Exodus 1:1-6:1 Jesaja 27:6-28:13; 29:22-23 Lukas 5:12-39 Parasjah Shemot Exodus 1:1-6:1 Jesaja 27:6-28:13; 29:22-23 Lukas 5:12-39
Exodus 1 : 1 – 4 1 Dit nu zijn de namen van de zonen van Israël, die met Jakob naar Egypte waren gekomen. Ieder kwam er met zijn gezin: 2 Ruben, Simeon, Levi en Juda; 3 Issaschar, Zebulon en Benjamin; 4 Dan, Naftali, Gad en Aser.
1 Samuel 25 : 25 25 Laat mijn heer toch geen aandacht schenken aan deze verdorven man, aan Nabal, want zoals zijn naam is, zo is hij: Nabal is zijn naam en er is dwaasheid in hem. Maar ik, uw dienares, heb de knechten van mijn heer, die u gezonden hebt, niet gezien.
Spreuken 22 : 1 1 Een goede naam is verkieslijker dan grote rijkdom, goede gunst dan zilver en dan goud.
Prediker 7 : 1 1 Een goede naam is beter dan goede olie
Titus 3 : 9 9 Maar ontwijk dwaze vragen, geslachtsregisters en ruzies en strijdvragen over de wet, want die zijn nutteloos en zinloos.
Timotheüs 1 : 3 – 5 3 Ik herinner u eraan hoe ik u, toen ik naar Macedonië reisde, ertoe opgeroepen heb in Efeze te blijven om sommigen te bevelen geen andere leer te onderwijzen, 4 zich ook niet bezig te houden met verzinsels en eindeloze geslachtsregisters, die meer twistgesprekken opleveren dan door God gewerkte opbouw in het geloof.
Timotheüs 1 : 3 – 5 5 Het einddoel nu van het gebod is liefde die voortkomt uit een rein hart, een goed geweten en een ongeveinsd geloof.
Hebreeuws HSV Nederlands אדם Adam Mens שת Seth Is geplaatst אנוש Enos Sterveling קינן Kenan Verdriet מהללאל Mahaleleël Gezegende God ירד Jered Zal neerdalen חנוך Henoch Onderwijzing/Gezalfde מתושלח Methusalach Zijn dood brengt למך Lamech Smaken נח Noach Rust/troost
Boodschap De mens is als sterveling geplaatst [in] verdriet. God zij geprezen! Hij zal Zijn Gezalfde doen neerdalen. Zijn dood zal kracht, rust en vertroosting zenden.
Genesis 29 : 31 – 35 31 Toen de HEERE zag dat Lea minder geliefd was, opende Hij haar baarmoeder; Rachel daarentegen was onvruchtbaar. 32 Lea werd zwanger en baarde een zoon. Zij gaf hem de naam Ruben. Want, zei zij, de HEERE heeft mijn verdrukking gezien. Voorzeker, nu zal mijn man mij liefhebben. 33 Lea werd weer zwanger en baarde een zoon. Zij zei: Omdat de HEERE gehoord heeft dat ik minder geliefd ben, heeft Hij mij ook
Genesis 29 : 31 – 35 deze zoon gegeven. Zij gaf hem de naam Simeon. 34 Nogmaals werd zij zwanger en baarde een zoon. Zij zei: Nu, ditmaal, zal mijn man zich aan mij hechten; ik heb hem immers drie zonen gebaard. Daarom gaf men hem de naam Levi. 35 Weer werd zij zwanger en baarde een zoon. Zij zei: Ditmaal zal ik de HEERE loven. Daarom gaf zij hem de naam Juda. Toen hield zij op met baren.
Genesis 30 : 1 – 13 1 Toen Rachel merkte dat zij Jakob geen kinderen baarde, werd Rachel jaloers op haar zuster en zei tegen Jakob: Geef mij kinderen, en zo niet, dan sterf ik. 2 Toen ontstak Jakob in woede tegen Rachel en hij zei: Neem ik soms de plaats in van God, Die jou de vrucht van de schoot onthouden heeft? 3 Daarop zei ze: Zie, hier is mijn slavin Bilha; kom bij haar, zodat zij op mijn knieën zal
Genesis 30 : 1 – 13 baren en ook ik uit haar nageslacht zal krijgen. 4 Zo gaf zij hem haar slavin Bilha tot vrouw, en Jakob kwam bij haar. 5 En Bilha werd zwanger en baarde Jakob een zoon. 6 Toen zei Rachel: God heeft mij recht verschaft. Ook heeft Hij naar mijn stem geluisterd en mij een zoon gegeven. Daarom gaf zij hem de naam Dan.
Genesis 30 : 1 – 13 7 En Bilha, Rachels slavin, werd opnieuw zwanger en baarde Jakob een tweede zoon. 8 Toen zei Rachel: Ik heb een zware strijd met mijn zuster gevoerd, en ik heb ook gewonnen. Daarom gaf zij hem de naam Naftali. 9 Toen Lea merkte dat zij ophield met kinderen baren, nam zij haar slavin Zilpa en gaf haar aan Jakob tot vrouw. 10 En Zilpa, de slavin van Lea, baarde Jakob een
Genesis 30 : 1 – 13 zoon. 11 Toen zei Lea: Het geluk is gekomen! En zij gaf hem de naam Gad. 12 Vervolgens baarde Zilpa, de slavin van Lea, Jakob een tweede zoon. 13 Toen zei Lea: Wat ben ik gelukkig! Want de vrouwen zullen mij gelukkig prijzen. En zij gaf hem de naam Aser.
Genesis 30 : 17 – 24 17 En God verhoorde Lea; zij werd zwanger en baarde Jakob een vijfde zoon. 18 Toen zei Lea: God heeft mij beloond, omdat ik mijn slavin aan mijn man gegeven heb. En zij gaf hem de naam Issaschar. 19 Lea werd opnieuw zwanger en zij baarde Jakob een zesde zoon. 20 Lea zei toen: God heeft mij, ja mij, een mooi geschenk gegeven; ditmaal zal mijn man bij míj komen wonen, want ik heb hem zes zonen
Genesis 30 : 17 – 24 gebaard. En zij gaf hem de naam Zebulon. 21 Daarna baarde zij een dochter en gaf haar de naam Dina. 22 God dacht ook aan Rachel en God verhoorde haar. Hij opende haar baarmoeder 23 en zij werd zwanger en baarde een zoon. Toen zei ze: God heeft mijn schande weggenomen! 24 Zij gaf hem de naam Jozef en zei: Moge de HEERE mij nog een zoon geven!
Genesis 35 : 16 – 18 16 Zij braken op uit Bethel. Toen zij nog maar een kleine afstand af hoefden te leggen om bij Efrath te komen, baarde Rachel, en zij had het zwaar tijdens het baren. 17 En het gebeurde, toen zij het zo zwaar had tijdens het baren, dat de vroedvrouw tegen haar zei: Wees niet bevreesd, want ook deze keer hebt u een zoon! 18 En het gebeurde, toen haar ziel het lichaam verliet, want zij stierf, dat zij hem de
Genesis 35 : 16 – 18 naam Ben-oni gaf. Zijn vader gaf hem echter de naam Benjamin.
Genesis 35 : 23 – 26 23 De zonen van Lea: Ruben, de eerstgeborene van Jakob, en daarna Simeon, Levi, Juda, Issaschar en Zebulon. 24 De zonen van Rachel: Jozef en Benjamin. 25 Verder de zonen van Bilha, de slavin van Rachel: Dan en Naftali. 26 En de zonen van Zilpa, de slavin van Lea: Gad en Aser. Dit zijn de zonen van Jakob, die hem in Paddan-Aram geboren zijn.
Naam Betekenis Hebreeuws Ruben Zie de zoon ראובן Simeon horende met aanneming שמעון Levi aankleven/we moeten aan Hem plakken לוי Juda geprezen/geloofd יהודה Issaschar hij heeft het loon bij zich יששכר Zebulon hij woont onder ons זבלון Jozef hij zal toevoegen יוסף Benjamin zoon der rechterhand בנימין Dan gericht, rechter דן Nafthali strijd, streven ונפתלי Gad goed geluk גד Aser rijkdom, blijdschap אשר
Boodschap Zie de Zoon, hoor Hem, verkleef aan Hem en dank Hem; Hij brengt het loon; Hij woont onder ons en voegt toe, de Zoon van Zijn Rechterhand, de Rechter in de strijd die geluk en blijdschap brengt.
יהוה אדני אלהים יְהוָה אֲדֹנָי יֱהוִה אֱלֹהִים YHWH Adonai Elohim HEERE Heere God
Exodus 20 : 7 7 U zult de Naam van de HEERE, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HEERE zal niet voor onschuldig houden wie Zijn Naam ijdel gebruikt.
Leviticus 24 : 16 16 Wie de Naam van de HEERE lastert, moet zeker ter dood gebracht worden. Heel de gemeenschap moet hem zeker stenigen. Zowel de vreemdeling als de ingezetene moet zeker gedood worden als hij de Naam gelasterd heeft.
Genesis 15 : 2 2 Toen zei Abram: Heere HEERE, wat zult U mij dan geven, aangezien ik kinderloos heenga en de bezitter van mijn huis deze Eliëzer uit Damascus zal zijn?
יהוה אדני אלהים יְהוָה אֲדֹנָי יֱהוִה אֱלֹהִים YHWH Adonai Elohim HEERE Heere God
Joël 2 : 31 – 32 31 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voor die dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende. 32 Het zal geschieden dat ieder die de Naam van de HEERE zal aanroepen, behouden zal worden. (zie ook : Handelingen 2 : 20 – 21)
Johannes 17 : 26 26 En Ik heb hun Uw Naam bekendgemaakt, en zal die bekendmaken, opdat de liefde waarmee U Mij hebt liefgehad, in hen is, en Ik in hen.
Johannes 16 : 23 - 27 23 En op die dag zult u Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam, zal Hij u geven. 24 Tot nu toe hebt u niets gebeden in Mijn Naam; bid, en u zult ontvangen, opdat uw blijdschap volkomen zal worden. 25 Deze dingen heb Ik in beeldspraak tot u gesproken, maar de tijd komt dat Ik niet meer in beeldspraak tot u spreken zal, maar u
openlijk de dingen over de Vader zal verkondigen openlijk de dingen over de Vader zal verkondigen. 26 Op die dag zult u in Mijn Naam bidden, en Ik zeg u niet dat Ik de Vader voor u vragen zal, 27 want de Vader Zelf heeft u lief, omdat u Mij hebt liefgehad en hebt geloofd dat Ik van God ben uitgegaan.
Exodus 3 : 13 – 15 13 En Mozes zei tegen God: Zie, wanneer ik bij de Israëlieten kom en tegen hen zeg: De God van uw vaderen heeft mij naar u toe gezonden, en zij mij zeggen: Wat is Zijn Naam? Wat moet ik dan tegen hen zeggen? 14 En God zei tegen Mozes: IK BEN DIE IK BEN. Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden.
Exodus 3 : 13 – 15 15 Toen zei God verder tegen Mozes: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: De HEERE, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob, heeft mij naar u toe gezonden. Dit is voor eeuwig Mijn Naam, dit is Mijn Naam ter gedachtenis, van generatie op generatie.
Handelingen 4 : 12 12 En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden.
Johannes 10 : 3 en 27 Voor hem doet de deurwachter open en de schapen horen zijn stem, en hij roept zijn eigen schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten. 27 Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij.
Johannes 10 : 26 26 Maar u gelooft niet, want u bent niet van Mijn schapen, zoals Ik u gezegd heb.
Lukas 12 : 8 8 En Ik zeg u: Ieder die Mij belijden zal voor de mensen, die zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen van God.
Openbaringen 3 : 5 5 Wie overwint, zal bekleed worden met witte kleren en Ik zal zijn naam beslist niet uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen.
Openbaringen 21 : 27 27 Al wat onrein is, zal er niet inkomen, en ook niemand die zich bezighoudt met gruwelen en leugens, maar alleen zij die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam.
Openbaringen 2 : 17 17 Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Aan wie overwint, zal Ik van het verborgen manna te eten geven, en Ik zal hem een witte steen geven met op die steen een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan wie hem ontvangt.
Openbaringen 3 : 12 12 Wie overwint, hem zal Ik tot een zuil in de tempel van Mijn God maken, en hij zal daaruit niet meer weggaan. En Ik zal de Naam van Mijn God op hem schrijven en de naam van de stad van Mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat neerdaalt uit de hemel, bij Mijn God vandaan, en Mijn nieuwe Naam.