Natuurbeheer.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Ecosystemen in Nederland
Advertisements

§6 Begin Holoceen Kenmerkend voor de laatste jaar is dat de temperatuur weer stijgt. Je kent inmiddels het gevolg => stijging van de zeespiegel.
Wat is veen? Laagveen Hoogveen Veen in de geologische tijdschaal
17 Het bovenste deel van de aardkorst
H1 Landschapszones De aarde als systeem
Werking van ecosystemen
De zeven spelregels van de ecologische siertuin,
GESTEENTEN.
Werking van ecosystemen
Werking van ecosystemen
§ 1 NATUURLIJKE OMGEVING
Landschappen.
Ecosystemen in verandering
Abiotische en biotische factoren
Wat is veen? Laagveen Hoogveen Veen in de geologische tijdschaal
Indonesië.
Basisboek BB 88: wereldecosystemen
Relaties in de natuur Planten produceren zuurstofgas
Bodem en grondsoort.
§4.3 Delfstoffen in de diepte
EXOGENE KRACHTEN HOOFDSTUK 4.
Elke plant zijn eigen plek
De grondsoorten van Nederland
Onderzoek van de bodem.
2 hv H2 Landschap § 2-5.
2 hv H2 Landschap § 8-9.
Hoofdstuk 11: Ecostromen
ECOLOGIE.
Regenwormen.
Bodemfysica.
Bodemvorming in Nederland – zand, klei en veengronden
Les 6 Bodemprofiel, bodemkaarten
Bodemgeschiktheid.
7 Ecologie ©JasperOut.nl.
Thema planten - Les 6 - Wortels -
Gemaakt door: Daisy Nillesen & Whitney van de Vin.
Maïsteelt Wat voor soort plant is maïs? Warmte ? Koude ?
ECOLOGIE.
Cursus 1.3 Waarvoor zorgt de natuur? Klas 2 BK Lesweek 3
Successie.
Outdoor Advanced - Specialist Tuin en Openbaar Groen 3.1,
PowerPoint Bodemprofilering. PowerPoint Bodemprofilering.
Cursus 1.2 Landschappen in Nederland Klas 2 KGT Lesweek 2
Beheer bosplantsoen.
Glasteelt Samenvatting M. Ruhé.
Cursus 1.3 Waarvoor zorgt de natuur? Klas 2 KGT Lesweek 3
De grondsoorten van Nederland
SNOEIEN BOSPLANTSOEN.
Cursus 1.2 Landschappen in Nederland Klas 2 BK Lesweek 2
Onderzoek van de bodem.
Bodemkunde (3) -Bodemprofielen-.
Regenwormen.
Beplantingsplan donderdag 20 september 2018 Les 1 en 2.
Ecologie en natuurbeheer
Thema 3 ecologie.
Water, bodem en bemesting
Bodem en bemesting Grond.
Ecologie Hoofdstuk 6.
413 – ECOLOGIE.
Bodem, water en bouwplan
Successie.
Onderzoek water!! Les 2 WaterLab www. onderzoekwater.nl Regenmeter
Hoofdstuk 7 Wat een landschap!
Bodem.
Hand-outs bij de powerpoint voorstelling over het Nederlands Landschap
Successie.
De bodem leeft!.
Transcript van de presentatie:

Natuurbeheer

Planning Theorie uitleg over: Bodem Successie Ontwikkelfasen van het bos Gelaagdheden in het bos Beheerdoelen PNV

Bodem

Bodem Is er een verschil tussen grond en bodem? Ja, Grond is het losse materiaal waaruit de bodem is opgebouwd, je kunt het in je handen houden Bodem is de buitenste laag van de aardkorst, daar waar wij op staan. Deze bodem bestaat uit grond.

Bodem In Nederland kennen we verschillende soorten bodems. Deze bodems zijn gevormd door verschillende factoren: Samenstelling van het moedermateriaal (grondsoort: veen, klei, zand) Klimaat (de temperatuur en / of vochtigheid) Vegetatie Biologische activiteiten (zowel van dier als mens) Reliëf: waterinfiltratie of oppervlakte afstroom (beken, rivieren) Tijd: bodemvorming in jonge of oude bodems

Bodemsamenstelling (1)

Bodemsamenstelling(2) Vast Minerale delen bijvoorbeeld zand of grind Organische delen: Al of niet omgezette plantendelen, dierlijk leven (fauna) en afgestorven wortels. Dood (organische stof) Levend (bodemleven) Vloeibaar Grondwater Gasvormig Bodemlucht

Bodemsamenstelling (3) In een optimale situatie bestaat de bodem uit: 50 % vaste delen 50 % uit poriën.

Grondsoorten (1) Welke grondsoorten komen voor in Nederland? Zand Rivierklei Zeeklei Hoogveen Laagveen Löss

Grondsoorten (2) Onderstaande afbeelding is een zeer versimpelde versie van een grondsoortenkaart. Zeeklei hoogveen Zandgrond Rivierklei Löss laagveen

Grondsoort: Zand 0µm 2µm 63µm 210µm 2000µm = 2mm Zand bestaat uit zandkorrels met een diameter tussen de 0,063 en 2 millimeter Kan weinig water vasthouden Zand kan op verschillende manieren worden vervoerd en afgezet: Wind Zee Rivieren

Eigenschappen zandgronden Goede draagkracht Goed waterdoorlatend Mindere capillaire werking Weinig voedingsstoffen

Grondsoort: Löss Zeer fijn zand (20-40 µm) Wordt door de wind meegenomen. Löss komt voor in zuid-limburg Een ‘goede’ grondsoort

Grondsoort: Rivierklei Rivierklei bestaat uit zeer kleine platte deeltjes Kleur: bruinachtig Water slecht doorlaatbaar Klei Lichte klei: tussen de 25 – 35 % aanwezige lutumdeeltjes Matige klei: tussen de 35-50 % aanwezige lutumdeeltjes Zware klei: tussen de >50 % aanwezige lutumdeeltjes

Lichte en zware klei massagehalte (%) van stofdroge grond < 2 mm 0 – 2 µm 2 - 50µm 50 – 2000 µm massafractie organische stof lichte grond 13 18 67 2,1 zware grond 56 35 6 3,4  Dus zware grond heeft een kleine textuur, maar de dichtheid kan lager zijn dan van een lichte grond!

Kleigronden Eigenschappen: Minder draagkrachtig Minder waterdoorlatend Goede capillaire werking Veel voedingsstoffen

Grondsoort: Zeeklei zeeklei bestaat uit zeer kleine platte deeltjes Kleur: grijsblauw Zeeklei is zeer vruchtbaar (door groot aandeel kalk) Klei Lichte klei: tussen de 25 – 35 % aanwezige lutumdeeltjes Matige klei: tussen de 35-50 % aanwezige lutumdeeltjes Zware klei: tussen de >50 % aanwezige lutumdeeltjes

Textuur driehoek Welke grondsoort heb je bij: Lutum: 60% Silt 30 % Zand: 10% %zand  Meeste Nederlandse rivier- en zeekleigronden vallen in de rode zone

De grond bestaat uit: Klei: 30% Silt: 50% Zand: 20% Hoe heet deze grondsoort?

Hoog- en laagveen In Nederland zijn er twee soorten veen: Hoogveen Verschillen tussen de soorten veen: Ontstaan (onder invloed van (zuur) regenwater of grondwater) Soortensamenstelling (hoogveen bestaat uit veenmosveen) (eigenschap van veenmosveen: zuigt zich vol met water)

Veengronden Eigenschappen: Levert voedingsstoffen Redelijke draagkracht Goede structuur Zure werking

Begrippen Leem: een ‘korrel’ grootte tussen de 0 - 63 µm 0µm 2µm 63µm 210µm 2000 µm = 2mm Begrippen Leem: een ‘korrel’ grootte tussen de 0 - 63 µm Silt: een ‘korrel’ grootte tussen 0,2 – 63 µm Lutum: een ‘korrel’ grootte tussen 0 en 2 µm Löss: een ‘korrel’ grootte van ongeveer 20-40 µm Zavel Zeer lichte zavel: tussen de 8-12 % aanwezige lutumdeeltjes Matig lichte zavel: tussen de 12-17,5 % aanwezige lutumdeeltjes Zware zavel: tussen de 17,5-25 % aanwezige lutumdeeltjes Klei Lichte klei: tussen de 25 – 35 % aanwezige lutumdeeltjes Matige klei: tussen de 35-50 % aanwezige lutumdeeltjes Zware klei: tussen de >50 % aanwezige lutumdeeltjes

Doel van les Aan het eind van de les over bodem kun je: het verschil uitleggen tussen grond en bodem factoren benoemen die de bodem hebben gevormd. onderdelen benoemen waaruit de bodem bestaat. zes verschillende grondsoorten benoemen en herkennen. eigenschappen van grondsoorten benoemen. de textuur driehoek begrijpen.

Successie

Successie (3) Successie is de opeenvolging van veranderingen in vegetatie op een bepaalde plaats. Als er geen beheer plaatsvindt zal Nederland veranderen in een bos.

Successie (2) https://www.youtube.com/watch?v=jceGcu1E6HY http://biologiepagina.nl/Flashfiles/Ispring/Successie.htm

Ontwikkelfasen in het bos

Ontwikkeling stadia De genoemde stadia volgen elkaar niet noodzakelijk op. Als gevolg van bijvoorbeeld bosbranden, stormen en/of menselijk ingrijpen (kaalkap) kan de ontwikkeling terugvallen naar een vroeger stadium of kan zich herhaling van hetzelfde stadium voordoen.

Kale fase Kruiden en grassen concurreren met eenjarige bomen en struiken. Ruigtevegetatie kunnen optreden. In productie bossen ontstaat deze fase meestal na (kaal)kap.

Jonge fase De houtige vegetatie groeit boven de kruiden en grassen uit. In een natuurlijk bos zijn de boompjes ontstaan door natuurlijke verjonging en in productiebossen door gestuurde natuurlijke verjonging of door planten. De jonge fase ontstaat meestal 1 tot 5 jaar na de kale fase.

Dichte fase De bomen vormen een gesloten vegetatie. Je spreek van het sluiting komen van de opstand. De lichtbehoevende kruiden en grassen verdwijnen langzaam. De kronen van de bomen lopen tot aan de grond. Als gevolg van lichtgebrek sterven de eerste onderste takken af. Meestal 5 tot 10 jaar na kale fase.

Stakenfase In deze fase is sprake van sterke lengtegroei. Onderlinge concurrentie is zo groot dat de kronen slank blijven en het sterven van de onderste takken op grote schaal plaatsvindt. Lange dunne stammen met een kleine kroon erop kenmerken deze fase. De eerste schaduw-tolerante planten (vaak varens) verschijnen. Meestal 10 tot 40 jaar na kale fase

Boomfase Ook wel volgroeide fase genoemd. Door de onderlinge concurrentie of door ingrijpen van de mens, is het aantal bomen sterk teruggelopen. Hierdoor kunnen de kronen en stammen van de winnende bomen veel groter en dikker worden. Door de gelaagdheid van het kronendak neemt de zijdelingse lichtinval toe. Hierdoor neemt de kans op een ontwikkeling van mos- kruid- en struiklaag toe. Meestal 40 tot 200 jaar na de kale fase

Aftakelingsfase In deze fase raken de bomen fysiek aan hun einde en sterven zij na verloop van tijd af. Het sterven van bomen kan soms jaren duren. Doordat niet alle bomen gelijke tijd en in hetzelfde tempo afsterven. Ontstaan hier en daar open plakken in het bos. Op de open plekken krijgen nieuwe plantensoorten weer een kans, in feite begint de cyclus opnieuw.

Ontwikkelings- of structuurfasen Aftake- lingsfase Kale fase jonge fase dichte fase stakenfase boomfase

Welke fase/stadium is dit?

Welke fase/stadium is dit?

Welke fase/stadium is dit?

Doel van de les Aan het eind van de les kun je: uitleggen wat successie is. de begrippen pionier- en climaxvegetatie uitleggen. de verschillen uitleggen tussen pionier- en climaxvegetatie. de ontwikkelfasen van een bos benoemen en herkennen.

Gelaagdheden in het bos

Gelaagdheid in het bos In een bos heb je te maken met twee soorten gelaagdheden. Horizontale gelaagdheid Verticale gelaagdheid

Horizontale gelaagdheid (1)

Horizontale gelaagdheid (2) Kern bestaat uit bomen Mantel bestaat uit struiken (veel stekelige en dicht vertakte heesters) Zoom bestaat uit kruidachtige begroeiing

Verticale gelaagdheid (1)

Verticale gelaagdheid (2) Kenmerkend voor de leefgemeenschap bos is de gelaagdheid van de vegetatie (verticale structuur). Afhankelijk van de standplaats komen in bos de volgende lagen of etages voor: Boomlaag Struiklaag Kruidlaag Strooisellaag / moslaag Schimmellaag

Beheerdoeltypen

Verschillende bosdoeltype Productiebos Recreatiebos Natuurbos

Productiebos Monocultuur Veel dezelfde leeftijd Weinig/geen gelaagdheden (dynamiek) Weinig/geen natuurwaarde Exoten, sterke verjonging

Recreatiebos Soorten diversiteit Markante bomen Mountainbike / ruiterroutes Wandelroutes Soorten diversiteit Soorten diversiteit Markante bomen Goed begaanbare wandelpaden Wandelroutes Recreatievoorzieningen Ruiter/mountainbikepaden

Natuurbos Verschillende leeftijden Gelaagdheden / dynamiek Doodhout Soorten diversiteit flora / fauna Doodhout staand / liggend (± 10%) Gelaagdheden (dynamiek) Inheemse soorten flora / fauna Verschillende leeftijden Gelaagdheden / dynamiek Doodhout Diversiteit J Tijssen 2008

Geïntegreerd bosbeheer Geïntegreerd bosbeheer: bosbeheer waarbij verschillende / meerdere doelen worden nagestreefd. Hierbij heb je te maken met hoofddoelen en nevendoelen. Bijvoorbeeld: geïntegreerd bosbeheer met als hoofddoel productie en nevendoelen recreatie. Diversiteit Natuurlijke leefomgeving Houtoogst Natuurwaarde Recreatie

Doel van de les Aan het eind van de les kun je: de ontwikkelfasen van een bos benoemen en herkennen. de gelaagdheden uit het bos benoemen en herkennen. Verschillende beheerdoelen benoemen. Kenmerken noemen die horen bij de beheerdoelen. Uitleggen wat geïntegreerd bosbeheer is.

PNV

PNV Potentieel Natuurlijke Vegetatie PNV hangt af van: Standplaats Abiotische factoren Biotische factoren PNV is niet hetzelfde als oorspronkelijke begroeiing in een gebied.