDLETTERGEBRUIK.
LEZEN 5.2 SOORTEN SAMENVATTINGEN. AAN HET EINDE VAN DEZE LES WEET/KUN JE.. Welke soorten samenvattingen er zijn. Hoe je deze samenvattingen moet maken.
STAPPENPLAN VOOR HET MAKEN VAN EEN LEESTOETS LEESRONDE 1 - ORIENTEREND: -Lees titel, tussenkopjes etc. -Lees eerste en laatste alinea -Formuleer hoofdgedachte.
Hoe maak je een presentatie die mensen kan overtuigen van jouw idee.
Werkwoorden vervoegen
Spelling 1 3 vwo Op niveau, 1e druk (2014)
De vraag is je beste vriend
Les 4 havo Leesvaardigheistraining;
Een beoordeling schrijven
Onvoltooid deelwoord/bijvoeglijk gebruikt deelwoord
Werkwoordspelling. Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, kun je kiezen uit drie vormen: 1 = ik-vorm.
Een informatief Artikel schrijven
Lezen H1 t/m H3 In deze PowerPoint: Op onderwerp: Op leesstrategie:
Overtuigende tekst/betoog
Aantekeningen maken en navertellen
H1, H2, H3 Nieuw nederlands Klas 3
© UNIEK IN DE KLAS.
Hoe schrijf je een recensie?
Recensie schrijven Klas 1e , RSFN.
Infographics Wat is de functie van infographics en hoe haal ik belangrijke informatie uit ze? NU Nederlands 2F.
Schrijven 1.3 en 1.4 Spreken en gesprekken 1.3 en 2.1 Grammatica 3.2
Extra oefenen Hoofdstuk 1 & 2 Ta!ent: Grammatica & Spelling
Les 4 Schrijven 3.1 en 3.2 (let op: hoofdstuk 2 komt pas in periode 4 aan bod!) Spreken en gesprekken: 2.4 Grammatica en spelling: 3.4.
Les 1: - Schrijven Spreken en gesprekken
Schrijven 4.1 en 4.2 Formuleren en stijl 3.2
Voltooid deelwoord 1A3 en 1A4.
SPREKEN: HET BETOOG Betoog: een spreekbeurt waarin je een standpunt inneemt ten aanzien van een stelling en dat standpunt verdedigt. Formuleer een duidelijk.
Schrijven 2.1 en 2.2 Formuleren en Stijl 2.1
Inleiding, middenstuk, slot
Bijvoeglijk gebruikt deelwoord hoofdlettergebruik
De praktijk: kinderen van 9 – 12 jaar
Pak je boeken! Paragraaf 3.4!
Een (informatief) Artikel schrijven
Van alle markten thuis Perron 1 – les 1.
Eens / oneens ALS VERKOPER MOET JE GOED KUNNEN REKENEN
Eens / oneens ALS VERKOPER MOET JE GOED KUNNEN REKENEN
Belangrijke begrippen ‘Lezen’
Transcript van de presentatie:

Spreken en gesprekken 2.2 en 2.3 Schrijven 1.5 en 1.6 Grammatica 3.3 Les 3 Spreken en gesprekken 2.2 en 2.3 Schrijven 1.5 en 1.6 Grammatica 3.3

Spreken 2.2 – instructie geven Doel van deze paragraaf: “Je demonstreert tijdens een instructie de belangrijkste stappen in je uitleg

Tips voor het geven van een instructie Vertel aan het begin wat het doel is van de instructie Benoem nadrukkelijk de stappen in je instructie Demonstreer waar mogelijk de handelingen tijdens je instructie Check tussendoor of de ander het nog begrijpt Controleer na afloop of de ander de handeling zelfstandig uit kan voeren (fysiek of door vragen)

2.3 - informeren Doel van deze paragraaf: “je geeft een informatieve presentatie”

De presentatie afstemmen op jouw publiek Wat weet mijn publiek al over het onderwerp? Wat zouden ze graag willen weten? Welke voorbeelden spreken dit publiek aan? Welk taalgebruik past bij het publiek?

Hulpmiddelen Een presentatie heeft een inleiding, kern/middenstuk en slot Beeld ondersteunt de presentatie (PowerPoint/Prezi) Foto’s, filmpjes en voorwerpen (mag ook persoonlijk)

Schrijven 1.5 - enquête Doel van deze paragraaf: “Je maakt een enquête” Wanneer maak je gebruik van een enquête? Wie heeft er wel eens een enquête gemaakt en afgenomen?

De enquête Manier om van een grote groep mensen informatie te krijgen. Kan op papier of digitaal. Internet biedt veel goede, gratis opties Formuleer meerkeuzevragen en/of stellingen met vierpuntsschalen (helemaal mee eens, mee eens, mee oneens, helemaal mee oneens). Of vijf? Zet aan het einde eventueel enkele openvragen en/of laat ruimte open voor opmerkingen Zet aan het begin een duidelijke, vriendelijke inleiding waarin je het doel van de enquête uitlegt, aangeeft hoeveel tijd het kost en je alvast een instructie geeft. Resultaten? Turven  percentages  diagram/grafiek

Schrijven 1.6 – aantekeningen maken Doel van deze paragraaf: “je maakt aantekeningen en werkt ze uit” Aantekeningen maken is goede manier om belangrijke informatie te onthouden. De aantekeningen kun je later uitwerken tot een korte tekst. Op deze manier begrijp en onthoud je de informatie goed.

Tips voor aantekeningen maken Kort en overzichtelijk de hoofdzaken noteren  onderwerpen + deelonderwerpen  Definities en omschrijvingen  Verbanden tussen woorden (oorzaak/gevolg/oplossingen/conclusie) Maak verbanden tussen woorden zichtbaar met: - streepjes/cijfers/letters (opsommingen) - andere tekens  = (is), > (gevolg, conclusie), < (oorzaak), ? (onduidelijk), !! (belangrijk) Gebruik afkortingen

Na het maken van aantekeningen Werk de aantekeningen uit tot een korte tekst - Beperk je tot de belangrijkste informatie - Maak korte, maar volledige zinnen Als iemand die de oorspronkelijke tekst niet kent, jouw uitwerking begrijpt, dan heb je goede aantekeningen gemaakt en deze goed uitgewerkt

Grammatica 3.3 – Voltooid en tegenwoordig deelwoord Doel van deze paragraaf: “Je spelt het voltooid en tegenwoordig deelwoord correct”

Voltooid deelwoord Begint vaak met ge-, be-, ver- of ont- Bij sterke werkwoorden treedt soms klinkerwisseling op  zwemmen – gezwommen Bij zwakke werkwoorden  gebruik ‘t Kofschip X Hoe werkt dit?

Tegenwoordig deelwoord Hele werkwoord + d Gebeurt tegelijk met iets anders Huilend viel ze in slaap Na het stappen liep ze zwalkend naar huis

Kunnen ook als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden  Een lachend meisje – De bestelde artikelen – De verhuisde jongen Regel: zo kort mogelijk schrijven, tenzij dit problemen oplevert met de uitspraak. Schrijf dus ‘De verbrede weg’ en niet ‘De verbreede weg’. Is het ‘De vergrote foto’ of ‘De vergrootte foto’? En is het ‘De geplette boterham’ of ‘De geplete boterham’?

huiswerk Spreken 2.2 en 2.3 (vanaf bladzijde 24) Schrijven 1.5 en 1.6 (vanaf bladzijde 90) Grammatica 3.3 (vanaf bladzijde 180) Laatste 20/30 minuten: oefenvel ‘voltooid deelwoord’