HOOFDSTUK 1 NEDERLAND VAN 1848 TOT 1914

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Staatsinrichting 1 Veranderingen herkennen/ beschrijven die in 1848 werden doorgevoerd in het kiesrecht door de liberalen o.l.v. Thorbecke.
Advertisements

Het Landsbestuur 4.1 Regering 4.2 Parlement 4.3 Provincie en gemeente
Politiek, diverse zaken aan de orde
Maatschappijleer 1 Nadya Karim
Rechtsstaat en democratie
De staatsinrichting van Nederland.
QUIZ Katern Politiek.
Het Politiek Systeem Civitas Hoofdstuk 8
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Kenmerk 30 De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en taatsburgerschap Les 2: Verloop van.
19de eeuw(1.5 en 4.2) In 1813 komt de zoon van Willem V terug als soeverein vorst(na nederlaag Napoleon) als koning Willem I Er komt een nieuwe grondwet.
Staatsinrichting van Nederland
Hoofdstuk 6 Democratisering
18de eeuw Halverwege de 18de eeuw kwam de Verlichting (zie aantekeningen bij hoofdstuk 7 ) Vrijheidsrechten Verlichtingsfilosofen gingen uit van het idee.
De 19e eeuw Nederland.
Ontwikkeling van politieke rechten.
Democratie in Nederland
Regels zijn regels.
1. Politici moeten zich zo min mogelijk bemoeien met de rechter.
Parlementaire democratie
Staatsinrichting van Nederland
4.2: De geschiedenis van de NL democratie
Een nieuw koninkrijk Paragraaf 5.1.
Herhaling Staatsinrichting
De Nederlanden: van republiek tot parlementaire democratie
4.2: De geschiedenis van de NL democratie Nakijken HC Opdracht vorige les afronden Huiswerk.
Het Volk 2e Kamer 150 leden 1e Kamer 75 leden Directe verkiezingen
De liberale revolutie in 1848
Wat moet je weten aan het einde van de les?
-Wat moet je weten aan het einde van de les?
Vrijheid en democratie De opmars van het parlement
Par 7.2 Van Republiek naar parlementaire democratie 4 De Nederlanden.
-Scheiding der machten -Gekozen parlement -Verlichte ideeën
Koning Willem II Zoon van de krachtdadige Willem I Was in 1848 bang zijn koningschap te verliezen Werd in één nacht liberaal Stemde in met de liberale.
In 1568 begint Willem van Oranje een opstand tegen Spanje
Van gewesten naar eenheidsstaat
Politiek – maatschappelijke stromingen:
Waarom stemde de Nederlanders, voor WOII, niet op de NSB
H8.3 Burgers aan de macht: Frankrijk
5.3 Democratie in Nederland Tijd van burgers en stoommachines
Revolutie in Nederland De tijd van pruiken en revoluties.
H7 Pruiken en revoluties§7.2 Het ancien régime Wat moet je weten aan het einde van de les? -Hoe Frankrijk er politieke en economisch voorstond in de 18.
Historische overzicht Bataafse Revolutie
Deze les: Uitleggen rechtsstaat Maken opdrachten.
De tijd van burgers en stoommachines H10 Politieke strijd en emancipatie Vroegmoderne tijd 19 e eeuw Paragraaf 10.1 ‘Conservatisme en liberalisme’
Staatsinrichting Wie is de baas van Nederland? ©Tom Verbeek sep 2010.
Tijdvak 7 De tijd van pruiken en revoluties Paragraaf 8.3 Burgers aan de macht.
Staatsinrichting van Nederland (deel 2)
Burgers en stoommachines 4.4 Democratie in Nederland
Staatsinrichting van Nederland (deel 1)
De tijd van de pruiken en de revoluties
Regenten en vorsten 2.1 Machthebbers in Europa
De Grondwet van 1848.
Het Parlement Paragraaf 6.
Democratie in Nederland
…..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over de Nederland; rechts-staat en democratie De powerpoint bevat de basisstof die je moet kennen om het centraal.
Context 4 Verlichtingsideeën en de democratische revoluties
Regenten en vorsten 3.1 Machthebbers in Europa
De grondwet Paragraaf 4 politiek.
Blok 2 Vrijheid in Nederland
Pruiken en revoluties 4.4 Revolutie in Nederland
VROEG MODERNE TIJD De democratische revoluties is westerse landen, discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.
1. Politici moeten zich zo min mogelijk bemoeien met de rechter.
1.1 DE NEDERLANDSE STAATSINRICHTING NU
Het Koninkrijk der Nederlanden
Cursus 3.3 Hoe zijn rechten en plichten geregeld? Klas 2 BK Lesweek 3
Cursus 3.3 Hoe zijn rechten en plichten geregeld? Klas 2 KGT Lesweek 3
Regering en parlement Regering en parlement Machten… Machten…
Aantekening van: Wie is de baas
Transcript van de presentatie:

HOOFDSTUK 1 NEDERLAND VAN 1848 TOT 1914 1.2 DE GRONDWET VAN 1848 HOOFDSTUK 1 NEDERLAND VAN 1848 TOT 1914

DE REPUBLIEK DER 7 VERENIGDE NEDERLANDEN 1588 -1795  Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden  Republiek werd bestuurd door regenten en stadhouder uit huis van Oranje  Machtigste man van Nederland  Laatste stadhouder = Willem V  Vlucht voor de Fransen naar Engeland in 1795

VAN REPUBLIEK NAAR KONINKRIJK 1795 – 1813  Franse Tijd  Na nederlaag van Napoleon bij Leipzig in 1813  Koninkrijk der Nederlanden  1e koning = zoon van stadhouder Willem V  Willem I Nederland wordt constitutionele monarchie

KONING WILLEM I 1813 - 1840 Taken vastgelegd in grondwet Koning heeft veel macht Willem I is staatshoofd en regeringsleider Ministers zijn zijn dienaren Willem I geeft opdracht om wetten uit te voeren aan ministers Willem I benoemt en ontslaat ministers Willem I benoemt leden van de 1e Kamer Willem I regeert bij Koninklijk Besluit, waardoor hij zijn plannen niet met 2e Kamer hoeft te bespreken

STATEN-GENERAAL 1813-1848 Parlement = volksvertegenwoordiging Niet gekozen 1e kamer benoemd door de koning 2e kamer benoemd door Provinciale Staten  Benoemd door besturen van steden en dorpen  Rijke families 1815 Staten-Generaal in Brussel

OPKOMST VAN DE LIBERALEN VANAF 1825 Liberalen afkomstig uit hogere burgerij: Betalen veel belasting geen politieke macht Liberalen eisen: Censuskiesrecht om parlement te kiezen Parlement beslist over plannen van regering Burgerlijke vrijheden, zoals vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid Economische vrijheden

HET REVOLUTIEJAAR 1848 Overal in Europa revoluties door hogere burgerij, die politieke macht willen. Willem II geeft opdracht voor EEN nieuwe grondwet aan de liberaal Thorbecke Reden = Willem II wil revolutie in NL voorkomen en deel macht behouden 1848 Volksoproer op de dam in Amsterdam

DE GRONDWET VAN THORBECKE 1848 Liberaal karakter (Thorbecke): Vrijheidsrechten = klassieke grondrechten Politieke verhoudingen tussen koning, ministers en parlement veranderen Censuskiesrecht Koning verliest macht door: Verkiezing 1e kamer door Provinciale Staten censuskiesrecht Ministeriële verantwoordelijkheid In grondwet staan belangrijkste rechten en plichten van het volk en de spelregels van ons bestuur

MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID DE KONING IS ONSCHENDBAAR Ministers moeten verantwoording afleggen voor eigen daden aan 2e kamer en niet meer aan de koning Ministers moeten verantwoording afleggen voor daden van koning aan 2e kamer  De koning is onschendbaar Dus koning krijgt minder macht en regering en 2e kamer krijgen meer macht

CENSUSKIESRECHT 1 Alleen mannen, die veel belasting betaalden, mochten stemmen; zij waren succesvol en dus geschikt om over belangrijke zaken te beslissen In tegenstelling tot de armen, die vaak analfabeet waren en vrouwen

CENSUSKIESRECHT 2 DIRECT GEKOZEN INDIRECT GEKOZEN Gemeenteraad Provinciale Staten Tweede Kamer Eerste Kamer door Provinciale Staten

PARLEMENT Parlement = volksvertegenwoordiging = Staten-Generaal S-G bestaat uit Eerste en Tweede Kamer Parlement heeft hoogste macht in NL; zij controleren de regering Tweede Kamer heeft 150 leden Eerste kamer heeft 100 leden Tweede Kamer belangrijker dan Eerste Kamer, omdat: Tweede Kamer heeft meer rechten en wordt direct gekozen Eerste Kamer heeft minder rechten en wordt indirect gekozen

RECHTEN VAN HET PARLEMENT CONTROLERENDE RECHTEN WETGEVENDE RECHTEN Recht van enquête (1e en 2e Kamer) Recht van interpellatie (1e en 2e Kamer) Recht van budget (1e en 2e Kamer) Recht van amendement (2e Kamer) Recht van initiatief (2e Kamer)

KLASSIEKE GRONDRECHTEN 1848 Klassieke grondrechten = vrijheidsrechten Doel klassieke grondrechten in grondwet  Burgers beschermen tegen overheid Recht op gelijke behandeling (art. 1) Vrijheid van meningsuiting Vrijheid van drukpers Vrijheid van vereniging en vergadering Vrijheid van godsdienst  scheiding van kerk en staat Vrijheid van onderwijs