Het effect van een preventieve behandeling van latente tuberculose-infectie op de levenskwaliteit van de patiënt LIEN JESPERS VUB, 4de Master HAGK Prof. Sandrina Schol – Dr. Wouter Arrazola de Oñate – Dhr. Daniel Schuermans Introductie/context Onderzoeksvragen/materiaal en methodes Discussie Beïnvloedt de preventieve behandeling van latente tuberculose-infectie de levenskwaliteit van de patiënt afkomstig uit een grootstedelijke populatie? Men kan zich bij de preventieve behandeling van latente tuberculose-infectie enkele bedenkingen maken: het risico op actieve tuberculose neemt slechts met 70 tot 90 percent af en deze efficiëntie wordt verder gereduceerd door een teleurstellende therapietrouw. Bovendien evolueert slechts vijf tot tien percent naar actieve tuberculose. Enkel deze groep heeft baat bij de therapie, terwijl de kans op bijwerkingen voor iedereen blijft bestaan. Daartegenover staat dat men geen eradicatie van tuberculose kan betrachten zonder de dragers te behandelen. Er is dus stof tot discussie. Er waren geen statistisch significante verschillen, wat erop kan wijzen dat beide groepen een vergelijkbare levenskwaliteit hadden of dat een bestaand verschil niet kon aangetoond worden, gezien de kleine power van de studie. De patiënten scoorden globaal gezien echter lager op de mentale gezondheidsdomeinen, waarbij meerdere malen klinische relevantie werd bereikt. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de perceptie over gezondheid verandert bij mensen die behandeld worden voor chronische en subacute ziekten. Het werd beschreven dat de sociale en emotionele last in deze situatie de fysieke impact van de behandeling kan overstijgen. Dit werd nagegaan aan de hand van de SF-36v2, een gevalideerde vragenlijst om levenskwaliteit te kwantificeren, die werd ingevuld door patiënten onder preventieve behandeling en een controlegroep afkomstig uit een vergelijkbaar socio-economisch milieu. Statistische analyse werd verricht met de Mann-Whitney U Test en Mediaan Test. Bijkomend werd er een interview met de patiënten gedaan om hun perceptie van de behandeling te evalueren. Patiënten werden gerecruteerd via de VRGT, het UZ Brussel, het UMC Sint-Pieter en MediKuregem. Elk therapieschema kwam in aanmerking voor inclusie. Exclusiecriteria waren majeure comorbiditeit en minderjarig zijn. Resultaten Doelstelling Conclusie Er werden 253 personen gescreend, maar slechts 17 patiënten konden geïncludeerd worden in de studie. In de patiëntengroep had men meer last van fysieke pijn en scoorde men lager op enkele mentale gezondheidsdomeinen. Er werden geen statistisch significante verschillen genoteerd tussen beide onderzoeksgroepen, maar de verschillen lagen wel in de grootteorde van klinische relevantie. De interviews creëerden inzicht in de moeilijkheden die deze patiënten ervaren bij hun behandeling: de soms ontoereikende informatie-overdracht, de variërende fysieke en emotionele belasting van de behandeling,… De moeilijke bereikbaarheid van patiënten in grootsteden werd bevestigd. Om de balans tussen de voor- en nadelen van de therapie verder te verduidelijken, werd in deze pilootstudie het effect van de preventieve behandeling op de levenskwaliteit nagegaan. Met als doel op lange termijn te kunnen bijdragen aan breder onderbouwde evidence based guidelines. Wegens hun specifieke karakteristieken en proportioneel belang, werd in dit eerste onderzoek de grootstedelijke populatie onderzocht. Deze pilootstudie kon geen statistisch negatief effect van de preventieve behandeling van tuberculose op de levenskwaliteit aantonen, hoewel een aantal klinisch relevante verschillen dit wel suggereren. Verder onderzoek met een grotere populatie lijkt de moeite waard. De kennis opgedaan bij de kwalitatieve interviews kan geïmplementeerd worden in strategieën ter verbetering van de therapiesupervisie. lienjespers@hotmail.com